Maisteelt weer in de
belangstelling
aangepaste precisiezaaimachine. De chemische on-
kruidbestrijding kan met de bestaande machine
rieën gebeuren. Het gewas is relatief weinig onder
hevig aan ziekten en plagen.
Zie verder pag. 13
MAIS
In de statistiek van de Nederlandse lan'd-
bouwprodulctie zal men tevergeefs zoeken
naar het woord „mais". Toch ziet men op vele
plaatsen in Nederland goed ontwikkelde
maisvelden, waarvan het forse gewas sterk
de aandacht trekt. Dat deze maisteelt nie, in
de gewassenstatistiek wordt vermeld, vindt
zijn oorzaak in het feit dat tot nu toe mais in
Nederland alleen wordt verbouwd als voe
dergewas voor ensilage.
Verder kan men mais aantreffen in het
overzicht van de geïmporteerde granen en
op die lijst neemt mais zelfs verreweg de be
langrijkste plaats in. De netto import van
mais bedroeg in 1966/67 ruim 2,1 miljoen ton,
terwijl de import van tarwe een totaal be
reikte van 750.000 ton en van rogge, gerst,
haver, gierst, e.d. gezamenlijk 1,2 miljoen ton.
Inderdaad is de Nederlandse veehouderij een
zeer grote maisverbruïker.
Mais is één van de voornaamste graange
wassen van de wereld. De cultuur ervan be
slaat ruim 100 miljoen ha, waarvan echtêr
slechts een deel voor de produktie van rijpe
korrels wordt gebruikt. Aldus komt de we-
reldprodiiktie van mais op 230 miljoen ton,
waarvan 110 miljoen ton in de Verenigde Sta
ten. De Europese produktie bedroeg in 1968
30 miljoen, waarvan echter niet meer dan 9
miljoen ton in de E.E.G. wordt geproduceerd.
De E.E.G. voerde in 1966/67 een hoeveelheid
van 12 miljoen ton mais in. ondanks een
snelle uitbreiding van de teelt in Frankrijk.
Uitbreiding van de maisteelt wil niet zeg
gen dat de E.E.G. zich erop toelegt.in dit op
zicht zelf-voorzienend te worden, doch dat er
een verschuiving plaats vindt van de granen
naar mais. Deze verschuiving kan om ver
schillende redenen gewenst zijn.
Als korrelmais in de plaats komt van tarwe
(in Nederland is dat altijd ZACHTE tarwe)
betekent de teelt een aanzienlijk voordeel
vooi' de E.E.G. De E.E.G. heeft n.l. een zeer
groot export-overschot aan ?achte tarwe, die
niet meer dan de lage prijs opbrengt, die voor
tarwe-ov er schotten in de internationale han
del wordt betaald.
Van onze Nederlandse tarweoogst werd in
1968 21 uitgevoerd naar landen buiten de
Euromarkt, 12% werd ingeleverd en 18%
bestemd voor veevoer.
De Nederlandse maiskwekers, kweekbedrijf C.I.V.
te Ottersum (L.) en het Kon. Kweekbedrijf en Zaad-
handel D. J. van der Have N.V. te Kapelle, hebben met
medewerking van het Consulentschap voor de akker
bouw en veehouderij te Goes dit jaar een z.g. „mais-
kern" gesticht van 34 ha. De betrokken 17 akkerbou
wer-telers werken samen met de loonwerker Firma Van
der Maas te Oosterland om tot een volledige mechani
satie van de oogst te kunnen komen. Afgelopen woens
dag werd deze korrelmaisteelt aan de pers geïntrodu
ceerd en de volgende bijzonderheden daarover ver
strekt.
Reeds eerder is de maisteelt in Nederland aan de
orde geweest. In het begin van de vijftiger jaren is
hieraan nogal wat aandacht besteed. Men beschikte
toen nog niet over de aan onze klimaatsomstandig
heden geschikte rassen en door vroeg invallende
vorst bleef een waardevol produkt achter. Daarbij
kwam de catastrofale prijsdaling (van 44,naar
ƒ22,per 100 kg), zodat de maisteelt weer in het
vergeetboek raakte.
De omstandigheden zijn echter veranderd. De
E.E.G. is tot stand gekomen en ter wille van het
prijsevenwicht tussen de verschillende granen
wordt de prijs van mais nu door middel van heffin
gen aan de buitengrens van de E.E.G. nagenoeg kon-
stant gehouden op circa 34,per 100 kg. Dank
zij deze maatregel kon de maisteelt zich dan ook
in Frankrijk in tien jaar tijd nagenoeg verdubbe
len.
Daarbij komt dat een tweetal bedrijven in
Nederland, n.l. Van der Have en C.I.V., niettegen
staande de ondervonden teleurstellingen, het mais-
veredelingswerk hebben voortgezet. Gezocht werd
naar hybride mais-variëteiten die door vroegere
afrijping en redelijke produktie teeltmogelijkheden
voor de Nederlandse boer zouden geven. In grote
trekken zijn een tweetal groepen ontwikkeld, de
z.g. flint-(ronde korrel)typen en de dent-(paarde-
tandkorrel)typen.
Het sortiment waarmee Van der Have en C.I.V.
nu naar voren komen nadat de praktijkproeven in
1968 ook reeds geslaagd waren, bestaat uit de vol
gende rassen in volgorde van afrij ping van zeer
vroeg tot iets later.
Waren de resultaten van de maisteelt in de vijf
tiger jaren dus bepaald teleurstellend, de ontwik
kelingen gaan verder. De gemengde bedrijven heb
ben de mais reeds als voedergewas geaccepteerd.
Maar ook de zuivere akkerbouwbedrijven komen
zowel door de begrenzing in het bouwplan als de
vruchtwisseling en de rentabiliteit in de knel. Als
mogelijkheid tot vruchtwisselingsverruiming met
een redelijk financieel resultaat lijkt de maisteelt
voor het Zuid-Westen een kans te geven.
Een voordeel is dat mais in ons klimaat wordt
gezaaid tussen 20 april en 1 mei, als het voorj aars-
graan en de bieten reeds zijn gezaaid en de aard
appelen gepoot. Het telen van mais geeft dus een
grotere spreiding van de zaai werkzaamheden. Aan
gezien de oogst veel later valt dan van de gebrui
kelijke granen, wordt dan tevens een verlichting
van de zorgen in augustus verkregen, terwijl de
aanwezige graandrogers met een groter rendement
gaan werken. Men kan de oogsttijd van rijpe mais
stellen op de periode van de laatste week van-sep
tember tot en met de derde week van oktober, af
hankelijk van de weersgesteldheid. Daarbij kan de
teler kiezen uit vroege, middelvroege en middel-
laatrijpende rassen, zodat hij ook nog voor sprei
ding van de oogst in die periode kan zorgen. Ge
deeltelijk zal de oogst echter samenvallen met de
suikerbietenoogst.
Belangrijk is dan ook dat zaaien, onkruidbestrij-
ding, oogsten en afvoer van het produkt volledig
door loonwerker en drogerij verzorgd kunnen wor
den.
CIV 135
CIVOna 36
SM 136
CIVOna 92
SM 92
PIONEER 131
zuivere flint
zuivere flint
flint/dent
flint/dent
flint/dent
flint/dent
Deels zijn deze rassen samengesteld uit flint/
dent kruisingen, waarbij nieuwe flint-herkomsten
uit Zuideuropees materiaal worden gebruikt dat
steviger is, een betere resistentie bezit tegen bui-
lenbrand en bij afrijping van de korrel nog groene
stengels en bladeren bezit, waardoor het ook stevi
ger is.
Deels zijn deze rassen ook zuivere flintkruisingen
om te trachten daardoor extra vroeg een zekere
rijping te krijgen met behoud van redelijke op
brengst. Zeer vroege rijping echter moet meestal
gekocht worden met enig verlies van opbrengstver
mogen. Voor iedere klimaatzone ligt dit weer an
ders. Kritieke punten zijn de koude bij opkomst, de
gemiddelde zomertemperaturen en de kans op het
invallen van vroege nachtvorsten.
Er bestaat een vloeiende overgang van de later
rijpende korrelmaisrassen naar silagerassen voor
minder gunstige streken, bijv. in het oosten van
het land, waar het klimaat voor mais minder gun
stig is dan in Zeeland.. De mogelijkheden voor kor-
relsmais juist in het zuidwesten van het land zijn
het gunstigst, mits de gemiddelde zomertempera
turen niet te laag zijn.
Cultuurproeven, die zich over een lange reeks
van jaren uitstrekten, hebben aangetoond dat een
hectare mais een oogst kan opleveren van 6.000 tot
8.000 kilogram droog produkt. De grond behoeft
niet bijzonder vruchtbaar te zijn, maar wel moet
♦bij de voorjaarsbewerking een vast, egaal zaaibed
verkregen kunnen worden, dat vooral in het voor
jaar niet koud moet blijven. Zeer vochtige en slem-
pige gronden, die slecht opdrogen, zijn dus voor
maisteelt niet geschikt. Wel vraagt het gewas een
goede bemesting.
VOLLEDIGE MECHANISATIE
Het gewas leent zich uitstekend voor volledige
mechanisatie. Gezaaid wordt bij voorkeur met een