00°/ Pachtersproblemen in de 18e eeuw r)E 17e eeuw staat bekend als de gouden eeuw. De jongen uit de herberg 11 Het grote aantal inpolderingen in Zeeland hield ongetwijfeld met deze welvaart verband. Om ons tot Zuid-Beveland te beperken: in het westen werden o.m. achtereenvolgens 5 Kraai jert- polders bedijkt met een totale grootte van circa 2825 hectaren. Ook vond de herbedijking van Bors- sele plaats, gevolgd door de aangrenzende, later ver dronken, Watervliet- en Wolfaartspolder. In het oosten werden Nieuwlande, Olzende, Maire en Valkenisse bedijkt. Uit de lijst van participanten die in 1616 deelnamen aan de bedijking van Bors- sele, blijkt dat zowel hogere ambtenaren als groot grondbezitters hun duiten in de kluiten staken. Boeren uit de omgeving kregen geen kans, behalve een zekere Jacob Boonman uit Heinkenszand. Zijn vader Hendrik Boonmans werd dan ook reeds ge noemd in een procedure anno 1593, betreffende rechten op de schorren van het in 1532 verdronken land van Borssele. Overigens betrof het in Borssele een nieuwe vorm van landwinning, wat de financiering en de mo gelijkheid tot deelname aangaat. Doorgaans bezat de ambachtsheer het recht van aanwas. Hij alleen mocht de schorren en slikken bedijken tot een „corenlande". De ambachtsheer kon het nieuwe land in eigen beheer houden, maar kon het ook verpachten. In het geval van verpachting was het zaak om tijdig de pachtsom binnen te krijgen. Uit de ar chieven blijkt dat dit, zelfs in jonge vruchtbare polders, niet altijd eenvoudig was. Men bedenke hierbij dat er hoegenaamd geen oogst- zekerheid bestond om van andere onzekerheden maar niet te spreken EEN GROTE ACHTERSTAND Hoe hoog de achtrstand in het betalen van de pacht wel kon oplopen, bewijst het geval van Claas Pover, die vanaf 1704 het bedrijf „Zemphoek" in de Nieuwe Kraaijert bewoonde. In februari 1718 was hij aan Corn, de Perponcher Sedlnitsky (am bachtsheer van Wolfaartsdijk) schuldig een bedrag van 1487 aan pacht over de jaren 17111717 inclusief een borgstelling voor de lopende pacht over 1718. Voor dit bedrag kon men toentertijd in deze con treien een boerderij van circa 30 ha kopen. In januari 1725 was Adriaan Vleugel, schout van 's Heerenhoek en boer op „Vleugelhof", 1043 schul dig aan W. de Vos over de periode 17141724 en borg over 1725. Het bedrijf ter grootte van 40 ha was in 1714 door De Vos gekocht voor de som van 2000; Vleugel was dus de eerste pachter. Verwonderlijk is het niet, dat de zoon van De Vos de hoeve in 1766 weer van de hand deed, nu voor 65 per ha. Bij wanbetaling kwam het voor, dat de verpach ter beslag liet leggen op het veldgewas en soms ook op beestiaal of inventaris. Enkele voorbeelden hiervan volgen hieronder. In de Valkenissepolder stond in 't begin der 18e eeuw een hoeve, bewoond door de kinderen van Engel Westveer. De ambachtsheer van Valkenisse, Charles de la Torre was eigenaar van de boerderij. Hij liet op 5 juni 1705 behalve het vee en de inspan, ook de veldvruchten verkopen. Deze laatste beson- den uit: 62 gemeten tarwe 20 koolzad 19 erwten 52 bonen 4 gemeten haver 2 zomergerst 7 ooude mee 2 jonge mee Ruim een halve eeuw later waren er weer moei lijkheden op deze hoeve. De pachter was nu Hen drik Jacobse en de eigenaar de baron Van Span gen. De baron, in de archivalia ook wel graaf ge noemd, bezat vele landerijen. Behalve van de Val- kenissehoeve was hij o.m. eigenaar van onderstaan de hofsteden: „Sint Antonius" Nieuwe Kraaijert 175 gemeten thans J. Boonman „Moolhoek" Nieuwe Kraaijert 137 gemeten thans M. Rijk-de Winter „Stoofhoek" West Kraaijert 131 gemeten thans M. Remijn „Renéhoeve" N.W. Kraaijert 141 gemeten thans P. Blok-Braamse „Zuidkraaijert" Zuid Kraaijert 147 gemeten thans W. A. Bierens Ook buiten Zuid-Beveland bezat Van Spangen veel land. Volgens een akte uit 1750 was hij, be halve baron van Spangen, heer van Uytenisse, van Reijnland en van Britten, baron van Heerent, van Wijchmal, van Oosterhem, van Terlist, van Middel- harnisse, van Noyenbeeke enz. In dit jaar werd hij chambelland van Z. M. de Koning in Brussel genoemd. Wat nu zijn hoeve in Valkenisse aangaat, op 22-6-1758 verkocht Van Spangen de gewassen in verband met de pachtschuld van Jacobse. Het ging om: 64 gemeten tarwe 57 paardebonen 32 gerst en koolzaad 2 klaver Aangezien de grootte van het bedrijf 215 gemeten bedroeg, bleef er 60 gemeten over voor gras- en/of braakland, aangenomen dat op alle gewassen beslag werd gelegd. Bovenstaande notities geven enig inzicht in de gewassenkeuze van enkele Bevelandse boeren in de 18e eeuw. Opvallnd is de grote oppervlakte bonen die verbouwd werd als voeder voor de paarden. De meekrap nam een bescheiden plaats in maar dit was dan ook het meest arbeidsintensieve gewas. Soms werd het land voor de meekrapteelt verhuurd aan handelaren. De verbouw van aardappelen en bieten was toentertijd nog van weinig of geen belang. EIGENAAR LEENT VAN PACHTER Ook in West Zuid-Beveland kreeg Van Spangen de pacht slechts moeizaam binnen. Blijkbaar kwam hij hierdoor in financiële moeilijkheden. Tenslotte was het leven in Brussel duur. Hij was genoodzaakt hypotheek op zijn boerderijen te nemen. In enkele gevallen fungeert de pachter zelfs als geldschieter! Zo leent de baron in 1790 van Adriaan Hoondert, pachter van „Moolhoek" te 's Heerenbroek, 900. Acht jaar later is hij dit bedrag nog steeds aan zijn pachtr schuldig. Eerder had hij met deze hoeve als onderpand reeds 2000 opgenomen van de am bachtsheer van Oostcapelle. Niet alleen op de lichte zavelgronden in de Kraaijertpolders, ook op de betere kleigrond in de polder Borssele ondervonden sommige pachters blijkbaar tegenslagen. De hoge onderhoudskosten van de zeewering zullen daar wel niet vreemd aan zijn geweest Slechts één voorbeeld uit deze be dijking: Bij de verkoop in 1740 van de hoeve „Wolphaarts- hoek", bewoond door de pachter Jan Steketee, kwam de achterstallige pacht vanaf 1735 voor rekening van de koper. Dit betrof een bedrag van 800 in clusief de pacht over 1740. Deze conditie plus de hoge polderlasten 43 per jaar) drukte aanmerke lijk op de verkoopprijs. Het gehele bedrijf, 80 ge meten groot, bracht dan ook nauwelijks 300 op. WEINIG CONTANTEN Uit voorgaande incidentele gevallen mag niet wor den afgeleid, dat de 18e eeuw een uitgesproken slechte tijd was voor de gehele boerenstand. Een periode met een hoog rendement van het in de landbouw gestoken kapitaal, was het in elk geval ook niet Vandaar dat sommige wanbetalers-pachten toch op een bepaalde hoeve bleven wonen. De eige naar kon blijkbaar moeilijk een andere pachter krijgen. Men kan zich heden ten dage geen voorstelling maken, hoe sober men moest leven. Vele diensten werden in natura betaald. Contant geld was er op het platteland hoegenaamd niet voorhanden. Gilles Jeras, landbouwer op „Maijklink- hoek", een bedrijf van 44 ha te Driewegen, liet bij zijn overlijden op 25 mei 1771 „slechts" 98 rijks daalders plus 11 dukaten in contant geld na. En uit zijn verdere inventaris blijkt, dat hij ongetwij feld tot de welgestelde boeren behoorde 1 1 pond Vlaams 6 gulden. DE STRIJD OM HET INLANDSE GRAAN (Vervolg van vorige pagina) De staatsregeling der Bataafse Republiek van 1798 zegt het bijzonder fraai: „De maatschappij beveelt insgelijks de meeste bevordering van den Landbouw, deszelfs bloei, bijzonderlijk ten aanzien der nog ledige en woeste gron den, door de geheele Bataafsche Republiek". Want onder Napoleon was er schaarste. En misschien ontstond toen de opvatting dat een boer het in de oorlog zó ver moet zien te schoppen, dat hij het tot de volgende oorlog kan uit zingen |Lf ISSCHIEN kan het bovenstaande in onze dagen **-"■ enige troost geven bij het vernemen van Mans- holtiaanse theorieën. De beloning van de boer was al eerder een twistpunt, zoals u ziet. In de staten van Zee land valt het te loven, dat zij niet hun eigen weg zijn gegaan. Dat konden zij, omdat zij in 1648 het Verdrag van Munster niet hebben ondertekend: zij wilden mèt Frankrijk de kaapvaart op Spanje voortzetten want de verkoop in Vlissingen van de gekaapte schepen was zeer winstgevend. Officieel hoorde Zeeland dus niet eens bij de republiek. Men heeft er zich tóch maar bij gevoegd. Daarbij zal wel een rol hebben gespeeld, dat in de 17e eeuw duidelijk werd, dat Zeeland zich buiten de republiek tóch niet zou kunnen handhaven tegenover grootmachten als Frankrijk en Engeland. En vandaar het Zeeuwse ge vecht over de graanteelt De afbeeldingen bij dit artikel werden ontleend aan de kalender van Bayer A.G. (Vervolg van pagina 5) ^"OEN de jongen het hol verliet zocht hij weer zijn weg in het duister, terug naar de herberg. Nauwelijks was hij enige honderden meters ver of ineens werd de omgeving hel verlicht. Hij kon het pad door het veld zien, als was het dag. Verwonderd bleef hij staan en keek om zich heen. Waar kwam dat licht nu ineens vandaan? Als aan de grond genageld stond hij daar toen hij boven het rotshol een enorm grote lichtende ster zag staan. En in de verte hoor de hij een stem die verkondigde: „Vreest niet, want ziet, ik verkondig u grote blijdschap, die al den voïke wezen zal. Heden is u geboren den Zaligmaker, welke is Christus de Here, in de stad Davids. En dit zal u een teken zijn: gij zult het Kindeke vinden in doeken gewikkeld en liggende in een kribbe". Isaak wist niet wat hij hoorde. Hij beefde en wierp zich op de grond bevreesd en verblijd door alles wat hij nu meemaakte. En uit de hemel ruiste zachte mu ziek en zongen stemmen de lof van God. Voorzichtig richtte de jongen zich op en keek om zich heen. Daar stond nog steeds die ster boven het rotshol. Zou het daar zijn? Daar? Maar dan zou de Zaligmaker het kindje zijn van die man en die vrouw met hun ezel! En weer zag de jongen het gezicht van de vrouw voor zich en toenstond het voor hem vast. Ja dit moest de moeder zijn van de Messias! Met één sprong stond hij op zijn benen en renden zo hard als hij kon lopen terug naar het hol. Hijgend kwam hij daar aan Maar toen hij zo naar binnen wilde rennen, bedacht hij zich. Dat kon toch niet! Voorzichtig gluurde hij om de hoek van de ingang en ja hoor, bij het schijnsel van het vuur zag hij de vrouw rusten in de armen van de man en samen keken ze naar de stenen kribbe, de voerbak van het vee, waarin een schattig Kindje lag, gewikkeld in doeken. Isaak begreep en wist nu zeker dat het hier was, waarover de stem hem had gesproken. Verlegen glipte hij naar binnen zijn ogen strak gericht op het Kindje, dat daar lief en stralend lag. De jongen viel op zijn knieën en aanbad het Kindje. Een glimlach gleed over het gezicht van de gelukkige moeder. Even later kwamen heel schuchter een paar her ders binnen, die even als Isaak de stem van de Enge! hadden gehoord. Isaak stond op en zich buigend liep hij achteruit het hol uit. Zijn hart sprong op van vreugde. Hij was de eerste geweest die het Kindje had gezien en zo hard als hij lopen kon rende hij door het veld terug naar de herberg om daar het grote nieuws te gaan vertellen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1968 | | pagina 11