Openingsrede
hetzelfde prijsniveau wordt gewerkt, dat men zelf de
kostenstijgingen moet opvangen, dat de Nederlandse
landbouw een slechtere positie heeft op het terrein
van belasting en sociale voorzieningen en dat prijs
verlaging ertoe leidt dat het voor een deel sociaal
gezien precair wordt en voor een ander deel econo
misch, omdat hen de kans ontnomen wordt om mo
dern en bij de tijd te blijven. Noch medewerking, noch
begrip voor dit prijsvoorstel moet men bij ons dan
ook verwachten. En dit geldt uiteraard ook voor hen,
die achter dit voorstel staan. Het is in onze landbouw-
kringen dan ook onbegrijpelijk, dat men als Europese
landbouworganisaties hier verder over zou moeten
praten. Dat men dan om de tafel moet zitten met
iemand, die de afgelopen tijd de werkelijke prestaties
van de landbouw heeft miskend en zich daarmede een
dubieuze debiteur op de landbouwbalans heeft ge
toond
ECONOMISCH BEDRIJFSONDERZOEK
AANGRIJPEN
ET mag bij een eenzijdig en scherp protest even
wel niet blijven en wel om twee redenen. In
de eerste plaats moeten wij namelijk als wij over de
prijzen spreken, ook over de kostprijzen spreken en
nadenken. Het moet voor ons allen een klemmende
zorg zijn, dat de kostprijzen op vergelijkbare bedrijven
in te sterke mate uiteenlopen. Wij zullen dan ook
meer ernst moeten maken met het economisch onder
zoek op de bedrijven en de mogelijkheid die de eigen
organisatie hiervoor biedt veel meer aan moeten grij
pen. In de tweede plaats hebben we zelf zowel
politiek als economisch het meeste last van zelfs
de geringste overproductie. Nu hebben wij als organi
satie steeds getracht de ogen voor de werkelijkheid
niet te sluiten en constructief mee te denken bij alle
ontwikkelingen op diverse terreinen.
We hebben een bescheiden voorlichtingsapparaat,
dat zijn taak niet ziet in het zoete broodjes bakken
met de leden, maar concreet probeert te zijn en al
naar de omstandigheden en mogelijkheden de man in
kwestie een weg wijst in en in toenemende mate ook
buiten de landbouw. Binnen ook onze organisatie is
men vaak avond aan avond op pad om achtergrond
informatie te verschaffen om de leden voor te lichten
over de wenselijke ontwikkeling en om toelichting te
geven waarom bepaalde maatregelen wel of niet ge
troffen worden.
En er is zeker niet een zwartgallig onbegrip, laat
staan wanbegrip in de diskussie, die vertegenwoor
digers van het bestuur met de leden in besloten en
niet besloten afdelings-, kring- en commissievergade
ringen voeren. En er is zeker niet een alleen maar
defensieve opstelling. Mede vanuit de zekerheid van
goede kansen voor dit gebied, is het steeds weer een
pogen tot meedenken. Ook nu willen we dat doen,
wat niet wegneemt dat een constructieve opstelling
wel eens moeilijk gemaakt kan worden bijvoorbeeld
door een benadering van andere zijde, die wij signa
leerden. Het is immers niet voor de eerste keer dat
we over andere prijsverhoudingen kunnen spreken en
dat we het hebben over de verbreding van het pak
ket voor de akkerbouwer.
Toch willen wij vanuit onze positie mee blijven
zoeken naar mogelijkheden, die hiet in één klap finan
ciële lasten doen verdwijnen, maar misschien wel ge
leidelijk tot betere verhoudingen kunnen leiden.
UIT DE PRODUKTIE NEMEN VAN GROND
NIET VOOROP LOPEN
we het nog eens op een rijtje zetten, dan is
de conclusie, dat noch prijsverlaging noch
structuurwijzigingen tot aanpassflng van produktie-
omvang leiden. Daarvoor zit de oorzaak van de on
evenwichtigheden ook teveel in de technologische
hoek, in een groeiende productiecapaciteit. Structuur
wijziging is wel een noodzaak voor de individuele on
dernemer voor het inperken van zijn kosten en voor
verbreding van zijn basis.
Ten aanzien van de productieomvang zal men mijns
Inziens moeten kijken naar de productiefactor die aan
de basis zit, namelijk de grond. Over deze kwestie
van eventuele grondonttrekking is in het Landbouw
kundig Tijdschrift onlangs een verhelderend artikel
gepubliceerd van de hand van een der medewerkers
van de Rijksdienst voor het Nationale Plan, ir. Prille-
■vitz.
Het Is verhelderend om wat er In staat betreffende
het grote aantal hectaren dat in Nederland uit het
oogpunt van allerlei gebruikelijke bestemmingen in
de komende jaren aan de landbouw zal worden ont
trokken. Verhelderend ook om wat er niet in staat,
namelijk een vergelijking met de E.E.G. met name
wat betreft de vraag wat marginale grond is. Het zal
duidelijk zijn, dat om deze twee redenen wij nogmaals
willen stellen dat Nederland ten aanzien van het uit
productienemen van grond, niet voorop moet lopen.
BEHEERSOVEREENKOMST OPLOSSING?
WAT anders is of geen aandacht besteed kan
worden aan de mogelijkheden die er zijn om
gedurende een bepaalde tijdsduur op een zeker aantal
hectares tot andere producties dan de overschotge*
voelige te komen. Een van de sleutels daartoe kan de
beheersovereenkomst zijn. In ons land is de beheers
overeenkomst het eerst genoemd in de nieuwe natuur
beschermingswet. Ook vermeld het zogenaamde Plan
Mansholt deze mogelijkheid. De noodzaak om hier
over in Nederlands verband verder te spreken is er
zeker in het kader van natuurbescherming. Immers
langs planologische weg zullen met dit argument in
toenemende mate op bepaalde delen van de cultuur
grond servituten worden gelegd, die beperkingen in
het grondgebruik en de wijze van grondgebruik ver
oorzaken.
Hier zal klare wijn geschonken moeten worden, zo
wel ten aanzien van grondeigenaar en -gebruiker, die
hierdoor in inkomens- en vermogenspositie worden
aangetast als ten aanzien van de gemeenschap, die de
vergoeding van deze kosten zal moeten dragen.
Koppeling van dit soort beheersovereenkomsten
met de belangen van een zekere produktieafremming
voor bepaalde produkten lijkt ons bij voorbaat niet
uitgesloten.
AFVLOEIING EN SANERINGSREGELING
|TEN tweede aspect in dit verband, waar men zich
meer dan over prijsverlaging in de E.E.G. eens
zou moeten buigen, is de oudere categorie onder
nemers zonder opvolger. In de E.E.G. is 50 van de
boerenstand ouder dan 55 jaar. In Nederland is 47
ouder dan 50 jaar en ligt het cijfer dus gunstiger.
Het wijkt voor Zeeland en vermoedelijk ook voor
Brabant weinig af. Een raming van het percentage
dat zonder opvolger is, is zeer moeilijk te geven. Er
zijn aanwijzingen dat dit cijfer hoog ligt en ongetwij*
feld neemt het onder de druk van de omstandigheden
eerder toe dan af.
Voor velen in deze categorie is de huidige sane
ringsregeling onaantrekkelijk en gaat men door met
het bedrijf. Zowel het uitblijven van een verbetering
van de saneringsregeling alsook het zoeken naar meer
differentiatie bij een bedrijfsbeëindigingsregeling heb*
ben de aandacht gevestigd op de beëindiging op ter*
mijn.
Wij vestigden al eens eerder de aandacht op deze
gedachte. Binnen het secretariaat der ZLM zijn hier*
voor terecht sterke pleitbezorgers en het doet ons
genoegen dat het er naar uitziet, dat mede naar
aanleiding van het initiatief van de plaatselijke com*
missie van de Ruilverkaveling De Poel en met mede*
werking van de Cultuurtechnische Dienst hiermede
in de verkavelingen in Zeeland een proef kan wordien
genomen.
Hierbij wordt de oudere categorie ondernemers in
de gelegenheid gesteld hun bedrijf aan de S.B.L. te
verkopen en met de gebruikelijke premie zijn toe*
delingsrechten te doen afkopen, terwijl er de gelegen
heid zal zijn het bedrijf te pachten tot het einde van
de verkaveling. Bij een wenselijke beëindiging op 65
jaar en een duur van de verkavelingswerken van 8
jaar zou men vanaf 57-jarige leeftijdi voor de
ondernemer deze gelegenheid open kunnen stellen.
Het zal duidelijk zijn dat de sociale aspecten hierbij
volledig tot hun recht komen. De omschakeling naar
een ander beroep is immers voor iemand boven de
50 niet eenvoudig en een nieuwe werkkring is voor
deze categorie niet dik gezaaid.
Maar.ook economisch zitten aan deze benadering
voordelen. De ondernemer in kwestie teert niet in,
wat in deze groep vaak voorkomt. Over het tijdstip
van beëindiging öf het einde van de Ruilverkaveling
öf de 65-jarige leeftijd heeft men zekerheid.
Men kan deze grond op tijd bestemmen voor be-
drijfsvergroting. Deze proef verdient alle aandacht en
het moet nader onderzocht worden of zowel verrui
ming buiten de Ruilverkaveling als koppeling aan een
beheersovereenkomst, contracten dus tegen bepaalde
vergoeding, waarbij bepaalde „overschot-gevoelige"
producten worden geweerd, niet tot de mogelijkheden
behoren.
BEDRIJFSBEËINDIGINGSMOGELIJKHEDEN
|JE konsekwenties voor andere producten, waarop
een nieuwe druk kan ontstaan, zijn nog niet
geheel te overzien. Maar de andere konsekwentie
de prijsverlaging voor basisproducten is wel te
voorzien. Misschien dat de melkveehouderij zich nog
het meest leent voor een verdere proef. De Europese
omschakelingsregeling gaat al in deze richting. Het
voordeel van dit soort maatregelen is voorts, dat als
het niet werkt het ook geen geld kost. Er liggen hier
onbeproefde mogelijkheden, zeker voor het E.E. G.-
verband.
Voor het Nederlandse beleid leggen wij ten aanzien
van dit laatstgenoemde punt de nadruk op een nieu«
we mogelijkheid voor bedrijfsbeëindiging, die hierdoor
kan worden geschapen.
De noodzaak van een duidelijker en meer effectief
Nederlands landbouwbeleid houdt niet alleen verband
met het uitblijven van de verbetering van de sane*
ringsregeling. Het hangt vooral samen met het einde,
dat aan het geduld van de agrarische sector is geko*
men na het alsmaar en jarenlang wachten op Bru»
selse besluiten, met name op sociaal-economisch ter*
rein.
Het bestuur der ZLM heeft eerder dit jaar dan ook
uitdrukkelijk gewezen op de dringende noodzaak van
een beter nationaal beleid. Het Landbouwschap heeft
dit onderschreven.
BELASTINGVRIJE PENSIOENRESERVE
|N dat licht willen wij ook het voorstel van het
Landbouwschap zien aan de zogenaamde Com
missie van Soest om voor het zelfstandige bedrijf toï
een belastingvrije pensioenreserve te komen. Een
voorstel, dat aansluit bij een zeer oude wens in onze
kring. De noodzaak van een interim-rapport van de
genoemde commissie over deze materie willen wij
nog eens met nadruk onderschrijven. De berichten uit
de directe kring rond deze Commissie wijzen erop,
dat de mogelijkheden van een regeling van deze voor
onze sector zo uitermate belangrijke kwestie, gunstig
moeten worden beoordeeld Een hoopvol perspectief
Voorts zal de Grondbankgedachte in een werkelijk
concreet plan moeten worden omgezet en uit de im*
passe van het moment moeten worden gehaald. En in
de sfeer van de financiering zal het woord rentesub*
sidie in Nederland voorgoed uit de rubriek van de
landbouwpolitiek onwelgevoeglijke woorden moeten
worden gehaald en aangepast aan onze situatie op
breder terrein moeten worden ingezet, zolang de
E.E.G. hier geen duidelijke regeling treft. Hetzelfde
geldt trouwens voor het woord hectaretoeslag. Vooral
met een mogelijke toetreding van Engeland tot de
E.E.G. voor de deur.
In dit verband willen wij voorts blijk geven van de
verontrusting over de voorstellen tot wijziging van de
successiewet, die uit bepaalde kringen de laatste tijd
naar voren komen. Hoe dit te verbinden met de posi
tie van het zelfstandig bedrijf en met de gedachten
ten aanzien van structuurverandering die uit dezelfde
kring wel is vernomen zal, vrezen wij, veel toelichting
vragen.
AREAAL VAN ÉÊN ZEEUWSE VEILING
TE ROOIEN
£ÉN van de belangrijke punten in het nationaal
verband is voor ons voorts het beleid ten aan*
zien van de crisis in de fruitteelt. De situatie is ia
deze sector zeer ernstig. Een aanwijzing hiervoor is
de grote omvang, die het rooien van de opstanden
aanneemt. Voor Zeeland laten de meest recente ge
gevens een aantal van 1093 aanvragen zien met een
totaal van 1133 ha.
Dit betekent ruwweg 20 van de oppervlakte
fruitteelt in Zeeland en het areaal van één Zeeuwse
veiling. Een extra noodzaak om snel te bezien welke
maatregelen ook in deze sector van de afzet nodig
zijn.
Voor ons totale werkgebied zal het totaalbeeld wel
niet veel van deze indicatie afwijken. De oorzaken
zijn bekend; we gaan het nog niet eens allemaal her
halen, er is genoeg over gesproken. Waar kennelijk
nog niet genoeg over gesproken is, zijn de maatrege*
len, die in deze crisis nodig zijn. Zowaar heeft de
crisissituatie ertoe geleid beter laat dan nooit
dat in Brussel een aantal beslissingen werden geno*
men. Met name een Europese rooiregeling zal het
immers moeten doen als we tot een gezondmaking
van de markt willen komen. Eerder reeds had de
Nederlandse Minister zich over de situatie uitgespro*
ken. Behalve een verhoging van de rooipremie heeft
hij ongeveer twee maanden geleden een steunregeling
voor de goede persspectief biedende bedrijven aan*
gekondigd. Met deze doelgerichte lijn, gericht op ee»
bepaalde groep bedrijven, heeft het bedrijfsleven
voorop gelopen middels het 3 C.L.O.-rapport „Toe
komstperspectief voor de Fruitteelt". Hoezeer ook dit
in eigen vlees snijdt terecht is een keuze gemaakt
voor die bedrijven, dde op de langere duur qua om
vang en opzet de meeste concurrentiekracht kunnen
bieden.