Van het
Landbouwschap
4
Begroting 1969 van het Landbouwschap vastgesteld
BEGROTING 1969
e E. E. G.-BELE1D
GROENTEN EN FRUIT
E. E. G.-RASSENL1JST
SCHADEVERGOEDING
BIJ RUILVERKAVELINGEN
QE behandeling van de begroting 1969 was één
van de belangrijke agendapunten van de ver
leden week woensdag gehouden openbare vergade
ring van het bestuur van het Landbouwschap. Een
begroting waarin het bestuur, ondanks de kosten
stijging, er in geslaagd) is deze sluitend te krijgen
zonder het bedrag der algemene heffing te verhogen.
Het is echter niet mogelijk gebleken om, zoals in de
vorige jaren, een bedrag toe te voegen aan de alge
mene reserve, die een belangrijke functie vervult bij1
de financiering van de lopende uitgaven van het Land
bouwschap en derhalve een belangrijke besparing aan
rente betekent. De algemene reserve is thans 7,2
miljoen groot, waarvan ruim anderhalf miljoen in on
roerend goed is vastgelegd. De uitbreiding van de
werkzaamheden en de algemene kostenstijging weer
spiegelen zich overigens wel in het uitgavenpeil: in
1967 8.395.000,— en begroot in 1968 8.587.000,—
en in 1969 9.223.150,—.
Tegenover deze stiigende uitgaven tonen de in
komsten een lichte daling:
1967 ƒ9.774.000; 1968 ƒ9.377.000; 1969 9.223.150.
Begroting 1969, sluitend op 9.223.150,werd
door het bestuur aanvaard, waarbij opgemerkt kan
worden dat, volgens een prognose van die secretaris
van het schap, de inkomsten die in 1968 nog 519.000
boven de uitgaven liggen en in 1969 daaraan gelijk
zullen zijn, in 1972 wel 1.149.000 bij de uitgaven
zullen achterblijven. Het huidige reserve-bedrag van
ongeveer zeven miljoen gulden zal over 1968 nog wel
stiigen, maar daarna resteert nog slechts het jaar
1969 om de financiële ontwikkeling van het Land
bouwschap grondig te herzien. Een van de oorzaken
van de verwachte inkomstenvermindering is het
teruglopen van het areaal belaste cultuurgrond en
het- aantal belaste bedrijven. Dat gaat in de komende
jaren 100.000 per jaar schelen.
Het Landbouwschap gaat de minister van land
bouw vragen de kosten van door het Landbouwschap
in medebewind verrichte overheidstaken voor over-
heidsrekening te nemen. Speciaal gaat het daarbij om
de uitvoering van de wet erkenningen tuinbouw en
het besluit bestrijding aardappelmoeheid.
Voor een verhoging van het minimumbedrag der
heffing voelt men op het ogenblik niet veel. Wie op
grond van de omvang van zijn bedrijf minder zou
hoeven te betalen dan dat minimum (thans 12,50)
hoeft helemaal niets te betalen. Verhoging van het
minimum betekent dus daling van inkomsten voor
het Landbouwschap. Geen desastreuze daling (opvoe
ring van het minimum tot 20,zou een inkom
stendaling met 255.000 betekenen), maar vanwege
de te verwachten kostenstijgingen en het van jaar
tot jaar dalende landbouwareaal is men toch maar
liever voorzichtig. De begrotingscommissie heeft ook
nog een ander argument: bij verhoging van de mini
mumheffing zou een groter of kleiner aantal bedrijfs-
genoten tot de onjuiste conclusie kunnen
komen dat de activiteiten van het Landbouwschap
zich niet meer tot hun bedrijven uitstrekken.
E. E. G.-BELEID GROENTEN EN FRUIT
In deze vergadering werd door het Landbouw-
schapsbestuur ook de standpunten vastgesteld inzake
het E. E. G.-beleid voor groenten en fruit, waarbij er
van een gemeenschappelijk beleid nog nauwelijks
sprake is. Niettegenstaande de lage prijzen als gevolg
van overproduktie worden er in bepaalde gebieden
nog subsidies verleend die gericht zijn op uitbreiding
van het produktie-areaal. De regeringen beslissen
nog naar eigen goeddunken.
Het wordt daarom noodzakelijk geacht dat de
ministerraad van de Europese Gemeenschappen op
MARKT- EN PRIJSBELEID VERKOOPSEIZOEN
1969/1970
Zoals bekend zal de Europese Commissie zeer
binnenkort haar voorstellen met betrekking tot het
toekomstige landbouwbeleid aan de Raad doen toe
komen. Een onderdeel van deze voorstellen zullen
de landbouwprijzen zijn voor het jaar 1969/1970.
Het produktschap voor granen, zaden en peulvruch
ten wijst erop, dat de commissie voor een zeer moei
lijke opgave staat; enerzijds wordt gelet op de
overschotten in diverse sektoren, van vele zijden
wordt de druk steeds groter om de prijzen, zo ze
al niet worden verlaagd, dan toch in ieder geval te
stabiliseren. Anderzijds blijft er de wens van de
korte termijn besluiten neemt, die de toepassing
waarborgen van een werkelijk gemeenschappelijk be
leid. Deze dienen in overeenstemming te zijn met het
beginsel van aanpassing en specialisatie binnen de
gemeenschappelijke markt.
Verder dient de marktsituatie op lange termijn ge
zien het voornaamste richtsnoer voor de produktie te
zijn. Echter wordt een directe produktiebeheersing
voor groenten en fruit niet wenselijk geacht, omdat
deze onvermijdelijk leidt tot verstarring van de pro-
duktiestructuur. Er moeten door de E. E. G. rooi-
premies beschikbaar gesteld worden voor het rooien
van verouderde boomgaarden. Wat het aanbod be
treft is het wenselijk dat de verhandeling voor de
verse markt van kwaliteitsklasse III wordt verboden.
In perioden met gering aanbod zou ontheffing ver
leend kunnen worden. Ook het E. E. G.-interventie-
stelsel zou veranderd moeten worden. Het mag geen
ander doel hebben dan de sanering van die markt; de
interventieprijzen mogen geen stimulans zijn voor
de produktie en alle lid-staten zullen verplicht moe
ten zijn het interventiestelsel toe te passen. Daarbij
zullen de nationale aankoopprijzen gelijk moeten zijn
aan de door de gemeenschap vastgestelde aankoop
prijzen. Voorkomen moet worden, dat tijdens crises
of ernstige crises hoogwaardige produkten uit de
markt worden genomen terwijl produkten van lagere
waarde in de verkoop blijven. Dit kan, door te be
palen dat tijdens crises het uit de markt nemen van
produkten geschiedt op basis van de aankoopprijs
voor kwaliteitsklasse II.
Daarbij is de volledige afschaffing van nationale
subsidies een bijzonder urgente maatregel in het
kader van een werkelijk gemeenschappelijk beleid
voor groenten en fruit!
Ten slotte is het voor een goede werking van de
gemeenschappelijke markt voor groenten en fruit
van groot belang dat de invoer- en uitvoerregelingen
tegenover derde landen op korte termijn worden ge
coördineerd opdat zij geen maatregelen uitlokken van
de importerende landen die de E. E. G.-uitvoer kun
nen schaden. Wel is het hoogst noodzakelijk dat doel
treffende gemeenschappelijke maatregelen worden
getroffen tegen de unfaire concurrentie van de lan-
'den met staatshandel.
Overigens wees de heer Prins, voorzitter van de
hoofdafdeling Tuinbouw, er ter vergadering op, dat
de oorzaak van de moeilijkheden waarin de Neder
landse tuinbouw verkeert, niet op rekening van de
E. E. G. geschreven moet worden. Voor de Nederland
se tuinbouw werkt de E. E. G. juist gunstig
E. E. G.-RASSENLIJST
Op advies van de Hoofdafdeling Akkerbouw zal
het bestuur van het Landbouwschap zich tot die mi
nister van landbouw wenden over de gemeenschap
pelijke rassenlijst voor landbouwgewassen. De mi
nister zal worden gevraagd om bij de behandeling
van de rassenlijst in de Raad van Ministers van
Nederlandse zijde het standpunt in te nemen, dat de
gemeenschappelijke rassenlijst moet bestaan uit alle
rassen die op grond van de nieuwheid, het onder
scheid, de homogeniteit en de bestendigheid als ras
zijn erkend en als zodanig in die rassenregisters zijn
ingeschreven.
De lid-staten zouden wel volledig in de gelegen
heid moeten zijn om beschrijvende en adviserende
rassenlijsten in te voeren, waarbij echter het vrije
landbouwsektor om compensatie te ontvangen voor
kostenstijgingen die plaatsvonden, terwijl voorts
een ruimer aandeel in de nationale welvaartsstij
ging wordt bepleit. De inkomensachterstand ten op
zichte van de industrie moet worden verkleind en
zo mogelijk worden weggewerkt.
Tussen deze klippen moet men de prijspolitiek
zien te laveren en gezien de omvang van het pro
bleem is het dan ook niet zo verwonderlijk dat de
discussies een zeer moeizaam verloop hebben en
dat hierover reeds het een en ander buitenskamers
wordt opgevangen.
Een besluit is nog niet genomen, doch het ligt
volgens het produktschap nu toch wel in de ljjn
verkeer van erkende rassen binnen de E. E. G. niet
verboden kan worden.
De gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouw
gewassen dient uiterlijk op 1 januari 1970 te zijn
vastgesteld). In het desbetreffende voorstel van de
Europese Commissie worden twee voorwaarden ge
steld waaraan een ras moet voldoen om opgenomen
te worden op de gemeenschappelijke rassenlijst. Ten
eerste: een nieuw ras dient in ten minste twee lid
staten toegelaten te zijn; ten tweede: een oud ras
wordt slechts opgenomen indien het in de landbouw
deugdelijke resultaten heeft opgeleverd. Het Land
bouwschap is van oordeel, dat deze kriteria niet toe
gepast moeten worden. Zij werken het vrije verkeer
van de rassen binnen de E. E. G. tegen en openen de
mogelijkheid dat bepaalde rassen worden gediscri
mineerd
SUBSIDIE NIEUWE MELKMETHODE PROEF
Op voorstel van de Hoofdafdeling Veehouderij en
de Centrale Melkwinningscommissie besloot het be
stuur van het Landbouwschap 'n subsidie van 4.500
te verstrekken aan het Instituut voor Veeteeltkundig
Onderzoek te Zeist. Met dit bedrag kunnen de mate
riële kosten worden gedekt die verbonden zijn aan
het onder praktijkomstandigheden beproeven van een
door het I. V. O. ontwikkelde melkmethode. Deze
nieuwe methode beoogt het bereiken van een hogere
arbeidsprestatie zonder overbelasting van de melk-
produktie en de uiergezondheid.
SCHADEVERGOEDING BIJ RUILVERKAVELINGEN
Op advies van de commissie Grondgebruik werd
besloten de Centrale Cultuurtechnische Commissie te
Utrecht schriftelijk om medewerking te vragen ter
verhoging van de norm die wordt aangehouden bij de
vergoeding van schade die door de uitvoering van
ruilverkaveling wordt geleden. Dit op aandringen van
het K. N L. C. die zich over dit vraagstuk tot het
Landbouwschap had gewend.
Thans wordt de norm van 2J/2 maal de pachtwaar
de van los land aangehouden. Deze vergoeding is
echter te laag, zeker wanneer een landbouwbedrijf
tijdelijk aan de ondernemer onttrokken wordt. Voor
gesteld wordt de vergoeding in het algemeen te be
palen op vier maal de pachtwaardie in geval meer
dan 25 van het bedrijf tijdelijk als gevolg van de
uitvoering van een ruilverkaveling, aan de produktie
wordt onttrokken.
WERKGROEPEN EN COMMISSIES
Besloten werd tot het instellen van een Werkgroep
Pacht, die tot taak krijgt een kritische studie te ma
ken van de inhoud en uitvoering van de Pachtwet 1958
in het kader van de structurele aanpassing van de
Nederlandse landbouw. Tevens zal in samenwerking
met het Produktschap voor Zuivel een commissie in
gesteld worden die de problematiek van de zuivel
en de hulp aan de ontwikkelingslanden zal gaan be
studeren.
Tenslotte besloot het bestuur van het Landbouw
schap tot instelling van een commissie Bedrijfsont
wikkeling en Agrarische Voorlichting. Ter begelei
ding van het werk dat in de Raad voor de Bedrijfs
ontwikkeling wordt gedaan, zal deze commissie de in
de georganiseerde landbouw aanwezige deskundig
heid moeten bundelen.
der verwachtingen, dat verhogingen van de graan
prijzen niet mogelijk zullen zijn. Men neemt dan
ook aan dat de richtprijzen voor zachte en harde
tarwe, rogge, gerst, mais en rijst ongewijzigd zul
len blijven. Wel worden verlagingen van de inter
ventieprijs van zachte tarwe en van rogge met
3,60 per ton en van gerst met 3,56 per ton voor
zien.
Naar verluidt wordt overwogen de richtprijs en
ook de interventieprijs voor oliehoudende zaden te
verlagen met 18 per ton; dit zou geen invloed heb
ben op de prijs die aan de producenten wordt be
taald, aangezien de subsidie evenveel wordt ver
hoogd als de prijzen worden verlaagd.
HET bestuur van het Landbouwschap heeft in zijn openbare vergadering van woensdag 6 november
1968 de begroting voor het jaar 1969 vastgesteld. Voor de gewone dienst wijst deze begroting een
bedrag vaq 9.223.150,aan inkomsten en uitgaven aan.
Het basis-bedrag van de algemene heffing is gelijk gebleven en bedraagt dus 5,per hectare bouw-
of weiland. De totale opbrengst van de algemene heffing wordt begroot op 13.102.000,Dit bedrag
moet echter verminderd worden met 4.742.000,wegens contributie-aftrek die wordt verleend aan de
leden van een aantal organisaties. Hiermee is ongeveer 36 van de bruto-opbrengst van de algemene
heffing gemoeid. De netto-inkomsten uit de algemene heffing worden geraamd op 8.500.000,De
heffing wordt niet opgelegd als de aanslag minder dan 12,50 zou bedragen.
In verband met de stijging van de kosten en de uitbreiding van de werkzaamheden van het Landbouw
schap is het niet mogelijk in 1969 een bedrag toe te voegen aan de algemene reserve. Er kan slechts een
evenwicht tussen baten en lasten worden bereikt. Dit heeft mede tot gevolg, dat een verdere daling van
de rente en bankkosten niet verwacht mag worden. Het blijft noodzakelijk dat het Landbouwschap lenin
gen aangaat om zijn uitgaven te financieren tot de eerste gelden uit de heffingsaanslagen binnenkomen.
De rente en bankkosten die dit meebrengt staan op de begroting voor 100.000,genoteerd.
Het totaal aan subsidies dat het Landbouwschap in 1969 zal uitkeren is begroot op 917.500,Over
eenkomstig de afspraken met het ministerie van Landbouw is de bijdrage voor het Landbouw-Econo-
misch Instituut (inbegrepen in genoemd totaalbedrag) teruggebracht tot 400.000,Het subsidie voor de
provinciale onderzoekcentra is verhoogd (van 90.000,tot 132.000,
De begroting van het Landbouwschap kent naast de gewone dienst een reeks bijzondere diensten.
Deze hebben betrekking op een aantal taken die het Landbouwschap verricht. Voor enige bijzondere dien
sten worden bestemmingsheffingen opgelegd aan ondernemers die belang bij de uitvoering van deze taken
hebben. De kosten van de werkzaamheden die het secretariaat ten behoeve van deze diensten verricht,
worden aan de bijzondere diensten doorberekend en vormen aldus een inkomstenpost (ƒ485.000,voor
de gewone dienst van de begroting. Op deze wijze wordt zoveel mogelijk bereikt, dat elke groep onder
nemers de onkosten van zijn eigen bestemmingsheffingen draagt.