8
Tanja. Vroeg rijpende aardappel, die weinig vatbaar voor phytophthora is.
De opbrengst lag dit jaar iets lager dan Dore bij vroeg rooien en rijpgerooid
iets hoger. De knollen zijn lang ovaal en geel tot donker geel van kleur. Het
loof is vlot ontwikkeld, opgaand en iets open.
Alcmaria. Vroege aardappel met resistentie tegen aardappelmoeheid (fysio
A). Vroeg rijpende aardappel met een hoge opbrengst aan lang ovale vlak
ogige blankschillige knollen. De consumptiekwaliteit is matig; vrij week en
niet bloemig. Heeft een goede loofontwikkeling.
Eersteling. Zeer vroeg rooibare aardappel met dan een goede consumptie
kwaliteit. Rijp gerooid is de kwaliteit minder. Het loof heeft een vlotte be-
ginontwikkeling en is voldoende dekkend. Gaf dit jaar op de proefvelden
een hoge opbrengst aan goed gevormde langovale, vlakogige, licht geelvlezi-
ge knollen.
Barima.. Zeer vroege aardappel die eerder rooi baar is dan eersteling. We
gens de matige consumptiekwaliteit worden slechts in het allereerste begin
van de vroege aardappelcampagne goede prijzen voor dit ras betaald. Gaf
dit jaar een hoge opbrengst aan rond ovale iets onregelmatig gevormde
knollen. De loofontwikkeling is goed.
Bintje. Algemeen verbouwde, midden vroeg rijpende aardappel met een
goede knolvorm. Gaf dit jaar hoge opbrengsten aan langovale blankschillige
knollen met een goede consumptiekwaliteit. Het loof is goed ontwikkeld
forsstengelig, stevig en goed dekkend. Zeer vatbaar voor phythopthora in
loof en knoL
tfinkes E 476. Midden-laat rijpende aardappel met een wat trage begin-
ontwikkeling. In volgroeide toestand een fors gewas. Leverde hoge opbreng
sten aan langovale, vrij vlakogige regelmatig gevormde knollen met een
goede consumptiekwaliteit.
Proviia (AM). Midden-vroeg, iets voor Bintje rijpend ras. Gaf dit jaar
matige opbrensten aan goed gevormde rond ovale, iets platte knollen met
een goede eonsumptiekwaliteit. Lijkt gevoelig voor droogte.
Bellona AM)Vrij vroeg tot midden-vroeg rijpend ras met 'n 'echt loof-
type. Gat dit jaar hoge opbrengsten aan goed gevormde ronde knollen. De ogen
zijn rood en de rest van de schil is geel. Heeft bij het koken soms een zeer
sterke geur. Indien deze geur niet aanwezig is werd de kwaliteit ruim vol
doende beoordeeld. Verdient vooral vanwege A.M. resistentie de aandacht.
Irne. Midden-laat rijpend ras met een trage begin ontwikkeling. Latei-
een nogal open gewas. De consumptiekwaliteit is zeer goed. De opbrengsten
zijn niet hoog doch de sortering is gunstig, zodat er vrijwel geen uitval is
Is voor verbouw te proberen voor Furore-telers.
Waalster. Midden-vroeg tot midden-laat rijpend ras met een goede loof
ontwikkeling. Gaf dit jaar redelijke opbrengsten aan goed gevormde, mooie
ronde regelmatige knollen. De sortering is zeer goed. De consumptiekwali
teit is goed. Is erg los in de kook.
Eba. Laat rijpend ras met een prima consumptiekwaliteit. Leverde dit jaar
hoge opbrensten aan redelijk gevormde lichtgeelvlezige knollen. Het loof is
klein bladig en door de weinige stengels is de gronddekking soms minder
goed.
Eigenheimer. Midden-vroeg rijpend ras met een uitstekende kookkwaliteit.
Gaf dit jaar redelijke opbrengsten aan langovale, geelvlezige midden diep-
ogige knollen. De sortering is fijn, waardoor er nogal wat uitval is, kan zich
bij de huidige markontwikkelingen niet handhaven.
Emergo. Midden-vroeg tot midden-laat rijpend roodschillig ras. Geeft hoge
opbrengsten aan langovale goedgevormde knollen. Het loof komt overeen
met dat van Furore. Verdient aandacht van de Furore-telers wegens de veel
hogere opbrengst.
Amaryl (AM). Midden-vroeg rijpende aardappel met een goede loofont
wikkeling. Gaf dit jaar matige opbrengsten aan ronde goedgevormde vrij
vlakogige lichtgeelvlezige knollen. Is los in de kook. De consumptiekwaliteit
werd als middelmatig beoordeeld.
Gemiddelde opbrengst suikerbietenrassen 19651969
Rassen Gerooid le week okt. Gerooid le week nov.
Wortelopbr.
Suiker
Wortelopbr.
Suiker
kg/are
kg/are
Zwaanpoly
603.2
15.9
619.2
16.5
Klein Wanzleben E
581.3
16.5
585.2
17.0
Polyrave E
565.9
16.3
580.4
16.8
Aabece
563.7
16.6
578.4
17.2
Klein Wanzleben Polybeta
547.3
16.7
575.7
17.2
Maribo Angl© Poly
576.7
16.2
577.2
16.8
Polykuhn
567.0
16.5
576.7
17.1
Polyx
547.9
16.6
565.8
17.1
Monohii
526.9
16.7
551.6
17.3
Trihil
537.0
16.4
553.9
17.1
Cebeco 3
595.9
16.5
589.3
16.8
Solorave
549.2
16.5
554.6
16.8
De opbrengsttabel geeft een samenvatting van de proefveldresultaten zoals
deze sinds 1965 op de Zeeuwse Eilanden zijn verkregen. Steeds zijn de om
standigheden waaronder de proeven zijn genomen op de praktijk afgestemd.
Zq werd uitgegaan van precisiezaad gezaaid met precisiezaaimachine, normale
chemische onkruidbestrijding en mechanisch rooien met praktijkmachine.
Landelijk is de oppervlakte suikerbieten in 1969 vrijwel gelijk gebleven.
Doordat de opbrengst en het suikergehalte op een gunstig niveau kwamen en
daarnaast vlot gewerkt kon worden, zal 1969 als een goed bietejaar de ge
schiedenis in gaan. Opvallend was het mooie weer in zomer en herfst. Hier
door traden bij het rooien verliezen op doordat als gevolg van breuk, een stuk
van de bieten in de grond bleef zitten. Deze verliezen variëerden sterk naar
gelang grondsoort, wijze van rooien en gevoeligheid van het ras voor breuk.
Duidelijk werden deze verschillen zichtbaar na het ploegen, vooral als in ver
band met het zaaien van wintertarwe geëgd werd en het daarna regende.
Het verdient aanbeveling om deze verliezen door een juiste rassenkeuze te
beperken. De Rassenlijst voor landbouwgewassen geeft hierover voldoende
informaties.
Vroeg zaaien verlengt de groeiperiode, wat meestal een hogere productie en
een eerder rijpend gewas tot gevolg heeft. Vroeg zaaien houdt echter wel
risico's in. Eén ervan is de kans op een groot aantal schieters, die de oogst
bemoeilijken en de opbrengst kunnen drukken.
Hoewel het uiteindelijk aantal schieters dat in de herfst voorkomt het resul
taat is van verschillende positief en negatief werkende factoren, heeft het ras
hier wel een duidelijke invloed op. Voor de schietergevoeligheid van de rassen
wordt verwezen naar de tabel over de raseigenschappen.
Bij de huidige normen voor de berekening van het uit te betalen bedrag van
de geleverde bieten zijn de financiële resultaten met hoogopbrengende en
minder suikerryke bieten op een vrijwel gelijk niveau gekomen als die met
minder productieve en meer suikerrijke rassen.
Dit houdt in dat nog meer dan voorheen het ras afgewogen zal worden tegen
de achtergrond van de productiekosten. Elk bedrijf werkt met een aantal niet
of niet direct te wijzigen omstandigheden. Het zal daarom goed zijn om, uit
gaande van de beschikbare mogelijkheden in 1970, een zodanig ras te kiezen
dat hierdoor een bijdrage geleverd wordt in het vlot verlopen van het arbeids
proces. De ene machine verwerkt een flinke kophoogte of sterk wisselende
hoogte van de kop beter dan de andere. Ditzelfde geldt ook voor mogelijke
stagnaties door schieters. Ook is het hekend dat de mate van breuk eveneens
met het rooisysteem verband houdt. De totaal te verplaatsen massa aan bieten
kan van doorslaggevende betekenis zijn om tot een ras met een lagere bieten
opbrengst en hoger suikergehalte te beslissen wanneer het transport zwaar
weegt.
Tenslotte kan opgemerkt worden dat een overmatige stikstofbemesting de
opbrengst aan bieten onvoldoende verhoogt en het suikergehalte doet dalen.
Het is duidelijk dat deze methode door het huidige uitbetalingssysteem nu meer
schadelijk gaat werken op de financiële opbrengst.
Overzicht van de voornaamste raseigenschappen (volgens Rassenlijst voor landbouwgewassen)
Rassen
Klein Wanzleben Polybeta
Polykuhn
Polyx
Monohii
Trihil
Zwaan poly
Aabece
Maribo Anglo Poly
Klein Wanzleben E
Poly rave E
Hilleshög R. Polyploïde
Solorave
Cebeco 3
Resistentie
tegen
schieters
Kophoogte en regelmaat
van kophoogte
6.4 meestal weinig boven de grond
4.8 vaak sterk wisselend
6.3 meestal enkele cm boven de grond
4.5 vaak sterk wisselend
5.0 vaak en sterk wisselend boven de
grond
6.3 vaak sterk wisselend en hoog
boven de grond
6.5 vaak en sterk wisselend
6.3 enige cm boven de grond
6.4 meestal weinig boven de grond
7.8 enige cm boven de grond
7.3 sterk wisselend boven de grond
5.9 meestal weinig, soms wat wisse
lend
4.6 meestal hoog boven de grond
Geschiktheid voor machinale oogst
Zware grond Lichte grond
Vertakking
Vroegheid
van grond-
bedekking
5.7
6.0
7.2
6.6
6.5
6JS
6.7
6.9
6.5
5.6
7.0
5.0
5.2
6.7
6.0
7.1
6.5
6.9
6.0
7.0
7.4
7.5
62
6.1
52
5.9
5.7
6.4
6.9
52
7.5
6.9
7.4
6.7
5.4
6.2
6.9
5.5
6.1
7.7
7.1
7.5
7.4
7.6
7.2
6.6
7.7
7.5
8.0
7.4
12
7.7
Een hoog cijfer betekent een goede resistentie tegen schieten, goede rooi- baarheid, geringe vertakking en een goede grondbedekking.