Beslissende fout van „plan Mansholt" De coöperatie en de toekomst 19 DEN ding zullen ook de scherpste kritici de vader van het nieuwe plan Mansholt niet kunnen onthouden n.l. de erkenning van een in zichzelf ge sloten project, dat moet bijdragen tot de gezond making van de Europese landbouw. Aldus begint een hoofdredactionele beschouwing in „Ernahrungs- dienst". Mansholt heeft op eigen verantwoordelijk heid gehandeld toen hij begin der afgelopen week zijn plannen bekend maakte. Hij was toen nog niet eens zeker van de instemming der Europese Com missie met zijn plannen. Daarom is het ook niet te verwonderen, dat leden der Europese Commissie er op wijzen, dat de definitieve waardering van het plan Mansholt eerst mogelijk is wanneer het gehele plan ter tafel ligt. Men moet zich natuurlijk in dit verband afvragen of Mansholt politiek wijs handel de toen hij als het ware via 'n schoktherapie trachtte zijn gedachten ter kennis van de openbare mening te brengen. Want als een schok is in alle landen zijn programma min of meer aangekomen. Niet alleen de landbouw zelf heeft zich via zijn organisaties met felheid van het plan gedistancieerd. Ook de regerin gen, partijen en ervaren politici laten in hun meningsuitingen blijken hoe weinig uitvoerbaar Mansholts gedachten zullen zijn. Men zou echter de persoonlijkheid van vice-president Mansholt on recht aandoen wanneer men naast de kritiek zou vergeten de moed te bewonderen waarmede hij zijn programma heeft voorgelegd en het verdedigt. Er bestaat geen garantie voor dat zelfs bij verwezen lijking van zijn plannen de dan nog resterende land bouw in staat gesteld zou zijn wat het inkomen be treft gelijk op te gaan met de industrie. Er beslaan vooral geen aanknopingspunten voor dat de over schotsituatie op de verscheidene deelmarkten langs deze weg zou kunnen worden overwonnen. r. Mansholt heeft een maximum-programma voorgelegd waaraan een beslissende fout kleeft. Het bevat tot dusverre geen gedetailleerde mededelingen over de kosten. Men kan slechts uit vroegere uitlatingen raden dat het om miljarden bedragen zal gaan, welke in een zeer korte periode moeten worden opgebracht Men weet echter met even grote zekerheid dat in de nationale begrotingen ook ondanks de conjunc tuuropleving dergelijke bedragen eenvoudigweg niet opgenomen zullen kunnen worden. De psycho logische uitwerking op de openbare mening is, zoals te verwachten viel, uitgesproken negatief. Dat be hoeft niet te verwonderen, wanneer men voor ogen houdt dat de landbouworganisaties in verband met de opbrengstpositie van de landbouw spreken over de noodzaak van hogere prijzen, terwijl Mansholt zelfs aan een vermindering denkt, welke min of meer door alle aan marktregelingen gebonden pro dukten als een rode draad loopt. Ook van de poli tieke kant gezien kan men het slechts betreuren dat aan het programma van Mansholt geen over leg met de ministerraad is vooraf gegaan. Wie zou het in verband met de komende Westduitse bonds dagverkiezingen bijvoorbeeld wagen zich thans voor het plan Mansholt uit te spreken. Overigens dient er opnieuw op te worden ge wezen, dat Mansholt met zijn programma heeft voldaan aan de hem door de ministerraad verstrek te opdracht doeleinden op lange termijn voor de Europese agrarische politiek op te stellen. Dit dient tot zijn eer te worden gezegd. Uiteindelijk heeft de Europese Commissie slechts een recht tot het doen van voorstellen. Beslissen kan en zal alleen de ministerraad. Daarom ook zal men er goed aan doen zich niet al te veel op te win den over het programma van vice-president Mans holt, doch af te wachten wat de ministerraad van dit programma maakt en tot welke besluiten deze komt. Om deze taak behoeft de ministerraad niet te worden benijd want dat een nieuwe regeling der Europese landbouwpolitiek vereist is, zal niemand kunnen bestrijden. Dit geldt te meer daar in de afzonderlijke landen der E.E.G. niets valt waar te nemen van een duidelijke doelstelling. (Vervolg van pag. 17) waar te nemen van landbouw, veehouderij en tuin bouw in ons land, ben ik onder de indruk gekomen van wat er is en waartoe boeren en tuinders in staat zijn, aldus de heer Geluk. Zonder de ernst van de toestand te onderschatten, dienen wij ons vooral positief op te stellen en onze bedrijven steeds zo economisch, zo doelmatig mogelijk in te richten. Dit stelt hoge eisen aan de bekwaamheid straks van de jonge ondernemers. Wij geloven dat juist zij wel goed beseffen, dat in deze hoog ontwikkelde maatschappij ze zich zul len moeten kunnen meten met de goeden om staan de te blijven. En ook zullen zij grote liefde voor hun beroep dienen te voelen om de offers die gevraagd worden te kunnen brengen. Daarnaast is te verwachten dat de vraag om ver strekking van kapitaal groter wordt, teneinde de bedrijven over te nemen en beter in te richten. Daarop zal de credietverstrekking in nieuwe vor men beter dienen aan te sluiten. En zeker niet in de laatste plaats zijn er de coöperaties waarin men ver der zal dienen samen te werken om de posities te verstevigen. IVE heer Geluk schetste vervolgens in korte trek- ken de achtergronden en de geschiedenis van het coöperatiewezen, mede voortgekomen uit de wil tot samenwerking in een streek of gebied, met in groter verband of landelijk de overkoepelende orga nisatie Cebeco. Gedurende lange tijd kon men, wer kend op deze wijze, de vraagstukken die zich aan dienden oplossen. De laatste tijd echter gaan we ons hoe langer ho° meer afvragen of deze systemen nog wel kloppen. We hebben te maken met zeer sterke verbeteringen van de totale technische apparatuur, we passen ook zelf overal waar dat maar moge lijk is de invoering van nieuwe wetenschappe lijke denkbeelden toe. Door de stijging van de loon kosten gaan we zeer sterk in de richting van kapi taalintensieve bedrijven. Door specialisatie worden andere eisen gesteld bij de aan- en afvoer. De mark ten worden door alle partijen op een andere wijze bewerkt en benaderd dan vroeger. Zo destijds de boeren in de streek elkaar nodig hadden om samen te werken in hun plaatselijke coöperaties, zo hebben wij nu allen elkaar nodig, dus plaatselijke coöperaties èn Cebeco, om ons zake lijk sterk op te stellen; om ons niet gezinde machts posities te doorbreken; om datgene op te bouwen wat we niet alleen kunnen. Bij een gezamenlijk be leid kunnen we dubbelinvesteringen vermijden, be sparen op opslag-, vracht- en transportkosten. We kunnen hst aan- en verkoopbeleid beter rich ting geven, ook het beleid t.a.v. de valorisatie. Dit alles niet vanuit een centrale top: dit ligt ons niet als coöperatoren. maar wel als de resultante van gezamenlijk overleg en dit ligt ons wéL WIJ zullen ons moeten inspannen om meer doel- treffend te werken, zodat wij zakelijk alles LANDBOUW WEGVERKEER EN ONTHEFFINGEN In ons blad van 6 december j.l. gaven wij in een artikel „Landbouw en wegverkeer" ook enkele adressen waartoe men zich moet wenden om ont heffing te verkrijgen voor te brede werktuigen. Provinciale Waterstaat in Zeeland vestigde er onze aandacht op dat hierin enkele onjuistheden voorkwamen en dit moet zijn: a. Voor de RIJKSWEGEN: Rijksdienst wegverkeer, Fruitweg 262, Den Haag. b. Voor wegen onder beheer van de provincie, als mede andere wegen, niet onder beheer van het Rijk en gelegen buiten de bebouwde kommen: H. I. D. Prov. Waterstaat, Rouaanse kaai 43, Middelburg. c. Voor wegen, niet onder beheer van Rijk of Pro vincie en gelegen binnen bebouwde kommen: het betrokken gemeentebestuur. En Provinciale Waterstaat Zeeland gaf ons ook de oplossing voor de „puzzel" betreffende de 15 minuten voor het landbouwverkeer op de „Zeeland- brug"! Op de betreffende ontheffing staat n.l. op de achterzijde bijv. „Van 10 uur tot 10.15 uur voor het rijden vanaf Noord-Beveland in de richting Schouwen-Duiveland". Dit dient, aldus te worden geïnterpreteerd, aldus Prov. Waterstaat, dat het tijdstip van VERTREK in genoemde richting ligt tussen 10 uur en 10.15 uur. Het betreft dus niet de rijtijd op de brug zelf! Het geen ook blijkbaar in Driebergen bij de rijkspolitie niet bekend was. BI. ONHOUDBAAR beter op elkaar afstemmen en beter koppelen. Ook zullen wij meer aandacht moeten besteden hoe de totaal aanwezige deskundigheid beter tot zijn recht kan komen. Soms zal dit gaan in de richting van specialisatie. De deskundigheid is ook niet altijd zomaar vanzelf aanwezig. Het zich verder bekwa men zullen wij samen moeten blijven stimuleren. Beslissingen, die we nemen, kunnen van vérstrek kende betekenis zijn. We dienen dit goed te besef fen. Maar aan de andere kant blijft het ook morgen en overmorgen weer mogelijk voor 't totale Cebeco om bij te sturen en om opnieuw de positie en de richting te bepalen. Coöperatie is geen statisch geheel maar een dyna misch gebeuren. De snelle verandering is 'n wezen lijk kenmerk van deze tijd. De onderneming moet direct kunnen reageren op de veranderingen. Samen dienen we achter de besluiten te staan en ons niet te verliezen in onderling krakelen waar het om de grootste belangen gaat voor de boerenstand. EEN belangrijke stap kunnen we vandaag nemen. We beseffen dat men over een komende uit werking op onderdelen van de structuurplannen nog wel van mening kan verschillen. Maar laten wij vandaag de kans benutten om onze boeren en tuin ders te zeggen dat wij een nieuw statuut wenselijk achten om beter aan te sluiten op de eisen van de tijd (die voor ons ligt). De noodzaak van de structuurwijziging in het Cebeco-patroon heeft in het afgelopen jaar terecht veel aandacht gevraagd en gekregen. Maar we mogen ons in onze bezigheid zeker niet beperken tot de structuur alléén. We weten het allen: er is meer te doen! Opvallend bijv. is overal de toenemende belang stelling voor de wijze van afzet van onze produkten, voor de valorisatie. Veelal leveren wij onze agrari sche produkten nog af op dezelfde manier als een aantal jaren geleden. Hierin zijn wij over 't alge meen conservatief. Vergeten wij niet te veel dat de consumptie gewoontes in de Europese steden aan het verande ren zijn? En staan we nog niet voor veel grotere veranderingen wat dit betreft Bovendien zullen de koopgewoontes zich eveneens sterk wijzigen. Dit proces is al aan de gang. Maar als we verge lijken hoe de situatie nu in Amerika is, staan v e nog maar aan het begin van een ontwikkeling. Moeten wij met onze produktie, zeker met de valorisatie, niet meer gaan in de richting van wat de in onze ogen misschien verwende consu ment wil De boer of tuinder zélf kan hieraan moeilijk gevolg geven; hij blijft de producent van de grondstof, de melk, het vlees, de aardappel, de groente, het fruit, wat U maar wilt. Maar is de presentatie, de smaak, wel naar de wens van cle consument ^Vaak blijkt van niet. QE redevoering die de heer J. van Eibergen, voorzitter van het C. N. V., op 7 december heeft gehouden, had een wat andere toon dan wij de laatste tijd van verschillende leidende figuren in de vakbeweging gewend zijn. Toch troffen wij ook in zijn redevoering een passage aan die o.i. een van de kernpunten raakt van het verschil van mening tussen werkgevers en werknemers. Aldus een commentaar onder het kopje „Misverstand" in het blad „De Nederlandse Onderneming" van 13 december j.l. De C. N. V.-voorzitter zei namelijk: „Heel een voudig komt hun (de werkgevers, red.) verhaal hierop neer: als de werknemers minder loonsver hoging krijgen, blijft er meer geld beschikbaar voor de verdere uitbouw en verbetering van ons be drijfsleven. Op zichzelf genomen is dat ook waar. Wij hebben dat nooit bestreden. Maar de werk gevers vergeten erbij te zeggen dat de enorme be dragen, die de werknemers zich moeten ontzeggen in het belang van de werkgelegenheid, automa tisch eigendom worden van de bezitters der onder nemingen. De waarde van hun bezit stijgt en hun winsten nemen toe. De bezits- en vermogensver houdingen worden daardoor steeds schever". ^yANNEER de heer Van Eibergen de zaak zó simplistisch wil voorstellen, dan zou men op het eerste gezicht even simplistisch kunnen zeg gen: hij heeft gelijk. Maar hij vergeet enkele din gen. Nog geheel afgezien van de groei van de werkgelegenheid daar gaat het bij investerin gen namelijk niet alléén om leiden die inves teringen, althans indien ze het beoogde resultaat hebben, tot een grotere produktiewaarde. Wie de len daarin? In hoofdzaak de kapitaalverschaffers èn de werknemers, anders gezegd: kapitaal èn ar beid tesamen. Nu hebben we jarenlang gezien dat die verde ling in sterkere mate de werknemers ten goede is gekomen dan de factor kapitaal. Dat blijkt o.a. uit het cijfer van de arbeidsinkomensquote. Ook de gemiddelde reële inkomenspositie van de werk nemers dus na prijscorrectie onderging in de laatste tien jaar een aanmerkelijke stijging. En nu gaan we nog maar voorbij aan positieverbete ringen als uitbreiding van de sociale verzekeringen en werktijdverkorting. Al met al, indien men de door de heer Van Eiber gen weer eens ten tonele gevoerde offertheorie toetst aan de werkelijkheid, dan is zijn stelling in het licht daarvan onhoudbaar, aldus V. N. O. Het proces van ontmoeting met de ander is niet meer te stuiten. Veel wat mensen en zaken en ook coöperaties gescheiden houdt wacht op toe nadering en overbrugging! Dagelijks zien we geluk kig voorbeelden van resultaten die respect afdwin gen. Aldus de vorrzitter van Cebeco in het slot van zijn rede. Georganiseerd in sterke, krachtige coöpe raties kunnen de boeren en tuinders van Nederland, tezamen met hun collega's in Europa, een belang rijke bijdrage leveren tot hogere welvaart en beter welzijn. Omdat dit voor de boerenstand in zijn ge heel van onvoorstelbare betekenis kan zijn, geeft zulks ons moed en kracht om op de ingeslagen weg met vaste tred verder te gaan.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1968 | | pagina 19