MEDEDELINGEN (Vervolg van pag. 2) WIE BETAALT EEN LOONSVERHOGING (Vervolg van pag. 1.) Dat betekent dat de industrie die deze goederen maakt op volle kracht kan draaien en veel arbeiders aantrekt. Er blijven dan minder mensen over om investeringsgoederen te maken en toch hebben wij die ook nodig, want na deze tijd willen wij ook nog leven. Zelfs nog beter. INVESTERINGEN NODIG Wij zijn nog niet aan het eind van onze welvaart. De toekomst hangt af van datgene wat wij er nu voor over hebben. In vroeger tijd heette dat sparen en dat deed men in de oude kous. Tegenwoordig brengen wij dat naar de bank en die financiert daar weer industrieën mee. Daardoor is de zaak niet eenvoudiger geworden. Maar het blijkt noodzake lijk dat een bepaald gedeelte van onze produktie wordt aangewend voor verbetering van de toekom stige mogelijkheden. Dit moet allemaal door onze gezamenlijke inspanning worden geproduceerd. Be steden wij te veel aandacht aan de investeringen dan komt er zoveel vraag naar arbeiders dat wij spanningen krijgen op de arbeidsmarkt of er komt zo'n grote produktie dat er overschotten ontstaan. Besteden wij te veel geld aan de direkte konsump- tie dan wordt er te weinig aan investeringen gedaan en ontstaat er werkloosheid en in principe te kort aan goederen wat evenwel meestal niet tot hoge prijzen kan leiden omdat er door de werkloosheid een tekort aan koopkracht komt. Nu is het zo dat het volslagen onmogelijk is om ervoor te zorgen dat er precies een evenwicht ontstaat. Wel kan men als men de tekenen ziet verschijnen dat da wijzer naar één kant doorslaat, tegengestelde maatrege len nemen. Men kan dus tegenwoordig een nood situatie, zoals wij die 40 jaar geleden hebben ge kend, voorkomen. Men kan de schommelingen wat afvlakken maar niet voorkomen. EVENWICHTIGHEID GEWENST Wanneer wij dit nu weten kan ik mij moeilijk meer de heftigheid voorstellen waarmee men tegen woordig probeert loonsverhogingen door te drijven. Het is immers zo dat een loonsverhoging die pre cies juist is en die precies de juiste gevolgen heeft, niet is te voorspellen. Mikt men te laag dan leidt dat onherroepelijk tot een hogere het volgend jaar. De Duitse hoge levensstandaard is zo ontstaan. Mikt men te hoog dan zal men dat moeten bezuren. VRIJE LOONVORMING EEN ILLUSIE Doordat onze nationale economie enorm in elkaar grijpt is het niet meer mogelijk dat de ene groep Nederlanders onverschillig staat tegenover datgene RUILVERKAVELING KIELDRECHT De Voorbereidingscommissie voor de ruilverkave ling Kieldrecht maakt bekend dat de volgende voor lichtingsvergaderingen zullen worden gehouden, waarin de ontwerpplannen voor de ruilverkaveling Kieldrecht zullen worden besproken: op 4 februari 1969 om 14.00 uur in café J. L. de Vil der te Clinge. op 5 februari 1969 om 14.00 uur in café „De Vee handel" te Nieuw Namen, op 7 februari 1969 om 14.00 uur in het Parochiehuis te Graauw. RUILVERKAVELING „CANISVLIET" De Plaatselijke Commissie inzake de ruilverkave ling van het blok genaamd „Canisvliet" deelt mede dat van 3 februari 1969 tot en met 20 februari 1969 in het Gemeentehuis te Westdorpe op werkdagen (behalve des zaterdags) van 9.00 uur tot 12.00 uur en van 13.30 uur tot 16.30 uur voor een ieder kosteloos ter inzage zullen liggen: ade stukken behorende tot het plan van toedeling, zoals bedoeld in artikel 82, b. de lijst der geldelijke regelingen, bedoeld in ar tikel 100. (Deze lijst is in uittrekksel tegen be taling der kosten verkrijgbaar op aanvraag bij de Plaatselijke Commissie. De kosten bedragen 3, per artikel, alsmede 0,20 voor elke daarop voor komende kavel). c. het nroces-verbaal van schatting, bedoeld in ar tikel 98 lid 2. Bezwaren kunnen door iedere belanghebbende schriftelijk worden ingediend voor wat betreft het p!?»n van toedeling binnen 14 dagen na 20 februari 1969 dus vóór 6 maart 1969 en voor wat betreft de lijst der pcldelijk reselmeen binnen 30 dagen na 20 februari 1969 dus vóór 20 maart 1969 bij de Plaatse lijke Commissie (adres secretaris Plaatselijke Com missie: G C. van Haelst, Gemeentehuis, Westdorpe). MELKVEESTAPEL BIJNA DRIE PROCENT GROTER DAN VORIG JAAR Het C. B. S. heeft de uitkomsten bekend gemaakt van de steekproef „Landbouwproduktie" per 1 decem ber 1968 Het aantal melkgevende koeien was op 1 december 1968 ruim 1 groter dan in 1967. Het aan tal droogstaande drachtige dieren was begin decem ber 1968 belangrijk groter dan een jaar eerder 11 Het gedekte jongvee gaf een vermindering in aantal te zien met enkele procenten. Het aantal „ander rundvee voor de fokkerij" verschilde nauwe lijks van dat in december 1967. De groep „mestvee" nam toe met 8 wat zich bij andere groepen Nederlanders afspeelt. De reperkussies zijn vaak duidelijk en direkt. Het is dan ook naar mijn mening een illusie (en ik dacht dat dat door de feiten ook al wel was bewezen) om te spreken van b.v. vrije loonvorming. Het mag zijn dat de regering nu niet jn de C.A.O. heeft ingegrepen, maar dat wil nog niet zeggen, dat de loonvorming vrij is. Vrij is zij pas als iedere werkgever aan iedere werknemer vrij zou zijn dat loon te betalen wat zij samen overeenkomen. Dat was zo voordat wij aan de sociale wetgeving be gonnen, zo rond 1900. Ik dacht dat er niemand was die daar weer naar toe wilde. Het gevecht gaat naar mijn mening ook niet over de volledige vrijheid maar over de vraag wie vrij moet zijn de lonen te bepalen. Het is nu gelukt om de overheid in feite buitenspel te zetten en het gevecht is gaande dit ook formeel via de loonwet te doen. Maar wie moet het dan wel doen? Zelfs de vakcentrales vinden dat zij niet de aangewezen lichamen zijn maar dat dit aan de bonden moet worden overgelaten. Aan de zijde van de werkgevers is een centrale aanpak altijd een zeer aangevochten zaak geweest, althans via hun eigen centrale. Hier werd meestal meer voor een beslissing van de zijde van de overheid gevoeld. COÖRDINATIE NODIG Toch moet er m.i. coördinatie blijven, willen wij hier niet tot een chaotische toestand geraken. Tenzij men natuurlijk voelt voor wat meer spanning en wat minder inkomen. Want men moet niet vergeten, dat stakingen en werkloosheid betekenen minder produktie, dus minder te verdelen. Want wie betaalt eigenlijk een te grote loonsverhoging. Het zijn natuurlijk niet de meestal als industriële werkgevers aangemerkte direkteuren van grote N.V.'s. Die worden ook door de belastingwetgeving als werknemer aangemerkt en zullen wat hun salaris betreft wel niet achter uitgaan als de overige werknemers een fikse loons verhoging krijgen. Natuurlijk zijn er wel enkelihgen die tantiemes trekken of groot aandeelhouder zijn in de onder neming maar dit is niet een grote categorie en de vermindering van deze inkomens heeft tot gevolg dat er minder geld over blijft om elders te in vesteren. WIE BETAALT HET DAN Natuurlijk zullen de aandeelhouders minder trek ken. Die aandeelhouders zijn echter in Nederland een nogal uitgebreide groep mensen die hun bezit van aandelen zien als een manier van sparen, zodat zij naast hun inkomen uit een of andere betrekking een inkomen uit kapitaal genieten. Mensen die wer De toeneming van de varkensstapel t.o.v. de over eenkomstige maand in 1967, blijkt in december 1968 minder groot te zijn dan in de voorafgaande maan den. Het aantal leghennen was op 1 december 1968 slechts 2 groter dan in 1967. AFVLOEIING BIJ P. A. W. WAGENINGEN De vrijwillige wachtgeldregeling voor een deel van het personeel van het ministerie van landbouw had voor het P.A.W. het gevolg dat een negental per soneelsleden hier gebruik van wenste te maken. Op 1 februari a.s. stappen deze negen personen eruit en op dezelfde datum verlaat nog een tiende persoon de dienst. Op vrijdag 31 januari nemen ze afscheid van de collega's in een bijeenkomst in het PA.W. Tot de vertrekkenden behoren: Ir. B. H. Olthoff, voorheen hoofd van de Hoofdafdeling Akkerbouw en rijksland- bouwconsulent voor de zaadteelt. Ir. A. Evers, werk zaam bij de Afdeling Handelsgewassen, speciaal be last met onderzoek op het gebied van de graszaadi- teelt. Mej. A. Veenbaas, hoofd van het laboratorium voor onderzoek naar de consumptiekwaliteit van peulvruchten. Ir. S. Bosch, hoofd van de afdeling produktie en gebruik van grasland. Ir. W. R. Becker, hoofd van de afdeling voedergewassen. E. C. van Kraaikamp, medewerker van de hoofdafdeling be- drijfsvraagstukken, speciaal belast met onderzoek op het gebied van de rundveemesterij. Tevens gaat ir. C. Baars, hoofd van de afdeling beregening, het P.A.W. verlaten. Hij treedt op 1 februari 1969 in dienst van de afdeling weg- en waterbouwkunde van de Land bouwhogeschool. MEER SLA EN KOMKOMMERS MINDER TOMATEN AANGEPLANT Volgens de steekproef „Tuinbouwgewassen" van het C. B. S. per 1 januari 1969 bedroeg de aanplant van tomaten in december 1968 247 ha tegen 382 ha in december 1967 35 De aanplant van kom kommers was in december 1968 belangrijk groter dan in december 1967 (resp. 270 en 172 ha). De geoogste oppervlakte sla bedroeg in december 1968 525 ha tegen 676 ha in 1967. De aanplant van sla in december 1968 was vrijwel gelijk aan die in december 1967. Per 1 januari 1969 echter bedroeg de aanwezige oppervlakte sla 1661 ha tegen 1390 ha op 1 januari 1968. Dit betekent dat in de eerste 3 maan den van 1969 een aanvoer van sla kan worden ver wacht die 20 boven de aanvoer in de overeen komstige periode van 1968 ligt! De geoogste opper vlakte andijvie in december 1968 was vrijwel gelijk aan die in december 1967 (resp. 58 en 57 ha). Op 1 januari 1969 bedroeg de aanwezige oppervlakte an dijvie 143 ha tegen 131 ha op 1 januari 1968. kelijk enkel van kapitaal leven zijn er niet zo veel meer in Nederland, althans niet op een leeftijd dat zij nog heel goed in staat zijn een betrekking te ver vullen. Wel is er natuurlijk een grote categorie ouderen die op deze wijze in hun levensonderhoud voorzien. Niet vergeten moet worden dat een levensverzeke ring en zeker een pensioenverzekering voor de tweede wereldoorlog nog niet zo populair was als op het ogenblik. Veruit het grootste gedeelte van de kosten van loonstijgingen zal door de onderneming zelf moeten worden opgebracht en wel door ver mindering van de reserveringen en investeringen. Natuurlijk zullen alle ondernemingen proberen de hogere kosten af te wentelen op de konsument. Het zijn vooral de voor de exportwerkende indus trieën die dan in moeilijkheden geraken en die de klappen moeten opvangen. Overigens leiden loons verhogingen die boven de produktiviteitsstijging uitgaan tot prijsverhogingen dus tot inflatie. Wat heeft het echter voor zin om meer loon te ontvan gen als alle prijzen omhoog gaan. Je koopt dan voor een weekloon niets meer. Maar inflatie treft wel de vaste inkomens, dus diegenen die niet van loonverhogingen kunnen pro fiteren, pensioentrekkers dus, maar niet de pen sioenen van de ambtenaren. Verder de zelfstandige (kleine) ondernemer, dus boer en middenstander Zij moeten de loonsverhoging uit hun eigen in- komen betalen en zien dit inkomen henevens hun bedrijfskapitaal ook nog door de geldontwaarding dalen. WERKELIJKE TEGENSTELLINGEN Ik heb dit voor velen misschien wat ingewikkel de probleem eens willen behandelen omdat blijkt dat ingewikkelde problemen soms lang niet zo in gewikkeld zijn als zij wel worden voorgesteld. W\j moeten oppassen dat wij door de bomen het bos blijven zien. Als wij op dit ogenblik de situatie in onze maatschappij bekijken dan is het vrij duidelijk dat geprobeerd wordt de zaak scherp te spelen, dat wil zeggen tegenstellingen te ontwikkelen. Ik geloof dat wij vooral duidelijk moeten zien waar de tegenstellingen werkelijk zijn, anders gaan wij ruzie maken met mensen waar wij helemaal geen ruzie mee behoeven te hebben en omgekeerd. De belangen die de landbouw heeft bij de alge mene loonspolitiek gaan vei- uit boven de hoeveel heid loon, die in deze bedrijfstak wordt betaald. Vandaar dat wij deze materie moeilijk vrij aan an deren kunnen overlaten. De overheid dient dit ook te bedenken bij het zoeken van vervangende mid delen om de betalingsbalans in evenwicht te hou den. Dit moet niet ook nog eens op de zelfstandigen worden afgewenteld. Dr. S. BROEKHUIZEN AFSCHEID VAN NEDERLANDS GRAAN-CENTRUM Achttien jaar lang heeft de heer S. Broekhuizen gearbeid ten behoeve van het Nederlandse graan. Daarvan was hij zestien jaar verbonden als secre taris-deskundige aan de Stichting Nederlands Graan- Centrum (N.G.C.) te Wageningen. Voordien was hij van 1950 tot en met 1951 als deskundige werkzaam bij de Stichting Coördinatie Commissie Broodgranen (Cocobro). Op 1 januari 1952 ging hij dezelfde func tie vervullen bij< het N.G.C. Per 1 september 1956 volgde zijn aanstelling bij het P.A.W. te Wageningen als hoofd van de afdeling Granen. Zijn hoofdtaak bleef echter deskundige van het N.G.C. Thans heeft de heer Broekhuizen de pensioen gerechtigde leeftijd bereikt en is j.l. vrijdag met een receptie te Wageningen afscheid van hem genomen. De Stichting Nederlands Graan-Centrum, die zo veel jaren van de activiteiten van de heer Broekhui zen heeft mogen profiteren, heeft tot taak in nauw cotact met de praktijk, de onderzoekinstellingen en de overheid de problemen op het gebied van de gra nen te overzien en deze problemen zo snel en effi ciënt mogelijk op te lossen. Zelf verricht het geen onderzoek. De heer Broekhuizen was de man die als spil van het N.G.C. fungeerde en het is duidelijk dat grote eisen aan hem werden gesteld zowel wat betreft des kundigheid als met betrekking tot zijn bekwaamheid om met mensen om te gaan die zo'n grote verschel- denheid van belangen vertegenwoordigen. Daarbij was hij dan ook nog P.A.W -ambtenaar. Hij heeft zijn functie echter voortreffelijk vervuld. In belangrijke mate heeft die heer Broekhuizen ertoe bijgedragen dat er binnen het N.G.C. een goede samenwerking is gegroeid tussen de verschillende groepen van het bedrijfsleven, landbouw, handel en industrie. Ook is het goeddeels aan de heer Broekhuizen te danken, dat er zulke uitstekende contacten zijn ontstaan tus sen het N.G.C. en het ministerie van landbouw, als mede met de onderzoekinstellingen. Bovendien beschikt dr. Broekhuizen over de gave om de resultaten van het onderzoek on aanspreken de wijze door te geven aan de praktijk. Zodra het onderzoek praktisch bruikbare oplossingen had ge vonden streefde de heer Broekhuizen ernaar deze ter stond door te geven aan telers, handelaren en ver werkers. Dat gebeurde o.m. door middel van graan- dagen, door instructiedagen, door berichten over gele roest en over gevaar voor schot. Dit afscheid betekent niet, dat het N.G.C. in het vervolg zonder de kennis en bekwaamheid van dr. Broekhuizen verder moet. Het is de bedoeling dat de heer Broekhuizen nog enige tijd medewerking zal verlenen aan het N.G.C. 4

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1969 | | pagina 6