Bedrijfsleven en beroepsonderwijs Vb LJOE zal het bedrijfsleven in de landbouw er over 20 jaar uitzien? Zullen de gezinsbedrij ven blijven bestaan? Zal de totale produktie in de landbouw toenemen, gelijk blijven of afnemen7 Zullen de individuele bedrijven nog veel groter wor den? Zullen nog meer mensen de landbouw ver laten en zal er nog meer grond aan de landbouw worden onttrokken? Zal de neiging tot specialisatie van de produktie door blijven gaan? Zal de behoef te om tot verdere samenwerking in de landbouw te komen nog verder doorgaan? Zal er nog meer kapi taal nodig zijn per bedrijf? De meeste van deze vragen zullen wel met ja be antwoord worden. In feite is met deze vraagstelling een aantal belangrijke gegevens naar voren ge komen, die richting kunnen geven aan de opleiding tot agrarisch ondernemer. Een van de belangrijkste punten daarbij zal zijn een behoorlijke kennis van de algemene en bedrijfsekonomie. De agrarische ondernemer zal meer en meer met zijn collega's tot samenwerking moeten komen om de produktie nog gaande te kunnen houden. NIET SAMENVALLEN Toch vallen de doelstellingen van de behoefte van de landbouw niet samen met de doelstellin gen van de agrarische opleiding. Die agrarische opleiding moet immers meer zijn dan alleen ge» richt op de behoeften van de landbouw. De mo derne landbouw zal niet anders kunnen dan ook ruimte bieden aan mogelijkheden tot verdere menselijke ontplooiing, zoals dat ook in andere bedrijfstakken in de toekomst het geval zal zijn. Het doel v^n de agrarische opleiding zal dan ook wel meer gericht moeten zijn op het ontvan kelijk maken van de mens voor veranderingen, die hij moet kunnen verwerken. Dat betekent zo veel mogelijk algemene vorming naast een grond slag van wetenschappelijke training. Daarbij zal de technische training die nu nog vaak op school gegeven wordt wat meer op de achtergrond ra ken omdat blijkt dat die spoedig verouderd kan zijn. MIDDENSCHOOL Binnen het voortgezet onderwijs raakt het be roepsonderwijs in het algemeen steeds meer in- diskrediet. Met name geldt dit voor het lager be roepsonderwijs dat lijdt onder het probleem dat het al op 12-jarige leeftijd moet beginnen. Om die reden streeft men er allerwegen naar om de werkelijk belangrijke facetten van het lager be roepsonderwijs in te bouwen in het huidige alge meen voortgezet onderwijs. Een begin in die rich ting Ls reeds het geven van handenarbeid op scholen voor a.v.o. Een ander belangrijk punt bin nen het beroepsonderwijs is dat in veel gevallen de onderwijsmethoden beter zijn aangepast aan de behoeften van de leerlingen, dan dit bij het algemeen voortgezet ondrwija vaak het geval is. De onderwijsvernieuwing streeft echter meer en meer naar goede onderwijskundige methoden ook bij het a.v.o. Het lager beroepsonderwijs moet bij een dergelijke ontwikkeling niet op een te smal spoor blijven staan en ook in een groter geheel worden ingepast. Dat men dit bij het la ger beroepsonderwijs inziet blijkt wel uit aller lei uitspraken van de laatste tijd die pleiten voor de zgn. „middenschool". Dat is een school van een algemeen vormend karakter waarin de be langrijkste positieve elementen van het lager be roepsonderwijs en van het algemeen voortgezet onderwijs zijn opgenomen. Deze school moet ge zien worden als een logisch vervolg op het basis onderwijs. VOORUIT DENKEN Als wij verder vooruit denken komen wij tot merkwaardige konklusies voor wat betreft de to tale opzet van het beroepsonderwijs in Neder land. Wij zien hoe op het ogenblik het lager be roepsonderwijs in een aantal schoolsoorten is opgedeeld. Deze schoolsoorten omvatten ongeveer 40 Va van de leerlingen die de lagere school verlaten. 60 van hen gaat naar algemeen voortgezet onderwijs. Nog steeds doet zich in de praktijk, ondanks alle goede bedoelingen van de brugklas, het probleem voor dat de leerling die een bepaal de schoolsoort heeft gekozen vaak bijzonder moei lijk naar een andere schoolsoort kan overstappen als blijkt dat die andere schoolsoort geschikter voor hem zal zijn. Deze toestand is een duide lijke illustratie van het feit dat ons onderwijs systeem een eigen leven is gaan lijden en meer gericht is op het behalen van een diploma van een bepaald schooltype, dat dan een zekere maat schappelijke waardering in zich bergt, dan op 't belang dat de leerlingen heeft bij een opleiding die bij hem past. Om dit nu te doorbreken zullen In feite de naast elkaar bestaande schooltypen van hetzelfde niveau veel meer met elkaar moe ten gaan samenwerken en tot eenzelfde program ma moeten komen, waarbij binnen dat programma voldoende speling bestaat om de belangstelling, de aanleg en de kapaciteiten van de leerling recht te doen wedervaren. Dat is wat de middenschool in feite beoogt. Het is de vraag of een soortgelijk betoog ook niet moet worden gehouden voor al die schooltypen van het middelbaar beroepson derwijs en de kop van h.a.v.o., m.a.v.o., v.w.o. die momenteel ook nog gescheiden naast elkaar optrekken. Deze scheiding is een resultaat van ons onderwijskundig denken van de vorige eeuw toen wij voor bepaalde categorieën leerlingen meer opleiding eisten dan voor anderen. Naarma te de maatschappij meer gericht wordt op gelijke kansen voor iedereen zal ook de schoolopleiding deze kansen duidelijker moeten bieden. Dan zal ook voor het juist genoemd onderwijs gestreefd moeten worden naar één schooltype waarin de nu naast elkaar bestaande genoemde schoolty pen worden geïntegreerd. Op deze wijze krijgt de onderwijsstruktuur een totaal ander beeld. Het zijn niet meer naast elkaar bestaande scho len, die elk voor zich een eigen opleiding kennen, maar het zijn nieuwe schooltypen die op elkaar kunnen aansluiten. GEVOLGEN Een dergelijke bredere opbouw heeft tal van gevolgen. Binnen een dergelijk schooltype zullen er veel variaties moeten zijn die de leerlingen elk hun eigen mogelijkheid tot studie bieden. Zowel de snellen als de langzamen moeten dit onderwijs kunnen volgen. Het onderwijs zal meer gericht moeten zijn op het leren studeren De ak- tuele wetenschap moet er meer gebruikt worden als een middel om de belangstelling te wekken dan als een onderwerp van diepgaande studie. Wat het beroepsonderwijs betreft dit moet in nieuwe vormen zijn kans krijgen op een derge lijke middenschool. Maar dat betekent dat het beroepsonderwijs zelf ook meer algemeen van ka rakter zal moeten worden. Om konkreter te zijn de middenschool zal kennis gemaakt moeten wor den met de eerste beginselen van ekonomie en administratie, huishouding, techniek en landbouw, zoals dit momenteel op verschillende schooltypen naast elkaar als lager beroepsonderwijs wordt ge geven. De gevolgen van een dergelijke opzet hebben ook een administratieve en bestuurlijke kant die zeer belangrijk is. Het bestaan van zelf standige scholen voor bijv. huishoud- en nijver heidsonderwijs en landbouwonderwijs komt door het ontstaan van middenscholen in het geding Het streven naar de middenschool houdt in dat men ook bestuurlijk bereid zal moeten zijn om ruimte te maken voor een schoolvorm waar in bepaalde vormen van lager beroepsonderwijs een beperkte rol spelen. REGIONALE PLANNING Wij achten het dan ook voor onze schoolbestu ren uitermate raadzaam om eens na te gaan hoe In de eigen streek de kaarten liggen van het landbouwonderwijs, het huishoud- en nijverheids onderwijs. het technisch onderwijs en het eco nomisch-administratief onderwijs. Welke scholen bestaan en welke samenwer king is hier al op korte termijn mogelijk? Welke scholen voor m.a.v.o., h.a.vo. en v.w.o. komen in aanmerking voor een nauwer kontakt? Men behoeft nog niet onmiddellijk aan de midden school of aan scholengemeenschap te denken om toch al tot een goede samenwerking te kunnen komen. EXPERIMENTENWET Daar waar men voor onoverkomelijke moei lijkheden mocht stuiten op grond van bepaalde wetsartikelen in de Mammoetwet is het mogelijk om in de toekomst gebruik te maken van de re geling zoals die zal worden vastgelegd in de ex perimentenwet onderwijs, die onl.ngs is inge diend bij de Tweede Kamer. Het is echter wel zaak dat men dan een tamelijk groot opgezet plan voor ogen heeft dat betrekking heeft op 'n experiment voor de gehele onderwijssoort. Deze wet is immers bedoeld om nieuwe ideeën die lang zamerhand rondom de onderwijsvernieuwing post is gaan vatten een kans te geven. Het gaat daarbij dus niet om een enkel schooltje maar wel om 'n visie op langere termijn. Een dergelijke visie is kortgeleden nog eens gegeven door het NVV, dat zich evenals het Landbouwschap heeft uitgesproken voor de middenschool. Deze mid denschool zou dan moeten worden gevolgd door een zgn. „bovenschool" voor de leeftijdsgroep van 16 tot 19 jaar. In deze school zouden vorming, beroepsonderwijs en voorbereidend universitair onderwijs mogelijk gemaakt moeten worden. U ziet dat de gedachten rondom de onderwijsver nieuwing zich snel ontwikkelen. Wij achten het dan ook van veel belang dat de landbouworgani saties zich blijven realiseren wat hier aan de gang is en zij hun maatregelen dienovereenkom stig nemen. J. R. WESTERHUIS (Vervolg van pag. 8) alleen maar verstandig deze deskundige deze zaak te laten kontroleren. En denkt u er wel aan deze kontrole is volkomen gratis. Hebt u levensverzekeringen lopende bij welke maatschappij ook, laat deze door onze deskundige doorlichten. Hij zal u kunnen vertellen of deze aan de huidige eisen voldoen of dat u in verge lijking met b.v. de tarieven van het O.B.F. teveel premie betaald etc. Nogmaals, wij gaan ons aktief bezighouden met de levensverzekering. Dit betekent, ook, dat via ons kantoor thans ook levensverzekeringen bij het O.B.F. of O.L.V.E.H. kunnen worden gesloten. Voor u alleen maar voordeel want u weet dan objectie# voorgelicht, ingelicht en verzekerd. Bovendien loopt dan de premiebetaling via ons eigen verzekeringskantoor. Wij wachten uw reakties met belangstelling af. Ons adres is Verzekeringen Z.L.M., Postbus 70, Goes, telefoon 011005010. NIEUWE KORTINGS- EN TOESLAGREGELING. De Onderlinge Verzekering Mij. van de ZLM is gestart met een nieuw systeem van no-claimkor- ting en een toeslagregeling bij meerdere jaren •chtereen schade. Deze regeling werd reeds gepubliceerd in het land- en tuinbouwblad en bovendien in de bege leidende brief bij de half december verzonden prolongatienota's voor 1970. Om alle misverstan- oen te voorkomen willen wij er nog eens nadruk kelijk op wijzen, dat deze nieuwe regeling tot uit drukking gaat komen op de premienota voor 1971. Dit betekent, dat zij, die op 31 december 1970 met hun auto vijf of meer jaren schadevrij hebben gereden in 1971 op een korting kunnen rekenen van 40 Al diegenen, die op de premienota voor 1970 een korting aantreffen van 25 of 30 kunnen, indien zij in 1970 schadevrij rijden, dus rekenen op een korting van 40 in 1971 OPGEPAST MET het claimen van een schade in 1970 zult u dus met voornoemde factoren rekening moeten houden. Wij wijzen er hier nogmaals op, dat het claimen van voorruiten niet meer van in vloed is op deze korting. Evenmin verliest u de no-claimkorting, indien u een schade claimt, wel ke op de tegenpartij verhaalbaar blijkt te zijn. Voor diegenen echter, die op de nota 1970 geen korting hebben omdat zij in 1969 en mogelijk ook in 1968 en 1967 schade hebben geclaimd wordt het eveneens oppassen. Indien zij nl. in 1970 al weer schade claimen moeten zij er rekening mee houden, dat op de nota voor 1971 een toeslag op de premie wordt berekend. Immers zij hebben dan twee of meer jaren achtereen schade geclaimd en dat lijdt tot premietoeslag in 1971. Zowel de verhoogde korting als r remietoeslag geldt uitsluitend voor personen-, bestel- e i vracht wagenbranches. Het wordt dus uitkijken met het claimen van schade in 1970, vooral van kleinere schadegeval len. Waarvan akte. FOLDERTJE In de toegezonden brieven met ais inhoud de premienota van de O.V.M. was ook een foldertje ingesloten. Wilt u nadere inormaties over één van de genoemde verzekeringsbranches dan s.v.p. de antwoordkaart retourneren. Voor die ZLM-leden, die niet aangesloten zijn bij de O.V.M. (dat zijn er niet veel) releveren wij hierbij nog even de belangrijkste aktiviteiten. ZIEKENHUISKOSTENVERZEKERING Een verzekering waarover de laatste tijd veel te doen is, omdat de premie nogal in beweging is. Wij hebben een prima kollektieve verzekering op dat terrein met gunstige (althans t.o.v. andere maatschappijen) tarieven. ARBEIDSONGESCHIKTHEIDS VERZEKERING Een verzekering, die iedere zelfstandige onder nemer nodig heeft. Wij hebben daarvoor Land- bouw-Risico met een rijke variatie aan dekkings mogelijkheden. W.A.-VERZEKERING BEDRIJF EN GEZIN Iedere ondernemer maar ook iedere partikulier gezin dient een W.A.-verzekering te hebben of te sluiten. Doet hij dat niet dan handelt hij zeer on verantwoordelijk. Met al deze zaken kunt u te recht bij uw eigen Verzekeringsinstellingen van de ZLM. Vooral ook de Brabantse leden zijn van harte welkom. Ons adres is: Verzekeringen ZLM, Postbus 70 te Goes. Telefoon kantoor 011005010. 's Avonds 01100—7158 of 8703, 01189—386 of 01130—1451. Tenslotte onze beste wensen voor uw gezin, be drijf, beroep in 1970! de L.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1970 | | pagina 16