uT? 325-JAMBE SE3GMU YAH BS >»»ta VIOLET Reis naar Gembloux, ter bezigtiging der aldaar gevestigde Belgische Landbouw school, door de landbouwafdeehng Hulst op Dinsdag 17 juny 1873 pvE lang verbeide dag was dan daar-, een U exprestrein, der Maatschappij Mechelen- Neuzen was des morgens ten 4.15 uit Neuzen getrokken, na daar reeds een groot getal leden te hebben opgenomen en nam ten 5 ure aan het station Hulst, de overige ingeschreven leden der afdeeling op. Honderdvijftig was juist het getal der reizende leden, hetwelk nog te Brussel werd verhoogd door de aankomst van het lid van Putte uit Woensdrecht in Noordbrabant. Het was des morgens mistig weder, doch niet de minste invloed was daarvan merkbaar bij de leden, die allen met een open vrolijk gelaat, het welk duidelijk een aangename stemming verraadde, met goeden zin de reis aanvingen. Aan het station te Hulst ontving ieder lid uit handen van den Voor zitter eene Cocarde van de Hollandsche en Bel gische kleuren, welke wij aan de geoefende naald zijner vrouwelijke huisgenooten te danken hadden en alzo getooid en in die goede stemming reisden wij België in. Dank zij de beleefdheid en voor komendheid van de Spoorweg Maatschappij Mechelen-Neuzen. vertegenwoordigd door den Heer Camfort, een harer Bestuurders kwamen wij en ongehinderd, zonder verwisseling van trein aan het Noorden Station te Brussel. De stoet trok deze stad door om het Station der Luxemburgsche lijnen te bereiken, terwijl de Secretaris de minder lange weg der boulevards nam om in de nabijheid van gemeld Station het bestelde déjeuner te doen gereed zetten. Bij zijne aankomst aldaar ontmoette hij allereerst den Heer L. 't Serstevens, lid van de kamer der volksvertegenwoordiging voor het kanton Nivelles en grondeigenaar te Brussel. Aan Z.Ed. hadden wij de voorafgegane beschik kingen a: g: ons déjeuner en diner en alle verdere aangename ontmoetingen en reisgenoten te dan ken; als daar zijn, om ze met een enkel woord aan te stippen: de goede onvangst te Gembloux, reductie van 50% op het transport-tarief van den IJzeren weg van Brussel naar Gembloux en zelfs in het terugkomen op den in den namiddag aldaar voorbijtrekkende expres-trein enz. enz. Bij het aankomen der leden werden zij onmiddel lijk door den Heer 't Serstevens allerhartelijkst ge groet en den geheelen dag, mogten wij allermin zaamst met Z.Ed. omgaan, terwijl hij zich geheel ten onzen dienste stelde en ieder voorbij gaande bijzonderheid ons aanwees en daarmede bekend maakte. Na een goed maagvullend déjeuner (boterham men en koffij a volonté en een koppel eijeren per hoofd) stoomden wij naar Gembloux. DE mist was opgetrokken, 't werd een regt schoonen zomerschen dag. Dit was allen uiterst aangenaam en vooral voor dengenen die het heuvelachtige terrein tussen Brussel en Namen voor het eerst bereden. Schoon was er de natuur, schoon en afwisse lend; voor sommigen welligt schooner dan die vlakke, vlakke Polders; doch wanneer dan het oog aan die hoogten en laagten zoo wat gewoon was en zich in enkele schoone landschappen zoo wat had verzadigd, en terugkwam tot het meer wezen lijke: de opbrengst des bodems, moesten de illusien verdrijven en de overtuiging, was er dat de vlakke, vlakke Polders, vrij wat beter, schooner, rijker oogst opbrengen dan die mooie, schilder achtige, heuvelachtige terreinen. In het algemeen genomen moest men besluiten dat en de aard der landen en de bewerking van den akker nog al wat te wenschen overlieten en vooral het laatste zeer achter was tegen de bebouwing der landen die wij voor Brussel hadden doorreden. Zoo al pratende en redenérende kwamen wij te Gembloux. Eene groote breede rijksweg, deels be- keid deels begrind bragt ons, na eenige minuten loopens, aan de bedoelde Landbouwschool, eenigs- zins verscholen achter de schoone olmen en beukeboomen die de zijkanten van den Geganen weg versierden. Daar wachtte ons ongekend ge noegen. Eenige schreden voor de inrigting kwamen ons de dienst Directeur en eenige Professoren te gemoet, zij schudden ons hartelijk de hand en toonden ons de ingangspoort. Daar wapperde de Hollandsche vlag, onze nationale driekleur. Sprake loos bewijs dat wij welkom waren! Geëerbiedigd doek dat ons alles zegde wat die heeren in het hart hadden! Een bewijs van vriendschap en voor komenheid dat ons gevoelig heeft getroffen. Gem bloux, wapperden ook niet eenmaal onze vanen in uwe velden ten teeken van krijg, woedde en verdeeldheid? Thans ontplooijen zij zich onder den indruk des winds ten teeken van vriendschap, vrede en eensgezindheid. ONDER dien genotvollen indruk stapten wij het landbouw-gebouw binnen. Daar wachtte ons een tweede verrassing. In de ruime eetzaal stonden tallooze tafels rijk met het heerlijkste brood en lekkere ham beladen naast honderd en meer flessen wijn en bier en dit wel zoo als wij vernamen, op order van den Belgischen Minister van Binnenlandsche Zaken. Konden wij nu nog eenigzins twijfelen aan ons welkom zijn, het hartelijk woord bij wijze van toast als welkoms- groet ons door den Heer Directeur toegebragt, moest ons geheel van het tegendeel overtuigen en ons onbetwistbaar verzekeren, dat wij in het huis van vrienden, van broeders waren. Hij dronk op onzen geëerbiedigden Vorst, op Neerlands bloei en welvaart, op ons welzijn en op het wel zijn van allen die ons dierbaar zijn. Onnoodig te zeggen dat die groet met een heerlijk woord van onzen Voorzitter punt voor punt werd beantwoord; het van genotvolle aandoening verkropt gevoel gaf zich lucht in de schoonste woorden en uitgedrukte wenschen werden door een opregt gemeen, drie werf hoera, door 150 monden aangeheven, be vestigd. Na zich behoorlijk aan het zoo gul aangeboden collation te hebben goedgedaan, stelden alle Pro fessoren zich ten onzen diensten, verdeelden ons in verschillende groepen van 20 a 30 personen, waarvan zij nog vergezeld van een drietal leer lingen uit Nederland, de leiding op zich namen om de inrigting in zijn geheel en in al zijne onder delen te bezigtigen. Daarover een woord II ET gebouw der Landbouwschool is een oud klooster, duidelijk was dit aan deszelfs structure, ruimte en hoogte der zalen, aan de soliditeit en zwaarte der constructie, aan de groote wandelgalderijen te erkennen. Het beslaat een groot vierkant hebbende in het midden een groot plein; daar buiten zijn nog enkele gebouwen opgerigt, dienende tot veestallen en voedermagazijnen. In het gebouw was alles ordelijk, zuiver en net, en doelmatig ingerigt zonder praal. De slaap-, eet- en studiezalen zijn allen ruim hoog en lucht, alles toont aan dat de beste zorgen aan de leerlingen worden gewijd en de Heeren Professoren den jongelieden een opregt vriend schappelijk hart toedragen. Dat kwam nog te meer uit, toen wij getuigen waren van de hartelijke wijze waarop een oud-leerling van het Instituut, de Heer Jules Vogelvanger ons mede-lid en mede togt- genoot, aldaar werd ontvangen! Het hoofddoel der inrichting is te zijn eene school, van daar dat het theoretisch onderwijs de hoofdzaak van de opleiding is, doch dit onderwijs slaat niet alleen op hetgeen grond en vee aangaat maar omvat alles wat van den jongeling een be kwaam en nuttig lid der Maatschappij kan maken. En bekennen wij volmondig dat al hetgeen wij daar zagen aan de stoutste verwachtingen voldoet, vooral omdat door de schoonste verzameling van modellen, waarvan velen echte kunststukken waren, het den leerling in zijne studiën zoo gemakkelijk mogelijk, zoo vattend, zoo duidelijk wordt gemaakt. Het physiesch het anotomisch kabinet troffen wij nooit zoo volledig aan, de verzaméling van oudere en nieuwere landbouwwerktuigen mag buitengewoon genoemd worden; de melkkerij was zindelijk, zuiver en op wetenschappelijke wijze met verwarmingstoestel ingerigt. Kortom de inrigting te Gembloux mag als landbouwschool bepaald genoemd worden. De veestapel bestond uit tal van koeijen, waar onder vele Dulhamsche beesten, eenige gecroi- seerde en een enkel stuk inlandsch ras. De varkens waren monsters van dikte en vet, exemplaren der verschillende Engelsche rassen, meestallen met kromme, lelijke pooten een gevolg welligt van al te zwaar voederen, vooral in de jeugd. Eene kudde volle, schoone schapen, rijk aan wol, herinnerde ons aan de Leijcester-schapen, die wij vroeger in den Wilhelminapolder hadden gezien. De paarden waren weinig in tal en waren sterke Henegousche trekolieren, vroeger bestond ook te de inrigting de zoogenaamde „Haras de l'Etat staatspolderfokkerij, een vijftal schoone schilde rijen die wij in het gebouw bezigtigden houden het afbeeldsel van de voornaamste hengsten die te Gembloux zijn gestationeerd geweest, voor waar prachtige dieren. Deze fokkerij is opgeheven. EEN 30 a 40 hectaren grond worden door de inrigting bebouwd, waardoor zooveel moge lijk ook op praktisch gebied den leerlingen met de vereischten van den landbouw worden bekend ge maakt. De akkers waren goed-drogende zandgronden, gunstig staken zij af tegen hetgeen wij buiten het land van Waes hadden gezien, vooral in het zuiver houden van onkruid en in goede bewerking. Ook de groeijende oogst getuigde van rijkere bemesting. Ziedaar eenige bijzonderheden die wij hebben gemeend te moeten aanstippen. Bekwamere hand zou van dit uitstapje merkwaardiger verslag kunnen uitbrengen, doch ieder vogeltje zingt zooals het gebekt is. De terugreis, was als de heenreis, ieder was op geruimd en vrolijk als des morgens, nu kwam er nog meer bij, ieder was voldaan. Onze leidsman bragt ons terug in Brussel en aanvaarde aldaar, tot ons genoegen het dinertje dat hij daar voor ons had besteld. Dat een ieder zijne dienstvaardigheid bewonderde, erkende en daarvoor dankbaar was is onnodig te zeggen, daar om ook sloten allen zich aan het woord van den Voorzitter die een hartelijken dronk aan den Heer 't Serstevens bragt, waarin alle erkentelijkheid ge maald werd. Aangename, duurzame herinneringen zal die tocht in onze afdeelingen nalaten en daaruit welligt is de nauwere vriendschappelijke verhouding ge boren die thans tussen de kantons Oixel en Hulst in deze afdeeling heerscht en daarin zich meer en meer doet gevoelen. Hadde zij slechts dat voortgebragt, dan nog was die tocht van onschatbare waarde. Was het den Secretaris geoorloofd, alhier aangaande deze reis een woord van hulde en dank te brengen aan den Voorzitter dezer afdeeling, zeer zeker hij zou zijne verdiensten naar waarde weten te schatten, doch hij meent aan anderen dien pligt te moeten overlaten. Dit verslag mogt de aigemeene goedkeuring en tevredenheid ver- werfen, waarom derzelve op voor stel van den Voorzitter, ten koste van den afdeeling zal worden ge drukt en den leden worden toe gezonden. Na eenige gedachtenwisseling over landbouwzaken van prak tische aard, wordt bepaald de eerstvolgende vergadering te hou den op den eersten maandag der a: d: December, waarop alsdan bijzonderlijk zal worden gehandeld over het houden eener afdeelings- tentoonstelling in het volgende jaar. Waarna de vergadering is ge sloten. A. Hombaart, voorzitter.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1969 | | pagina 10