De Wet op de omzet belasting 1968 (B.T.W.) De overdracht van bedrijven en registratierecht Deze week. 7 NADERE TOEPASSING LANDBOUWREGELING EN 4 TARIEF BLIJKENS de toelichting op de Wet op de Om zetbelasting 1968 (B.T.W.)die het ministerie van financiën op 29 oktober j.l. heeft gepubliceerd, zijn een aantal totnogtoe openstaande punten met betrekking tot de toepassing van de Omzetbelasting over de Toegevoegde Waarde in de agrarische sec tor thans nader geregeld. De landbouwregeling is eveneens van toepas sing voor: de ondernemer, die fruit op stam of gewassen te velde koopt; degene, die op grond van contractteelt of con- tractmesterij goederen levert (oplevert); varkensmesters en vetweiders, mits zij het vee ten minste zes weken onder zich plegen te heb ben; leveringen van kadavers. De landbouwregeling gaat niet teloor door het maken van kaas door de boer, het drogen of doen drogen van granen, gras e.d. of het sorteren of doen sorteren van aardappelen. De kritische grens van 10.000,voor leverin gen van goederen en diensten, andere dan genoemd in de 4 -tabel, zal niet stringent gehanteerd wor den; de landbouwer verspeelt dus niet de land bouwregeling indien hij incidenteel voor meer dan 10.000,goederen levert, die niet zijn vermeld in de 4%-tabeL Het agrarische loonwerk is aangemerkt als niet- wezensvreemd aan het landbouwbedrijf. Hiermede wordt oneerlijke concurrentie tussen de boerloon- werker en de zuivere loonwerker goeddeels voor komen. De agrarische loonwerker is niet verplicht aan iedere hoer een faktuur uit te schrijven, doch be hoeft dit alleen te doen op verzoek van de hoer. DE VEILINGEN TEN behoeve van de veilingen is het navolgende geregeld: Het bedrag, dat de veiling aan de land- of tuin bouwer per saldo afdraagt, wordt in de 4/104e- regeling betrokken. Er behoeft dus geen B.T.W. berekend te worden over fusthuur, koelloon, sorteerloon e.d. Ter voorkoming van administratieve problemen bij de veiling mag de veiling de B.T.W. apart op de faktuur vermelden; aldus is er geen onder scheid nodig tussen opterende en forfaitaire landbouwers. Voorbeeld: Totale klokprijs (excl. B.T.W.) 750, Kosten 50, Uit te betalen 700, Omzetbelasting 4 28, Totaal 728,— Ingeval de teler onder de landbouwregeling, vaïfe kan de veiling aan belasting in aftrek brengen: 4/104 X 728 28. Indien de teler niet onder de landbouwregeling valt, bedraagt de aftrek de door hem aan de veiling in rekening gebrachte 28. BEDRIJFSVERZORGINGS DIENSTEN, COÖPERATIES, ENZ. bedrijfsverzorgingsdiensten in de landbouw zijn vrijgesteld. De beperking, dat aan niet-ondernemers geen aanbiedingen mogen worden gedaan tegen prijzen met zodanige aanduiding dat de omzetbelasting niet in de prijzen zou zijn begrepen, geldt niet voor land bouwcoöperaties en andere ondernemers, die aan landbouwers goederen en diensten plegen aan te bieden. Hiermede wordt voorkomen, dat de prijs- aanbiedingen verschillend zijn naar gelang het be treft een forfaitaire of een opterende boer. Het rekenwerk voor de mogelijkheid tot opteren van de normale B.T.W.-regelen wordt hiermede teven* vereenvoudigd. Karwijzaad valt eveneens onder het 4 -tarief. Mengvoeders, ook in de vorm van koeken, stuk ken en korrels, vallen onder het begrip veevoer (dus 4 Hiermede is bereikt, dat ook de meng voeders, geleverd aan de veevoederfabrikant, onder het verlaagde tarief vallen. Alle meststoffen, die door landbouwers enz. plegen te worden gebruikt, vallen onder het ver laagde tarief; dit geldt eveneens bij gebruik op landbouwproefstations. |TR zijn in Nederland veel ondernemers, die een landbouwbedrijf of een middenstandsbedrijf in eigendom hebben. Zij zijn eigenaar van een stuk land of van een winkel en oefenen daarmee een bedrijf uit om in hun levensonderhoud te voorzien. Dikwijls zou den zij gaarne zien, dat hun bedrijf door hun kin deren wordt voortgezet. Dit kan op twee manieren worden bewerkstelligd. De kinderen kunnen de zaken erven of de kinderen kunnen het bedrijf nog tijdens het leven van de ouders kopen wanneer deze zich uit de zaken willen terugtrekken. Er zijn natuurlijk tus senvormen mogelijk, maar in principe kan men de twee vermelde mogelijkheden onderscheiden. Verkoop van het bedrijf aan een of meer van de kinderen terwijl de ouders nog leven, kan voordelen hebben. De ouders kunnen wellicht gemakkelijker vèrsnippering van het bedrijf voorkomen. Zij laten niet geheel aan de kinderen over wie het bedrijf zal voortzetten. In ieder geval kunnen zij meer invloed uitoefenen dan zij na overlijden bijvoorbeeld door een testament zouden kunnen doen. Wat de ouders zullen doen: de kwestie afhandelen tijdens hun leven of niet, is een door hen te maken keuze. De wensen van de kinderen zullen daarbij natuurlijk ook een rol spelen. Tot dusverre wordt door de wet de overdracht in eigendom tijdens het leven van de ouders in zekere zin bemoeilijkt. Immers bij verkoop van onroerende goederen, zoals landerijen of winkelpanden, wordt een registratierecht geheven van 5 van de koop som. Bij vererving is men geen registratierecht ver schuldigd. Dat is op de beslissing van de ouders na tuurlijk ook van grote invloed. Per 1 januari 1969 zal dit echter worden veranderd. Gehandhaafd blijft, dat bij vererving geen registratie recht is verschuldigd. Met ingang van die datum echter zal bovendien geen registratierecht verschul digd zijn, indien ouders tijdens hun leven aan een of meer van hun kinderen (pleegkinderen of aange huwde kinderen) hun onroerende bedrijfsgoederen in eigendom overdragen en die kinderen het bedrijf voortzetten. Dat neemt dus deze belemmering weft. Om echter onnodige versnippering van het bedrijf te bemoeilijken, is tegelijkertijd bepaald, dat die kin deren het bedrijf in haar geheel moeten voortzetten wil men de vrijstelling genieten. Dit sluit niet uit, dat het gehele bedrijf tussen da kinderen wordt verdeeld, maar wel betekent dit, dal in zo'n geval die delen als zelfstandige bedrijven moeten (en ook kunnen) worden voortgezet. Vrijstel ling van registratierecht zou dus bijvoorbeeld kunnen worden genoten als een middenstander die twee wix* kels heeft, aan twee zoons ieder een winkel over draagt en deze zoons ieder apart in die winkels het bedrijf voortzetten. De overdracht van die gedeelten mag dan zelfs nog op verschillende tijdstippen gebeu ren. Wordt echter aan deze voorwaarden niet vol daan, dan is registratierecht wel verschuldigd. Enige voorzichtigheid is bij splitsing dus wel geboden, maar de notaris zal van geval tot geval kunnen adviseren. (Zie verder pag. 10) T/AN vragen wordt men wijs. Dat kan althans het geval zijn. Hieraan dachten wij toen wij in het oktobernummer van het tijdschrift voor ven nootschappen, verenigingen en stichtingen de vol gende vraag en het antwoord lazen. Vraag: A. is eigenaar van alle (100 ad 1000) aandelen in een onderneming. De onderneming is sterk ekspansief geweest. De winsten zijn steeds geïnvesteerd. Het vermogen van de N. V. X. kan thans worden gesteld op rond 2 miljoen. Het privé- vermogen van A. kan worden gesteld op 200.000 (woning e.d.). A. overlijdt. Erfgenamen zijn de zonen B. en C., ieder voor de helft. B. is werkzaam in de N. V. X en zal A. opvolgen. C. is arts. De zonen erven ieder f 1.100.000,Het successierecht kan worden gesteld op rond f 338.000,De zonen zijn, mede in het belang van de onderneming, overeengekomen, dat C. Vi van de aandelen (dus de helft van het door hem geërfde pakket) zal overdragen aan B. Er zijn twee mogelijkheden: verkoop aan B.; verkoop aan de N. V. X. In het eerste geval zal C. aan inkom stenbelasting moeten voldoen f95.000,waartoe hij niet in staat is. Bovendien zal B. de koopsom niet op korte termijn op tafel kunnen leggen. In het tweede geval zal de N. V. X. aan C. moeten betalen f 500.000,—Dit zal een langlopende ge schiedenis worden, die overigens nog een flink be drag door C. aan inkomstenbelasting verschuldigd doet worden (f190.000, De financiering van de N. V. X. wordt aangetast de bank eist dan ook dat C. zijn vordering op de NV. zal achterstellen bij de lening van de bank aan de N. V. X. Is in dit laatste geval de rente van de schvid van de N. V. X. aan C. niet aftrekbaar voor de N. V. X., aangenomen dat het ontwerp van Wet Ven nootschapsbelasting zoals dat thans luidt, het Staatsblad bereikt? Is het U bekend of de fiscus tot het treffen van een regeling bereid is en wel zodanig dat het bestaan van de N. V. X. niet in gevaar komt? Zijn er nog mogelijkheden die ener zijds bewerkstelligen dat de fiscus aan zijn trek komt, anderzijds dat het bestaan van de N. V. X. niet wordt bedreigd? Antwoord: Enige opmerkingen buiten het pure fiscale vlak. Het gestelde geval toont duidelijk aan, dat continuïteit en werkgelegenheid ernstig ge vaar lopen door de belastingheffing. Een niet goed afgestemde heffing dan wel een rigoureuze verho ging van het successierecht kan betekenen dat de onderneming ter ziele gaat. Het minst kwalijke zou dan nog zijn, dat de onderneming (c.q. de aan delen) wordt overgedragen aan een verwante on derneming, maar, indien al de redder in de nood zou kunnen worden gevonden, het is zeer wel mo gelijk dat ook deze fusie noch een economisch be lang dient, noch de werkgelegenheid bevordert. De conclusie van deze opmerkingen kan kort zijn. Een te hoge belastingdruk, die zelfs het bevor deren van de werkgelegenheid ten doel heeft, kan een negatieve uitwerking hebben. Alleen: doordat de gevallen zich incidenteel voordoen lijkt het min der verontrustend. Terzake: de weergegeven bedragen zijn juist. Er moet aan belasting in totaal rond f 430.000,resp. f520.000,worden voldaan, zulks afhankelijk van de persoon van de koper. Het probleem ligt niet in de heffing, fiscaal-technisch is er geen probleem, maar in de betaling. En daarbij doen zich deze bijzonderheden voor: a. Om te kunnen betalen moeten weer gelden aan de N. V. worden onttrokken, waardoor de toe stand van de onderneming wel hachelijk zal worden b. Er is door de overheid geen algemene voorzie ning getroffen. Overigens toont het gestelde geval duidelijk aan dat C. de aandelen aan de N. V. overdraagt, ermee instemt dat de koopsom op lange termijn wordt voldaan en daarbij het risico loopt dat verbonden is aan een klein aandelenpakket, de bijtelling van de rente over de koopsom bij winst van de N. V. X. zoals het ontwerp vennootschapsbelasting voorstelt meer het karakter van een straf krijgt dan van een verantwoorde belastingheffing. Het ontwerp maakt geen onderscheid als naar de ont staansgrond van de vordering van de aandeelhou der op de N. V. C. draagt via de aandelen-overdracht aan de N. V. X. de zeggenschap aan B. over. De vordering ter zake van de koopsom op de N.V.X., hoewel lang lopend, heeft allerminst de materiële betekenis van een „kapitaalverstrekking" in de zin van art 9, tweede lid, ontwerp Vennootschapsbelasting, doch zij wordt roei als zodanig aangemerkt. Verder: de fiscus heft blijmoedig inkomstenbe lasting bij C. ter zake van de inkoop door de N. V. X. Een betalingsregeling ,op lange termijn zou, voor wat betreft het successierecht en de inkomstenbe lasting ter zake van de overdracht aan B., resp. aan de N. V. stellig verantwoord zijn maar het is een doekje voor het bloeden. De conclusie is dan ook dat de familie-N. V die in Nederland een belangrijke plaats inneemt, in zijn voortbestaan wordt bedreigd. De vraag is wiens belang daarmede wordt gediend. De ondernemer niet, deze verdwijnt; de werk nemer niet, deze komt zonder werk; de staat niet, want een belangrijke bron van belastingheffing wordt geliquideerd. De staat heeft immers reeds 45 van de winsten geheven en evenveel genoten als de waardevermeerdering van de aandelen bedraagt. Naar onze mening een duidelijk voorbeeld dat ons systeem van belastingheffing schadelijk ka» werken voor volk en volkshuishouding. Het voortbestaan van zulk een situatie is niet te ver antwoorden. PAAUWE.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1968 | | pagina 7