Landbouw en industrie
D°°R
Definitieve oogstraming akkerbouwgewassen 1969
UIT deze cijfers blijkt o.m. dat de totale graanproduktie geraamd wordt op 1,61 miljoen ton tegen 1,65
miljoen ton in 1968. De oogstcijfers van tarwe zijn gelijk aan die van verleden jaar. Van de ruim
150.000 ha is een normaal rendement van 4400 kg/ha verkregen, waardoor de produktie weer op het niveau
van 680.000 is gekomen. Ook de produktie van gerst is gelijk aan die van 1968 (389.000 ton). Van het klei"
nere areaal is namelijk een hogere gemiddelde opbrengst per ha afgekomen (3900 kg/ha).
19
OVER U MAAR ZONDER U
IN deze tijd waarin zoveel gesproken wordt
over inspraak en medezeggenschap is het
«naar een vreemde zaak dat de georganiseerde
Sand- en tuinbouw welbewust buiten de deur ge
houden wordt van de adviescommissie van de ge
meente Vlissingen. Een commissie die het gemeen
tebestuur moet adviseren bij het beoordelen van
een aanvrage tot het verlenen van een hinderwet
vergunning van een industriële (chemische) vesti
ging. Temeer een vreemde gang van zaken omdat
deze commissie ook adviseert over de voorwaar
den die gesteld moeten worden waaraan het te ves
tigen bedrijf moet voldoen wanneer het gaat om de
uitstoot van gevaarlijke .stoffen als fluor en SO2
enz. Dit terwijl het juist de land- en tuinbouw zijn
die in eerste instantie en in hoge mate de nadelige
gevolgen in hun produktie ondervinden van deze
schadelijke stoffen.
In de vorige week gehouden jaarvergadering van
de Stichting Gezondheidsdienst voor Dieren in
Zeeland heeft de direkteur Dr. J. Tesink nog weer
eens nadrukkelijk op het ontbreken van enige in
spraakmogelijkheden van landbouwzijde gewezen
bij bijvoorbeeld de industrialisatie in het Sloege-
bied. De deskundigen van de landbouw op het ge
bied van de milieuhygiëne, zo stelde Dr. Tesink,
hebben ondanks herhaald aandringen géén toe
gang tot de vergaderingen van de adviescommis
sie! Wanneer bedoelde landbouwdeskundigen van
meet af aan lee hadden kunnen spreken over bijv.
de vestiging van Pechiney, hadden deze reeds tijdig
met nadruk kunnen wijzen op de gevaren aan deze
vestiging verbonden voor plant en dier. Van die
zijde had men dan voorstellen kunnen doen ter be
perking van het schadegebied, onder meer door
het inrichten van een groenzone rondom Pechiney.
F)R. TESINK verwees in zijn inleiding naar de
becijferde agrarische produktiewaarde van
de strook om het Sloegebied van circa 20 miljoen
gulden en het door hem en ir. Prins uitgebrachte
rapport over de te verwachten gevolgen van de
Pechineyvestiging in dit gebied. Met instemming
zei Dr. Tesink kennis genomen te hebben van de
door de gemeente Vlissingen en Pechiney inge
stelde technische werkgroep die zo streng moge
lijke voorwaarden zal moeten opstellen ter voor
koming van lucht-, water- en bodemverontreiniging.
De land- en tuinbouw verwacht en moet dit ook
eisen dat zijn deskundigen door deze werkgroep
worden geraadpleegd evenals meteorologen van
het K.N.M.I. Aan de Pechineyvestiging wordt te
recht veel aandacht besteed. Soms wellicht op een
te emotionele wijze. Ik dacht, aldus Dr. Tesink, dat
een ieder ermee gediend is wanneer strikt zakelijk
wordt verder gewerkt.
het rumoer om Pechiney moet evenwel
het andere fluoruitstotende bedrijf in het
Sloegebied, Hoechst, niet uit het oog worden ver
loren. Dr. Tesink wees er op dat begin oktober in
genomen grasmonsters voor het dier schadelijke
hoeveelheden fluor werden aangetroffen tot op een
afstand van ruim 4 km van de vestiging. Daarna
heeft de fabriek haar capaciteit yerdubbeld terwijl
een verdere uitbreiding in het voornemen ligt! Wij
kunnen daarover dan ook zeker niet gerust zijn.
Ook hier de vraag: waarom is landbouw door de
vergunningafgevende instantie niet geraadpleegd?
Zal, alvorens verdere uitbreiding wordt toegestaan,
die wel worden geconsulteerd?
Naar valt te verwachten zal binnen afzienbare
termijn de wet inzake de luchtverontreiniging van
kracht worden. In deze raamwet is vastgelegd dat
Gedeputeerde Staten, inplaats van de gemeente
besturen, de vergunning afgeeft en daaraan voor
waarden kan verbinden. Landbouw heeft er het
volste vertrouwen in dat G. S. ook de landbouw
deskundigen uitvoerig zal raadplegen. Wij zouden
het toejuichen als G. S. een permanente advies
commissie van deskundigen zou instellen.
f~)R. TESINK stelde in het slot van zijn inleiding
dat de landbouw beslist niet afwijzend tegen
over de industrialisatie in Zeeland staat maar dat
er wel aan een aantal voorwaarden voldaan moet
worden. Als belangrijkste daarvan noemde hij dat:
1. reeds in een zo vroeg mogelijk stadium ook de
deskundigen van landbouw door de vergunning-
afgevende en voorwaardenstellende instantie
dienen te worden geraadpleegd;
2, de fabrieken bij voorkeur op die plaatsen moe
ten worden gesitueerd, waar de grond niet duur
is en het minste nadeel voor landbouw kan wor
den verwacht. Hierbij dient, ondanks de recen
telijk aangevoerde bezwaren van Staatsbosbe-
Granen
Tarwe
w.v. wintertarwe
zomertarwe
Gerst
w.v. wintergerst
zomergerst
Rogge
Haver
Mengsels van granen
Peulvruchten (droog geoogst)
Groene erwten
Schokkers
Kapucijners/grauwe erwten
Bruine en witte bonen
Veldbonen
Handelsgewassen
Koolzaad
Karwijzaad
Blauwmaanzaad
Vlas: ongerepeld i
gerepeld J
Knol-, bol- en wortelgewassen
Aardappelen (incl. uitval)
w.v. cons, aardappelen 1)
op kleigrond
incl. uitval
excl. uitval I
op zand- en veengrond:
incl. uitval 1
excl. uitval f
Suikerbieten
Fabriekaardappelen 2)
Suikerbietenkoppen- en blad
Voederbieten
Koolrapen
Landbouwwortelen
Zaai-uien
Stro van:
Tarwe
w.v. wintertarwe
zomertarwe
Gerst
w.v. wintergerst'
zomergerst
Rogge
Haver
Mengsels van granen
Groene erwten
Schokkers
Kapucijners en grauwe erwten
Bruine en witte bonen
Veldbonen
Oppervlakte en opbrengst per ha gemeten maat, afgerond.
1) inclusief vroege-, voer- en pootaardappelen. 2) inclusief pootaardappelen.
Als gevolg van areaaluitbreiding enerzijds en hogere rendementen anderzijds zijn de produkties van de
meeste (droog geoogste) peulvruchten aanzienlijk toegenomen tot: groene erwten 29.000 ton 9 t.o.v.
1968), schokkers 7.600 ton (-j- 23 kapucijners en grauwe erwten 3.000 ton 26 en bruine en witte
bonen 7.000 ton (4- 31
De produktie van koolzaad is door het zeer lage rendement (2.000 kg/ha) en de verkleinde oppervlakte
gedaald tot 12.000 ton 32 t.o.v. verleden jaar).
Van karwijzaad is daarentegen een gunstige gemiddelde opbrengst per ha geraamd van 1.600 kg/ha zodat
de kleinere oppervlakte toch nog 4.200 ton opbracht (4- 9 t.o.v. 1968).
Hernieuwde belangstelling voor de teelt van blauwmaanzaad heeft tot gevolg gehad, dat de produktie is
toegenomen tot 450 ton of wel het drievoudige van verleden jaar.
De totale opbrengst van ongerepeld vlas wordt getaxeerd op 71.000 ton 17 t.o.v. 1968) en van ge
repeld vlas op 50.000 ton 15 De produktiedaling moet zowel aan de areaalinkrimping als aan het
matige rendement worden toegeschreven.
De bruto-produktie van alle aardappelen wordt geraamd op 4,7 miljoen ton 7 t.o.v. 1968) waarvan
2,7 miljoen ton 10 consumptieaardappelen (incl. vroege, voer- en pootaardappelen) en 2 miljoen ton
3 fabrieksaardappelen (incl. pootaardappelen). De netto-opbrengst van consumptie-aardappelen wordt
geschat op 2,4 miljoen ton - 2 waarvan 1,9 miljoen ton klei-aardappelen 1
De gemiddelde opbrengst per ha van suikerbieten wordt getaxeerd op 48.500 kg/ha 2 t.o.v. 1968
maar -t- 11% t.o.v. het tienjaarlijks gemiddelde). Aangezien de geoogste oppervlakte vrijwel gelijk is aan
die van verleden jaar is de totale opbrengst ook met 2 gedaald tot 5 miljoen ton.
Voornamelijk als gevolg van de voortgezette areaalinkrimping is de produktie van voederbieten nog ver
der gedaald tot 850.000 ton 11 t.o.v. 1968).
De oogst van zaaiuien is met 17 toegenomen tot 249.000 ton. Deze stijging kan zowel aan de vergroting
van de oppervlakte worden toegeschreven als aan het gunstige rendement van 36.500 kg/ha (4- 7 t.o.v.
1968 en 12 t.o.v. het tienjaarlijks gemiddelde).
Geoogste
Opbrengst per ha
Totale
oppervlakte
opbrengst
1969
1968
1969
1968
1969
1969
ha
kg
ton
(1968 100)
155371
4400
4400
678971
677181
100
86086
4700
4700
423186
407800
96
69285
4000
3900
255785
269382
105
99144
3600
3900
389478
389393
100
4655
3900
3900
27814
18234
66
94489
3600
3900
361665
371159
103
61893
3200
3300
239081
206532
86
82326
4200
3900
317998
321655
101
6012
3200
3400
28037
20183
72
8942
3250
3300
27116
29433
109
2276
3250
3350
6236
7641
123
828
3100
3650
2405
3021
126
3178
1950
2200
5390
7053
131
116
2250
2300
443
269
61
6144
2700
2000
18009
12192
68
2683
1300
1600
3887
4226
109
431
1150
1050
152
446
293
8200
7950
85022
70963
8*
8940
5700
5600
59249
50152
85
145310
34500
32500
5045308
4703913
93
35500
34000
2357766
2149123
91
ozyou
28500
30000
1909352
1897449
99
IQQ^O
30000
29000
656708
577878
88
23500
23500
513373
472438
92
102862
49500
48500
5127676
5001966
98
62401
35000
31500
2030834
1976911
97
66089
34000
31500
1872824
2095211
112
10529
83000
81000
963496
853967
89
56
44500
44500
2771
2489
90
153
52000
51500
6904
7866
114
6863
34000
36500
213151
249084
117
149997
3900
3800
552930
567173
103
82210
4000
3900
331254
321968
97
67787
3700
3600
221676
245205
111
97893
2600
2600
259954
257392
99
4640
3100
3100
21863
14593
67
93253
2500
2600
238092
242799
102
61334
3900
4100
286054
248951
87
80695
3700
3500
265979
283192
106
5953
2800
2800
24209
16919
70
8723
1900
1900
14919
16735
112
2262
2150
2300
4035
5705
129
820
2300
2300
1786
1874
105
3065
1300
1400
3260
4247
130
108
1900
2150
262
232
89
heer, vooral te worden gedacht aan het land
van Saeftinghe;
3. a. het te vestigen bedrijf de uitworp van scha
delijke stoffen via de schoorstenen volledig
onder controle dient te hebben, zodat het
gestelde maximum niet wordt overschreden;
b. het te vestigen bedrijf de afvoer van scha
delijke stoffen via het afvalwater zodanig
dient te beheersen dat niet meer dan de toe-
gelate hoeveelheid de fabriek verlaat;
c. het te vestigen bedrijf zodanig dient te zijn
ingericht dat stofverspreiding vanuit de aan
gevoerde grondstoffen en de opgeslagen
vaste afvalstoffen wordt voorkomen.
\A/1J rr.oeten, in verband met de plaatsruimte,
deze keer volstaan met deze korte notitie
uit de inleiding^van Dr. Tesink. Onder meer kon nog
niet ingegaan worden op hetgeen de direkteur van
de Zeeuwse Gezondheidsdienst voor Dieren op
merkte over de schaderegeling, uitgaande van het
principe „de vervuiler betaalt" en de problemen
die daarbij naar voren komen indien er in een zelf
de gebied meerdere „vervuilers" werkzaam zijn.
Hierover meer de volgende week, waarbij dan
tevens aandacht besteed kan worden aan de jaar
rede en de technische inleidingen op het gebied
van de gezondheid van pluimvee en varkens.
BI.