Het tuinbouwbedrijf als onderneming H1 [\V^ y\ fierste uitzending: zaterdag 1 februari a.s. van 10.3011.00 uur, via Ned. 1. Her haling op donderdag 6 februari van 23.00 23.30 uur, eveneens via Ned. 1. LES 1 Evenals elke andere ondernemer heeft ook de tuin der te maken met de zich snel wijzigende omstandig heden van deze tijd. Het is noodzakelijk dat men de bedrijfsvoering steeds hierbij aanpast om verzekerd te blijven van een goede rentabiliteit. In het geheel van de ontwikkeling spelen factoren, waarop de individuele tuinder zowel als het tuinbouw- fedryfsleiea weinig of geen invloed kunnen uitoefenen. 3elangr\jke hiervan zijn het sociaal-economisch klimaat n de concurrentie dit uit andere landen wordt onder- GROENTETEELT ONDER GLAS SOCIAAL-ECONOMISCH KLIMAAT Onder sociaal-economisch klimaat verstaan we het welvaartsniveau in ons land. Dit is van directe invloed op de lonen en de inkomensbehoefte van de tuinder. Naarmate de welvaart verder stijgt zullen de lonen stij gen en is het voor de tuinder noodzakelijk dat ook zijn inkomen tenminste in dezelfde verhouding toeneemt. Het ligt in de lijn der verwachtingen te veronderstellen dat de welvaart in ons land verder zal blijven stijgen. In de afgelopen tién jaar zijn de lonen in de tuinbouw sterk gestegen. Afbeelding 1 geeft hiervan een duidelijk beeld. Het spreekt vanzelf, dat de lonen in de tuinbouw mee moesten stijgen met die in andere bedrijfstakken. Zou dit niet het geval zijn geweest, dan zou de animo om in de tuinbouw werkzaam te zijn uiteraard sterk zijn ge daald. 190 heden en het is niet moeilijk om in een ander beroep een inkomen te verwerven welke dat van de tuinder evenaart. Vandaar dat de jonge tuinder als het ware een zekere waarborg moet hebben voor een goed inkomen. In af beelding 2 is te zien hoe het gemiddelde inkomen in om land in de achter ons liggende jaren geweest met daar bij de verwachte stijging in de toekomst Deze toename van het inkomen zal óók door een tuinbouwbedrijf moe ten worden gerealiseerd. Andere economische activiteiten ia ons land doen da tuinbouw concurrentie aan. In dit „gevecht om het in komensniveau" dat in de komende jaren naar schatting per jaar met 3 tot 4% zal stijgen zal een tuinder goed moeten kunnen meekomen. CONCURRENTIE Een zeer belangrijke factor die de rentabiliteit van "da bedrijven bepaalt is de concurrentie van andere prodnk- tiegebieden in Europa en in de toekomst mogelijk ook van verder gelegen tuinbouwgebieden. In de strijd om de markt zijn weliswaar de zuidelijke landen van Europa van invloed, maar ook al is die invloed soms hinderlijk de zekerheid van de produktie en de kwa liteit zijn niet vergelijkbaar met die van de glastuinbouw. Wél van invloed kan de produktie zijn van kaspro- dukten ook wel gezegd van de beschermde teelten die elders in Europa plaatsvindt Daarbij hebben we to maken met een sterke ontwikkeling van de glastuinbouw in diverse landen. Afbeelding 3 laat iets van deze ooS- 160 130 100 70 BRUTOLONEN IN DE GLASTUINBOUW 1957 Op de exploitatie van het glasbedrijf vormen de loon kosten een belangrijke post, nl. 25 tot 50% van de to tale kosten. Vandaar dat een stijging van de lonen ge makkelijk leidt tot een stijging van de kostprijs. Om deze stijging nu zo veel mógelijk af te remmen zal de tuinder veel dienen te investeren in arbeidsbesparende werktui gen en apparatuur. Bovendien moet de beschikbare ar beid zo nuttig mogelijk worden besteed, zodat een ver groting van de produktie kan worden bereikt zonder dat dit met een stijging van de arbeidskosten gepaard gaat. Een belangrijk aspect van het sociaal-economisch kli maat is het welvaartsniveau van de tuinder zelf. Naar mate de welvaart algemeen toeneemt, zal ook de tuin der hiervan meer willen en moeten profiteren. Het zijn vooral de jonge tuinders die de leef- en werksfeer van voorheen niet meer accepteren. Als zij zelfstandig tuinder worden zullen zij moeten kunnen le ven op een wijze die niet veel afwijkt van dat van an deren. Met andere woorden, zijn arbeidstijden mogen niet te sterk afwijken van die van de werknemer. Hij zal óók op zondag en zaterdag zo veel mogelijk vrij moeten zijn. Kortom, hij moet als tuinder net zo prettig kunnen leven als wanneer hij een ander beroep zou hebben ge kozen. Deze eis klemt te meer, omdat het niet meer zo is, dat de zoon automatisch in de voetsporen van zijn vader stapt. Er zijn voor hem andere studiemogelijk- CONCLUSIES UIT DE DISCUSSIE 1. Ook de tuinder zal in de toekomst moeten komen tot een vrij weekend. De toenemende mecha nisering en automatisering zullen dit, gesteund door de resultaten van de veredeling, mogelijk moeten maken. 2. Daar waar mogelijk, dient men te komen tot aanvaardbare samenwerkingsvormen. Op eenvou dige wijze kan hiermee een begin worden gemaakt 3. Een jonge tuinder, die zich zelfstandig wil gaan vestigen, moet beschikken over de juiste men taliteit Hij moet enthousiast zyn over het beroep en over voldoende praktisch vakmanschap en geestelijke bagage" in de vorm van theoretische kennis beschikken. Êa financieel opzicht moet hy worden gesteund door een eigen vermogen van voldoende omvang. UITDAGING Zowel de ontwikkeling van het sociaal-economisch kli maat als die van de concurrentie moet de tuinder erva ren als een uitdaging. Een uitdaging waarop de tuinder sis ondernemer op het eigen bedrijf, maar ook als groep, als gemeenschap een antwoord moet geven. Gemeen schappelijk kan dit antwoord worden gegeven middels het volgende: a. Afzet Juist met betrekking tot de afzet heeft Neder land een enorme voorsprong op het buitenland. Het co- operatieve veilingwezen, samenwerkende in het Centraal Bureau van de Tuinbouwveilingen, vormt een afzetappa- raat met alle mogelijkheden voor deze moderne tijd, dat regelmatig aanpassing vraagt naar het rich wijzigende afzetpatroon. Voorwaarde is, dat de centrale afzetorga nisatie zich verzekerd weet van de steun van iedere in dividuele tuinder. b. Eenheid Meer dan voorheen is het noodzakelijk dat de glastuinbouw naar buiten één geluid moet late* horen. Naarmate de maatschappij ingewikkelder wordt is het meer noodzakelijk één gesloten front te vormen. Dit is nodig met betrekking tot de overheid, de planolo gie, ruilverkaveling en bijvoorbeeld ten aanzien van E.E.G.-zaken. c. Samenwerking In deze tijd waarin we veel horen en ervaren van samengaan en fusies is het begrijpelijk, dat er ook in de produktiesfeer van de glastuinbouw mogelijkheden zijn tot samenwerking. Het fuseren van bedrijven zoals we dit bij de industrie wel ervaren is waarschijnlijk voor de glastuinbouw minder gewenst dan samenwerken in beperkter verband. De eerste ontwikkn- Imgskenmerken hiervan beginnen rich af te tekenen met betrekking tot gezamenlijk gebruik van machines, ar beidsverdeling over meerdere bedrijven en samenwer king ten aanzien van leiding en toezicht. ANTWOORD OP UITDAGING wikkeling zien in een aantal belangrijke tonden van Bo- ropa. Daaruit blijkt de sterke uitbreiding van het glas- areaal in Nederland in de jaren tussen 1956 en 1964, maar ook die van landen als België, Frankrijk en van de Balkan. De grote toename in Italië bestaat vrijwel aft- sluitend uit plasticeonstructies. Hierdoor kunnen we welis waar hinder ondervinden, maar de teeltmogelijkheden onder plastic zijn toch beperkt Voor veel landen is de ontwikkeling in Nederland een voorbeeld geweest. Dit heeft stimulerend gewerkt op de uitbreiding in andere landen, al schijnt die momenteel met uitzondering van die van de Balkaiüanden duide lijk geluwd te zijn. Met betrekking tot de ontwikkeling m het buitenland kunnen we stellen, dat deze vaak sterk werd gestimuleerd door de overheid. Dit meestal in de vorm van subsidies. Ook in het buitenland stijgt de welvaart. Dit werkt kos tenverhogend op de produktie en dus concurrentiever- minderend. Hoewel men in het buitenland de achter stand in teeltkennis snel inloopt vooral in de Balkan- landen heeft de Nederlandse tuinder toch nog een grote voorsprong in vakkennis en techniek en organisatie van zowel de produktie als de afzet. Er is daarom geen reden tot ongerustheid, mits de Nederlandse glastuinder er in slaagt de mogelijkheden die er zijn tot verbetering van de rentabiliteit te benutten. IET belangrijkste antwoord op de uitdaging die van buitenaf komt moet de tuinder op rijn eigen be drijf geven. In dit verband is het nuttig de cijfers van do grafiek op afbeelding 4 te bestuderen. Deze geven do spreiding aan van het netto-overschot van 60 bedrijven met ongeveer eenzelfde teeltplan. Hieruit Wijkt een zeer grote variatie in het netto-overschot; het verschil tussen aüe kosten en opbrengsten. Er rijn bedijven waar men per honderd gulden gemaakte kosten een opbrengst be haalt van honderdveertig gulden. Dit betekent dus een netto-overschot van veertig gulden per honderd gulden fcoston. Er is ook uit te zien dat er eveneens bedrijven voorkomen waar de opbrengst per honderd gulden kos ten slechts zestig gulden bedraagt. Die bedrijven komen per honderd gulden kosten dus veertig gulcjen te kort. Volgt men de opbrengsten van deze bedrijven van jaar tot jaar, dan blijkt, dat men steeds dezelfde telers in do „kopgroep" vindt, maar dat het ook steeds dezelfde tuinders rijn die te kort komen. Het is begrijpelijk dat de vraag naar voren komt toe het mogelijk is, dat de «ie tuinder het zo veel beter dort dan de andere, terwijl het toch om dezelfde teelt handelt, waarbij dus gelijke moeilijkheden (weer) en mogelijkheden (prijzen) voorkomen. Op deze vraag is maar één antwoord te geven. Het verschil wordt bepaald door db ondernemer en de wijze waarop hij rijn bedrijf voert Daarbij moeten we twee aspecten onderscheiden. Het eerste wordt gevormd door de opbrengsten: het aan tal kilo's of stuks, de kwaliteit hiervan en de periode waarop ze worden geveild. Het andere aspect omvat de kosten: het teeltplan. het gebruik van de beschikbare arbeid en de aard en het gebruik van de bedrijfsuitrusr- ting. De tegenwoordige tijd eist veel van de tuinder én als vakman én als ondernemer. Hij komt voortdurend voor belangrijke beslissingen te staan wanneer het gaat om het teeltplan, de teelttechniek en de investeringen. Do nu die steeds de juiste keuze doet, komt het verst. Vakmanschap én ondernemerschap zijn daarbij door slaggevend. Ze moeten voortdurend worden verbeterd. Bij dit alles komen ook nog andere zaken om de hoek kijken, zoals bijvoorbeeld de financiering en de bedrijfs opvolging, die ook voor de beste vakman bijzonder las tige hindemissen kunnen zijn. Deze aspecten komen, met andere die direct op het vlak van de teelttechniek en het ondernemerschap liggen, in de loop van deze cursus na der aan de orde. GROENTEN ONDER GLAS IN HA uederland gr. brit. scand./w.dld beig./frankrijk balkan italië plastic) areaal uitbreiding 1956 '56-'64 '64-68 2250 2250 500 1800 300 1400 150 50 300 600 400 50 100 500 500 4200

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1969 | | pagina 7