Samenwerking met zusterverenigingen positief behandelen Schouw van kavel-, weg- en dijksloten 2^ CZAV WE MELD IN G E TVE vraag zou kunnen worden gesteld of de struktuur van onze vereniging en het CZAV- bedrijf nog wel de juiste is. Aldus de voorzitter de heer J. P. Lindenbergh in zijn openingswoord van de 39e jaarvergadering van „Coöperatie" Wemeldinge die j.l. dinsdag te Goes werd gehou den. De heer Lindenbergh stelde deze vraag naar aanleiding van hetgeen hij in het begin van zijn rede over de strukturele ontwikkeling van de agrarische bedrijven naar voren had gebracht en waarin er door hem ondermeer op gewezen werd dat er in de produktiestruktuur van de Neder landse landbouw al meer veranderd is dan menig een denkt. Wat de organisatorische opbouw van onze ver eniging betreft ben ik van mening dat deze goed is. De afgelopen twee jaar doorgevoerde vereen voudiging van onze organisatie heeft de direkte band van het lid met zijn vereniging bewerkstel ligd. Dat is belangrijk, want bij al ons denken over mogelijke schaalvergroting van de economi sche instellingen van de land- en tuinbouw zal een goede opbouw van ondeien op grote aandacht moeten blijven hebben. De inspraak van de leden, die we moeten realiseren met de organen van de vereniging, te weten de algemene vergadering, de raad van toezicht en het bestuur, dient voorop te staan. Het goed funktioneren daarvan stelt de democratie binnen de vereniging veSig. PEN andere vraag kan zijn of het zinvol is om in gewestelijk verband naar een zakelijke samenwerking met zusterverenigingen te streven. Mijn mening is, aldus de heer Lindenbergh. ook van het bestuur en de raad van toezicht dat wjj een dergelijke samenwerking of een sa mengaan positief moeten benaderen. Hierdoor kunnen: grotere mogelijkheden worden geopend door vereenvoudiging van de werkzaamheden, specialisatie kan sneller worden bereikt, capaci teiten voor de verdere ontwikkeling van de sa menwerkende verenigingen kunnen worden vrij gemaakt, aan investeringen kan meestal een bre dere funktie, dus ook een breder draagvlak wor den gegeven, een beter gecoördineerd personeels beleid behoort tot de mogelijkheden. En tenslotte kan het vraagstuk van de stijgende kosten met meer effekt worden tegemoet getreden enz. MET nadruk stelde de heer Lindenbergh dat zijn inziens het werkpatroon in de werkge bieden van de samenwerkende verenigingen niet wezenlijk behoeft te veranderen, al zou dit wat meer op elkaar worden afgestemd. De praktijk leert dat verenigingen, die in groter verband ver gaand willen samenwerken en het over de hoofd lijnen eens zijn geworden, met de r»orfebr»g van onderdelen en details weinig moeilijkheden on dervinden. De samenwerking op onderdelen die wij reeds geruime tijd kennen geven steeds weer moeilijk heden over allerlei zaken die zich als afzonder lijke projekten presenteren. Hiermee is vaak veel tijd gemoeid, terwijl het voorkomt dat achter zo'n afzonderlijk projekt belangentegenstellingen een kans krijgen, opnieuw gestalte krijgen of groeien. Daarom zijn bestuur en de raad van toezicht van mening, dat een zich voordoende mogelijkheid om tot een grotere formatie te komen, positief moet worden tegemoetgetreden. Zou hierbij blijken, dat een verdere uitwerking zin heeft, dan zullen wij U hierover te zijner tijd inlichten en raadplegen. Want de beslissing blijft ten alle tijde aan U ALVORENS tot deze positieve uitspraak aanzien van samenwerking te komen ha< ten samenwerking te komen had de heer Lindenbergh enkele cijfers gegeven waaruit de struktuurveranderingen in de agrarische be drijfstak overduidelijk bleek. In de laatste 10 jaar zien wij o.a. dat de gemiddelde rundveebezetting per bedrijf van 15,9 tot 24,8 stuks is toegenomen, terwijl het aantal bedrijven met 20 ofwel met 40.000 is afgenomen. Het aantal bedrijven met varkens nam met 40 af, maar het gemiddeld aantal varkens per bedrijf ligt nu op 45 stuks, het drievoudige van 1958. Een zelfde ontwikkeling zien wij bij de pluimveehouderij. De ontwikkeling in de richting van grotere produktie-eenheden is hier goed op gang en het ziet er naar uit dat dit proces zich bij de produktie van vakensvlees, het ei en het slachtpluimvee over enige jaren voor een zeer groot deel zal hebben voltrokken. Een gunstige ontwikkeling die wij veel minder in de akkerbouwsektor zien. In 10 jaar is de op® pervlakte bouwland met 70.000 ha ofwel met 14 afgenomeh. Dit bouwplan is door de inkrimping' van de verbouw van peulvruchten met 8000 ha en van handelsgewassen met 13.000 ha vernauwd. Financiële uitschieters komen maar heel zeldem voor. Ons ondernemersinkomen blijft bij dat van andere takken van het bedrijfsleven achter omdat de prijzen van onze produkten relatief achterblij ven. Daar we over een verhoging van de prijzen bepaald niet optimistisch kunnen zijn blijft als enig alternatief over het drukken van de kosten l IN dit verband benadrukte de heer Lindenbergh de noodzaak tot samenwerking en op deze wijze met collega's de positie versterken. Als tref fend voorbeeld noemde de heer Lindenbergh het geen in de afgelopen tijd in de pluimveesektor dienaangaande tot stand is gebracht. Met elkaar kunnen wij veel meer bereiken dan we denken t Uit het verslag CZAV over boekjaar 1 juli 1967 30 juni 1968 blijkt dat de handelsomzet weder om is toegenomen en wel met 1.254.500,Daar echter de resultaten van de handelsafdelingen en dienstensektor onder druk van de zich voortzet tende kostenstijging stonden en de marges gelijk bleven, soms zelfs licht daalden, kon deze kosten stijging niet voldoende worden opgevangen. Daar door is het uiteindelijke bedrijfsresultaat lager dan dat van het vorige jaar. Niettemin, rekening houdend met deze omstandigheid, kan van een bevredigend resultaat gesproken worden. Op gebouwen, machines, installaties en inven tarissen werd afgeschreven ƒ217.000,terwijl aan de onderhoudsreserve ruim 9000,werd toegevoegd. Daarmee is de bestemmingsreserve op 10.000,gebracht. Het onverdeeld saldo is 8600,—. In een zevental in voorbereiding jrijnde bijeen komsten zal het bestuur en de direktie in de maan den januari en februari 1969 organisatorische en zakelijke aktualiteiten met de leden gaan bespre ken. Ook bij de centrale organisatie Cebeco Rotterdam werkt men aan een verbetering van de organisatie. Indien de daarop betrekking heb bende voorstellen in voldoende mate door de leden van Cebeco worden ondersteund, kan de gehele ondernemingsstructuur van Cebeco en van de daarbij geïnteresseerde verenigingen worden herzien. Daardoor zal in hogere mate dan nu het geval is het Cebeco als één onderneming naar bin nen en buiten optreden. (IN HET ALGEMEEN) en het Waterschap Hulster Ambacht In het bijzonder op de breedte en diepte, vastgesteld in de staat, be doeld in de desbetreffende bepalingen, van de voor de onderscheidene polders of waterschappen gel dende reglementen. Wordt de waterleiding aan de ene zijde door een openbare weg begrensd, dan moet zulks voor het geheel gedaan worden door de gebruikers of eige naren van het land aan de andere zijde. Artikel 24, par. 3 De in de dammen zich bevindende buizen, kokers of andere openingen moeten door de gebruikers of eigenaren van de landen, waartoe die dammen de toegang geven, steeds in goede staat van onderhoud en zuiver worden gehouden. Om te voorkomen dat weidende paarden of vee, door intrappen of inlopen van taluds, schade toe brengen aan of stremming van de waterlopen ver oorzaken in leidingen, wordt in artikel 28 par. 4 van voornoemd reglement eveneens bepaald, dat men verplicht is, op aanzegging van het water schapsbestuur, langs de kanten van bij een water schap in onderhoud zijnde waterleidingen, een af scheiding aan te brefigen, ter hoogte van minimaal 0.50 m en vam maximaal 0.90 m, van een dusdanige constructie dat een strook van 0.50 m langs de kan ten van deze waterleidingen niet door te weiden paarden, vee en varkens kan worden betreden. In artikel 40 van ditzelfde reglement van Politie is aan het waterschap, op grond van artikel 1 lid 3, der wet van 9 mei 1902, 354 (Bevoegdhedenwet), de handhaving der bepalingen van het Reglement van Politie opgedragen en is het derhalve bevoegd te doen ontruimen, herstellen of verrichten des noods op kosten van de overtreder hetgeen in strijd met dit reglement is geplaatst, verricht of nagelaten. Behalve in spoedeisende gevallen geschiedt dit niet dan nadat belanghebbende per aangetekend schrijven is gewaarschuwd. Onverminderd deze bevoegdheid is in artikel 42 der strafbepalingen opgenomen dat de overtreding strafbaar is met een geldboetewelke geldboete, bij het van kracht worden van het gewijzigde Reglement van Politie (begin 1969) gesteld kan worden op ƒ300. HET WATERSCHAP HULSTER AMBACHT OM het waterschap in een goede onderhoudstoe- stand te brengen en te houden, is in artikel 14, par. 4 van het Reglement van het Waterschap Hul ster Ambacht bepaald, dat het dagelijks bestuur ten minste eenmaal per jaar een schouwing houdt over alle uit- en afwateringsmiddelen en daarvan 14 dagen tevoren bekendmaking doet. Zo'n schouwing werd reeds tweemaal (winter 1967 in beperkte mate en winter 1968, volledig) ten uitvoer gebracht, waarbij is gebleken dat, alhoewel er een verbetering te bespeuren viel, velen hun ver plichting tot opschonen niet waren nagekomen. Deze personen werden dan ook per aangetekend schrijven gewaarschuwd en alsnog in de gelegen heid gesteld vóór een bepaalde datum, de door hen nagelaten werken uit te voeren, waarna een her- schouw werd uitgevoerd. Daar het de eerste maal was, dat een algehele schouw werd uitgevoerd, werd echter niet tot strafvervolging overgegaan (overgangsmaatregel). Wel werden de namen van degenen, die bij de herschouw in overtreding wa ren, op lijsten genoteerd. Indien deze personen bij de eerstvolgende schouw (vanaf 1 januari 1969), weer in overtreding zijn, zal tegen hen zonder verdere waarschuwing of her- schouw, direkt proces-verbaal worden opgemaakt. IN het belang van de grondgebruiker zelf, ter bescherming van de belangen der grondgebrui kers die hun opschoonverplichtingen nakomen en om te voorkomen dat de in de ruilverkavelingen geïnvesteerde bedragen van zowel de eigenaren als het Rijk, door een slecht onderhoud worden teniet gedaan, ziet het waterschap het op de eerste plaats als haar taak en is het. ook verplicht door het nemen van bgvengenoemde strafmaatregelen, zorg tp dra gen dat een ieder zijn onderhoudsverplichting na komt. Onder goed onderhoud wordt verstaan: a. Opschonen en op de juiste breedte en diepte brengen van de betreffende sloten (onder op schonen van sloten wordt verstaan: het maaien van de belopen, het verwijderen van modder, afval, plantengroei, onkruid e.d.). b. Voorkomen dat geen grond in de sloot terecht komt, door niet te dicht (min. 30 cm) tegen de sloot aan te ploegen. c. Voorkomen dat vee de kanten der sloten intrapt (afrastering plaatsen op mni. 0.50 m van de in steek sloot). d. Schoonmaken van duikers, eventueel herstellen van dammen. e. Slootvuil van weg (bermen) verwyderen. DE schouwing welke vanaf 1 januari 1969 zal plaatsvinden, geldt voor het gehele water schap Hulster Ambacht met uitzondering van de v.m. polders Clinge, St. Jansteen, Wildelanden, Groot en Klein Ferdinandus, waar de toestand der afwateringsmiddelen dusdanig is, dat een schou wing op dit moment ons voor te grote technische en administratieve werkzaamheden zou plaatsen, ter wijl de uit te voeren werkzaamheden voor een be paalde datum op korte tijd moeilijk te realiseren zijn. Alhoewel dus in die v.m.-polders geen schouwing zal plaatsvinden, dienen de aanpalende toch hun onderhoudsverplichtingen na te komen en zullen waar nodig, voornoemde strafmaatregelen worden toegepast. Voor het verkrijgen van een hoog rendement in de landbouw is een goede waterbeheersing van het grootste belang. Dit kan slechts bereikt worden wanneer, naast een goed lozingsmiddel (gemaal of sluis) de grote waterlopen alsmede de detailontwa tering een juiste grootte bezitten en deze door een goede ondérhöudstöestand hun volle kapaciteit kunpen ontwikkelen. Het onderhoud van de grote waterlopen wordt verzorgd door het waterschap. Dit alleen zal echter weinig nut afwerpen, wanneer de detailontwate- riag niet in orde is. Het is daarom op de eerste plaats, in het belang van de grondgebruiker zelf, zorg te dragen voor 'n goed onderhoud van kavel-, weg- en dijitsloten. Dit onderhoud wordt weliswaar door het kleiner worden van de personeelsbezetting op vrijwel alle landbouwbedrijven steeds moeilij ker. Maar het is toch door een intensiever gebruik te maken van mechanische en chemische middelen naast het gebruikelijke handwerk, goed realiseer baar. Om te voorkomen dat door slecht onderhoud van kavel-, weg- en dijksloten, de waterafvoer van per celen van anderen wordt gestremd, zijn de aanpa lende grondgebruikers, ingevolge het Reglement van Politie voor de polders of waterschappen in Zeeland, tevens verplicht deze sloten te onderhou den. Een omschrijving van deze verplichting, zoals ge steld in dit Reglement, luidt als volgt: Artikel 24, par. 2 Waar de verplichting daartoe niet op de polder of het waterschap of op anderen rust, moeten de waterleidingen, onverschillig onder welke plaat selijke benaming bekend, op de hiervoor door het poldèrbestuur bepaalde tijdstippen en voorts tel kens op bekomen aanzegging van dat bestuur door de gebruikers of eigenaren van 't wederzijds daar- aangelegen landen of dijken, door elk voor de halve breedte, zuiver en op door het polderbestuur be paalde breedte en diepte worden gehouden, dan wel

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1968 | | pagina 23