KNLC Maatschap of pacht? Grondbeleid in discussie in K.N.L.C. J-fPT Hof Amsterdam heeft beslist dabde onder- havige overeenkomst een pachtovereenkomst was. De landbouwer R had volgens dit Hof van X het land in gebruik gekregen tegen een tegenpres tatie van 7.000,tot 8.000,Als men land 21 mm Vraagstukken rondom bestemming en gebruik van cultuurgrond vormden de hoofdschotel van de vergadering van het hoofdbestuur van het Kon. Ned. Landbouw-Comité op 6 januari 1970. De voorzitter kon bij de aanvang als nieuwelin gen welkom heten het hoofdbestuurslid jhr. J. W. Steengracht van Oostcapelle, voorzitter van het U.LG., en de heer W. Boomsluiter, direkteur van het algemeen pedagogisch bureau. Bij de jaarwisseling was het mandaat van twee dagelijks-bestuursleden, de heren W. J. Lokhorst te Driel en ir. J. Prins te Goes, vervallen; beiden wer den herbenoemd. De heer Lokhorst was als onder voorzitter niet herkiesbaar en in die kwaliteit werd de heer ir. G. J. A. Bouma zijn opvolger. GRONDBELEID Zoals gezegd besteedde het hoofdbestuur aan de hand van een aantal conclusies van de grondge bruikscommissie veel aandacht aan het zich steeds sterker opdringende complex vraagstukken van grondbehoefte voor allerlei doeleinden en beheer sing van de landbouwproduktie. Het hoofdbestuur meent dat de landbouw begrip heeft en toont voor het belang van natuur- en landschapsbescherming en recreatie bij verschillende stukken cultuur grond. De landbouw is bereid om daaraan onder bepaalde voorwaarden tegemoet te komen; hij aan vaardt ook dat zodoende medegewerkt wordt aan een zekere produktiebeheersing. Beperking van de voortbrenging van sommige produkten kan een be trekkelijk kortstondige noodzaak blijken. Productiebeperking kan echter geen grondslag zijn voor een beleid op langere termijn voor de ver betering van de landbouw. Daarom zal een duide lijke scheiding moeten worden gemaakt tussen te conserveren streken en gebieden, waar land- en tuinbouw volop voor de toekomst worden uitgerust. In de eerstgenoemde streken zal zoveel mogelijk tot aankoop vanwege overheden e.a. moeten wor den overgegaan, waarbij ook aan een annuïteiten stelsel ware te denken. Het resultaat van de thans aan de gang zijnde studie over z.g. beheersovereenkomsten wordt met belangstelling tegemoet gezien. Gewaakt moet worden tegen een systeem, dat de grond na ver loop van tijd zo goed als waardeloos maakt. Voor onttrekking van cultuurgrond aan het vol ledige agrarische gebruik op wat kleinere schaal kan de ruilverkavelingswet worden toegepast. Door middel van een aktieve grondverwervings- politièk (ook met een betere saneringsregeling) moet worden gezorgd dat het overwegende zuivere- landbouwdeel voor de toekomst goed wordt inge richt. Het hoofdbestuur meent, dat het tegen vergoe ding uit de landbouwproduktie nemen van grond voor herstel van de markt oo kortere termijn wel denkbaar is, maar dan als E.E.G.-maatregeï. VOORLICHTING Het hoofdbestuur verenigde zich met de conclu sies van de voorlichtingscommissie, die zich ge bogen had over toekomstige positie van de agra- risch-sociale en de economisch-sociale voorlichting, uitgaande van de landbouworganisaties. Er is geen aaideiding om de opzet van deze voorlichting wezenlijk te veranderen. Zij zal moeten blijven aansluiten bij het bestaande organisatiepatroon met een coördinerende taak van de provinciale ra den voor de bedrijfsontwikkeling en de hoofdinge- nieur-direkteur van de Rijksvoorlichting. Bedrijfsontwikkelingsvoorlichting is niet alleen een zaak van de overheid. Gewaakt dient te wor den tegen vermenging van de taken van overheid en landbouworganisaties op dit terrein, al zal uiter aard voor het nodige samenspel moeten worden gezorgd. Met alle begrip voor de noodzaak van samenwerking en stroomlijning is het hoofdbestuur van oordeel dat de landbouworganisaties de be langrijke voorlichtingsaktiviteit moeten kunnen blijven ontplooien zoals tot nu toe het geval was. BEDRIJFSSEKTOREN De rampzalige toestand in de fruitteelt kwam uiteraard ook weer ter sprake. Geconcludeerd werd, dat nogmaals een beroep op de minister zou moeten worden gedaan om de overbruggingsrege ling te verruimen. In de akkerbouwsektor kregen de pootaardappelen de aandacht, met name dan het voorgestelde nieuwe garantiebei eid voor oogst 1970. Bedenkingen werden g«uit tegen een ver hoging van overnameprijzen, die bedoeld is om de kostenontwikkeling op de voet te volgen; het gaat hier om minimumprijzen. Men was het zover eens dat het fonds voldoende moet worden gevoed om toekomstige tegenslagen te kunnen opvangen. In dit verband werden ook de nadelen van het nieuwe aardappelmoeheidsbeleid ter sprake gebracht. Wat de veehouderij betreft werden de bezwaren besproken, die ook al in de veehouderijcommissie naar voren waren gekomen tegen de strakke toe passing van de wettelijke voorschriften inzake het gebruik van antibiotica en de uitoefening van de diergeneeskunst. Nagegaan moet worden of het mogelijk kan worden dat eenvoudige handelingen, zoals het toedienen van antibiotica e.d., ook door niet-dierenartsen gebeuren, zulks vooral ten ge rieve van vele rundvee- en veredelingsbedrijven. ANDERE ZAKEN Wij noemen nog de bespreking van het standpunt van de afdeling sociale aangelegenheden over de loon voorstellen van de werknemersorganisaties voor het contractjaar 1970/71. Voorts de instem ming, die het hoofdbestuur in grote lijnen kon be tuigen met een door het Landbouwschap ontwor pen urgentieprogramma. En tenslotte de tevredenheid, die het hoofdbe stuur uitsprak over het in Brussel bereikte akkoord over de E.E.G.-financiering, welk akkoord uitzicht biedt op een vruchtbaar voortgaan bij de verdere voltooiing, versterking en uitbreiding van de E.E.G RECTIFICATIE Tot onze spijt is in het artikel van vorige week betreffende de omschakelingspremie regeling een fout geslopen. Aan het eind van dit artikel staat ni vermeld, dat zij die ge bruik van deze omschakelingspremieregeling willen maken tevens gebruik kunnen maken van de saneringsregeling van het O.- eh S.- fonds. Dit is echter niet mogelijk. Bij gebruikmaking van de omschakelings premieregeling moet men het bedrijf in stand houden en i.p.v. melkvee eenzelfde aantal grootvee-eenheden mestvee aanhouden. Wel is het denkbaar dat in sommige ge vallen de mogelijkheid bestaat, dat naast de omschakelingspremieregeling tevens van een andere regeling van het O.- en S.-fonds ge bruik kan worden gemaakt. Dit geldt echter beslist niet in zijn algemeenheid, maar ieder geval zal daarbij op zijn eigen merites beke ken worden. v. d. T. de eerste aflevering in 1970 van de Beslis singen in Belastingzaken is een uitspraak gepubliceerd van het Hof te Amsterdam, die be- trekking had op een geschil tussen de inspecteur van successie en een erfgename van o.a. een boer derijtje. Het ging over de waarde daarvan voor het successierecht. Eerst in het kort de feiten waarover het geschil liep. Op 23 juni '67 overleed mijnheer X. Tot zijn na latenschap behoorden bedrijfsgebouwen en bouw land groot ISha. De heer X had in 1961 een overeenkomst gesloten met een zekere R., een land bouwer. X en R hadden dit een maatschapsover eenkomst genoemd. X bracht in die maatschap in het gebruik van gebouwen en land, R zijn arbeids kracht. R mocht verder alle handelingen verrich ten die voor het goed functioneren van de maat schap nodig waren. Voor sommige handelingen zo als gewassenkeuze, geldleningen aangaan, perso neel benoemen en ontslaan had R de toestemming van X nodig. De winst van de maatschap zou door beiden gelijk worden verdeeld met deze beper king dat X elk jaar tenminste 7.000,— en ten hoogste 8.000,zou ontvangen. O ET geschil tussen de inspecteur en de erfge naam liep nu over de vraag of deze over eenkomst nu een maatschapsovereenkomst of een pachtovereenkomst was. Of misschien wel allebei! De vraag of het nu het één of het ander was, had grote betekenis voor het successierecht. Als het een maatschap was, dan was er sprake van vrije grond en taxateurs hadden vastgesteld dat die dan een waarde had van f213.794,Als het verpachte grond was bedroeg de waarde maar f 117.000, dus ruim, 96.000,minder. Dat maakt uiteraard 1nogal verschil voor het te BETALEN bedrag aan successierechten. De erfgename beweerde dat de overeenkomst zowel een maatschapsovereenkomst als een pacht overeenkomst was. Over de vraag of dit mogelijk is, wordt in ons land door de rechtsgeleerde schrij vers over de Pachtwet verschillend geoordeeld. Er zijn er die zeggen dat een overeenkomst niet tege lijk een pachtovereenkomst en een maatschaps overeenkomst kan zijn. Anderen zeggen dat dit wél kan. De inspecteur sloot zich aan bij de eerste groep. Volgens hem kannen deze overeenkomsten niet sa mengaan. Hij meende verder dat er sprake was van een maatschapsovereenkomstomdat volgens de zogenaamde maatschapsakte voor sommige han delingen de toestemming van X nodig was. Dit hield volgens de inspecteur in dat X mede-exploitant uxis. Dat kan men niet zijn als men verpachter is. in gebruik krijgt voor landbouwdoeleinden tegen een tegenprestatie is er volgens de Pachtwet een pachtovereenkomst. Het doet er daarbij niet toe welke r mm men aan het contract geeft, naar wat wezenlijk overeengekomen is, kijkt men, als men probeert vast te stellen met wat voor soort con tract men te maken heeft. Aan wat de acte zei over de toestemmingen die X moest geven kende het Hof geen betekenis toe. Het was n.l. gebleken dat daar ooit om was gevraagd of dat X op zijn recht om toestemming te geven of te weigeren ooit een beroep had gedaan. Die bepaling was dus niets meer dan een papieren zaak. Van die soort bepa lingen moet de rechter als regel niet veel hebben. I ïE erfgename kwam er dus in deze zaak goed *- af. Over de kwestie of maatschap en pacht samen kunnen gaan of niet, heeft het Hof zich niet uitdrukkelijk uitgelaten. Voor haar was het vol doende dat in dit geval in wezen sprake was van een pachtovereenkomst. Persoonlijk zijn wij van mening dat er het mees te te zeggen valt voor de opvatting dat pacht en maatschap elkaar uitsluiten. Het zijn o.i. twee ver schillende rechtsfiguren waarbij de wet voor de maatschapsovereenkomst aan de partijen een grote vrijheid laat bij het vaststellen van de bepalingen waaronder zij willen samenwerken. De Pachtwet bevat veel dwingend rechtd.w.z. recht waarvan partijen niet mogen afwijken. Op deze praktische grond al menen wij dat deze twee overeenkomsten onverenigbaar behoren te zijn. Overigens is het wezenlijke verschil dat maat schap op samenwerking gericht is en dat pacht dit niet is. Dit verschil is m.i. zo groot dat een overeen komst of het ene of het andere is, maar geen ..alle bei" kan zijn! PAAUWE.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1970 | | pagina 23