De suikerbietendagen te Schoondijke 9 JE KUNT ER WAT VAN LEREN R.V.L.D. - Axel. AAN het prille begin van dit jaar n.l. op 2 en 4 januari konden geïnteresseerden in de bietenteelt de z.g. suikerbietendagen bezoeken. In de grote loods van de Landbouwpraktijkschool werden enkele aktuele aspekten van de suikerbie tenteelt zo dicht en zo grijpbaar mogelijk bij de bezoeker gebracht. Aan de hand daarvan kon men komen tot een uitwisseling van ervaringen en van meningen, en dat niet alleen als boeren onderling, maar binnen die veelheid van beroepen die geheel of ten dele verband houden met de suikerbiet. Men zou het een soort „bietenmarkt" kunnen noemen, waar aan gaande de rationaliteit van de teelt en verwerking van de suikerbieten goede „zaken" werden ge daan. Uit het bezoekersaantal (in totaal ruim 1000), maar vooral ook uit de geanimeerdheid van de ge sprekken mogen we afleiden, dat de Suikerbieten dagen 1969 als geslaagd mogen worden beschouwd, niet in het minst dankzij de medewerking van de suikerindustrie en het I. R. S. te Bergen op Zoom. MOGELIJKE MISVERSTANDEN ONTZENUWEN Naast waardering over het scheppen van een gunstig gespreksmiüeu rond de suikerbiet, waren er tijdens deze dagen ook enkele kritische opmer kingen, waarbij de organisatoren onvolledigheid werd verweten. De kommissie die deze dagen heeft voorbereid heeft zich evenwel niet tot doel gesteld om vol ledig te zijn. Men heeft de belangstelling van de bezoeker willen richten op enkele aktuele facet ten van de teelt en bewerking van de suikerbiet. Vooral betrof dit onderdelen die aan een sterke verandering onderhevig zijn en waarbij een on derlinge diskussie mogelijke oplossingen zou kun nen bieden. Zo werd er op het punt van de rassenkeuze alleen ingegaan op de rooibaarheid, schieterresis tentie en gevoeligheid voor lichte vorst in het na jaar. Een keuze dus, waarbij men er van uit mag gaan dat de kritische bezoeker weet, dat er meer eigenschappen zijn, waarin de rassen van elkaar kunnen verschillen (sapzuiverheid, suikerop brengst, enz.). Bij de dezer dagen aan de bietentelers toege zonden bestellijst voor bietenzaad treft men een volledige opsomming van raseigenschappen aan. T.a.v. de oogstmachines zijn slechts enkele syste men getoond. De organisatoren hebben hiermee dus zeker niet dié machnes en werktuigen willen veroordelen, die er niet waren. De ruimte van een volledige opstelling ontbrak ten enenmale. En was dat wél mogelijk geweest, dan zou het voor de bezoeker een onoverzichtelijke doolhof van machi nes zijn geworden, terwijl hij nu kon meedenken in een aantal gangbare oogstsystemen. En ge let op de uitslag van een gehouden enquête mogen de organisatoren zich gelukkig prijzen dat ze het in deze richting hebben gezocht: 80 van de bezoekers gaf de voorkeur aan uitbeelding van oogstsystemen boven alle oogstwerktuigen. WEDSTRIJD Het is traditie geworden dat er aan zo'n „ge- wassenmeeting" een wedstrijd is verbonden, een wedstrijd die ertoe dwingt om goed notie te nemen van al het leerzame dat er op de één of andere wijze is te zien. Zo werden dan een 20-tal vragen aan het publiek voorgelegd. Niet alle vragen wa ren even gemakkelijk, er waren er zelfs heel moeilijke bij. Rond de prijzentafel (met 23 prijzen met een totaalwaarde van ruim 1100 uitgestald) ontspon nen soms merkwaardig interessante gesprekken. Menige bietenteler spoorde met een schijnbaar onbaatzuchtig gebaar en wat uit de hoogte zoon lief aan, om maar eens deel te nemen aan deze wedstrijd, onder de dekmantel: jij kunt er nog van leren. Een 145-tal bezoekers hebben zich gewaagd aan de vragen. Niemand is het gelukt, alle vragen foutloos te beantwoorden. De eerste vijf prijswinnaars waren: 1. Iz. deHullu, Rijksweg W 76, Schoondijke (100 kg suiker in gevariëerde vorm)2. Th. v. d. Vijver, Eiland 24, Sint Kruis (elektrische boormachine); 3. J. A. Campfens, Jan Steenstraat 2, Oostburg (elektrische heggeschaar)4. W. Dekker, Z 59, Retranchement (gelijkrichter); 5. Pr. de Clerck, Tivolie 14, IJzendijke (250 kg mengmest). DE VRAGEN In het kort willen wij hier de antwoorden op die vragen bespreken waar velen struikelden. Vraag 5. Welke van de volgende faktoren spe len een rol bij het opkomstpercentage van uw bieten a. grondontsmetting, (kan inderdaad van invloed zijn) b. merk zaaimachine (is niet van in vloed bij in goede staat verkerende zaaimachines, die bovendien goed zijn afgesteld) c. gezaaide afstand in de rij (wel van invloed op de standdikte, maar niet op het opkomstpercentage) d. kiemkracht van het zaad (is van invloed) e. percentage éénkiemigiheid is wel van invloed op het aantal alleen staande planten, maar zegt niets omtrent het opkomstpercentage). Vraag 6. Indien u veel planten per ha wenst, wanneer is dan volgens onderzoek 1968 het beste tijdstip van strooien bij 180 N per ha van deze kunstmest a. alles vroeg b. Va vroeg Vu bij opéénzetten c. alles bij de zaai. Uit bedoeld onderzoek is gebleken dat men beduidende hoeveelheden kunst mest het best kan strooien enige tijd (b.v. 14 dagen) voor het zaaien, dus al les vroeg. Op deze wijze beperkt men zoutschade, tengevolge waarvan menig plantje bij de opkomst sneuvelt, zo veel mogelijk. Vraag 8. Waar zit het hoogste percentage suiker in de biet De natuur is de mechanisatie van de suikerbietenoogst in zoverre gunstig gezind, dat ze de meeste suiker in het midden van de biet afzet. Het suiker gehalte in de punt is gemiddeld 3 lager dan in het midden; het gehalte in de kop ongeveer 2 lager dan in het middenstuk. Vraag 13. Hoeveel ton schuimaarde moet u per ha strooien om dezelfde hoeveelheid werkzame kalk (z.b.b.) te strooien, als u anders 2.000 kg Dolokal per ha strooit Van Dolokal bedraagt het percentage z.b.b. 54, van schuimaarde 20 a 24, ge middeld 22 2.000 kg Dolokal komt dus overeen met 54 x 2.000 kg 5 ton schuimaarde. 22 Vraag 15. Waarom hebben één- ol tweerijige bietenrooiers aangedreven looftasters? a. Om schieters goed te kunnen kop pen, zijn aangedreven looftasters niet in het voordeel, omdat de schie ters voorover gedrukt worden voor dat ze werkelijk gegrepen worden door de tasters. b. Omdat de bladmassa per biet in de zelfde rij zeer verschillend kan zijn, moet de taster door de bladmassa heen tot op de kop van de biet kun nen tasten voor een juiste kop- diepte. Alleen aangedreven tasters hebben deze eigenschap. Vraag 16. Waarom hebben de zesrijige ontbla- deraars slepende tasters a. om beter schieters te koppen? Ni,et juist. Ontbladeraars verwijderen de bladmassa met snelronddraaiende klepels. Eventueel aanwezige schie ters zijn vóór de slepende taster reeds omver geduwd of ontbladerd. Voor het koppen van de schieters is het dus voldoende, dat de tasters slepend zijn. b. het verschil in bladmassa tussen de bieten onderling wordt grotendeels genivelleerd door de klepelas waar door de bladmassa niet van invloed is op de kopdiepte. Een aangedre ven looftaster zou dus geen beter werk leveren dan een slepende. c. omdat beide systemen bruikbaar zijn, wordt de goedkope uitvoering genomen en dit zijn slepende tas ters. Vraag 17. De elektro-hydraulisehe bietendunaers hakken bietenplantjes weg die staan óf voor óf onder óf na de elektrische taste.-. Elektro-hydraulisehe bietendunners zijn zó uitgevoerd, dat een taster de rij aftast op aanwezige (bieten)plan tjes. Wanneer na een ingestelde af stand een plantje moet blijven staan, zal de machine met de hakmessen gaan werken nadat het betreffende plantje is getast. Omdat de hakmessen voor de taster zitten, worden de bietenplantjes weggehakt die voor de taster staan. Vraag 18. Hoe is de haklengte van de elektro- hydraulisehe dunners te vergroten De haklengte is de afstand die tussen de bietenplantjes onderlipg ontstaat. De hakbreedte is de breedte van de messen aan het dun-mechanisme. De haklengte dus de afstand tussen plantjes onderling is te vergroten door: grotere hakmessen, hierdoor worden meer plantjes per slag weggehakt door de afstand tussen taster en hakmes te vergroten, kan binnen een bepaalde zaadafstand in de rij een kleine speling in haklengte be reikt worden. Wanneer b.v. bij een zaadafstand van 7 a 8 cm in de rij de plantjes eenzelfde afstand zou den hebben, is dus een speling van haklengte mogelijk van 7 a 8 cm door de tasteThoogte te vergroten wordt geen effekt bereikt t.a.v. de haklengte. Vraag 19. Waartoe leiden beschadigde bietenmes sen in de snijmolen van de fabriek Beschadigde bietenmessen snijden de bieten niet in reepjes van regelmatige afmetingen, maar gaan als een soort rasp fungeren. Moesvorming is daar van het gevolg, wat aanleiding kan geven tot stagnatie (verstopte filterpersen b.v.). Ook het verwerken van bieten die tengevolge van bevriezing tot rot ting zijn overgegaan, geeft aanleiding tot moesvorming in de snijmolens. Vraag 20. Welke drie faktoren beïnvloeden de sapkleur en dus het wit suikerrende ment van de fabriek Niet van invloed zijn: hoog percentage grondtarra, beschadigde bieten en bie ten die hebben geleden aan mangaan- gebrek. Wel van invloed: veel bladsteelresten bieten met veel koptarra rottende bieten. H.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1969 | | pagina 11