Openingsrede voorzitter Ir. C. S. Knottnerus Alg. Vergadering K.N.L.C. Dagelijks Bestuur Z.L.M. vergaderde a IVE Nederlandse Land- en Tuinbouw maken een moeilijke tijd door. Niet alleen klimatologisch maar ook economisch, conjunctureel en zelfs struc tureel. Door deze zaken open en eerlijk te bespre ken, er naar beste vermogen aan te werken en reke nend op de steun van onze overheid hopen wij ook deze moeilijkheden weer te boven te komen. Aldus ir. C. S, Knottnerus, voorzitter van het K.N.L.C., aan het slot van zijn openingsrede, tijdens de Alge mene Vergadering maandag j.l. die daarin de meer algemene vraagstukken rond de structuurpolitiek in de landbouw behandelde. Dit nadat hij betref fende de prijspolitiek er op gewezen had dat de positie van de minister van Landbouw bij de onder handelingen in Brussel een nogal „schimmige" aan gelegenheid wordt Deze immers kan zijn onderhandelingspositie niet ontijdig in de publiciteit brengen. Bovendien dient hij, om iets te bereiken, van een uitgangspunt uit te gaan waarmee hij het zelf ook niet altijd eens zal zijn. Als voor Nederland b.v. hoge interventie prijzen voor varkensvlees ongewenst zijn, omdat daardoor ook de produktie in andere landen te zwaar wordt gestimuleerd, dan moet onze Minister (wetend dat zijn collega's beslist te hoge prijzen in het hoofd hebben) soms van een ook voor óns te lage prijs uitgaan om op de juiste prijs te komen. Wij op onze beurt kunnen dat natuurlijk niet over zijn kant laten gaan. Wij moeten onder de aandacht van de Minister brengen dat die prijs ook voor ons te laag is. Dan komt dat standpunt vervolgens in de publiciteit en dan ondergraven wij de onderhande lingspositie van onze Minister die naar wij aan nemen de beste bedoelingen heeft. Men zou kunnen vragen waarom dan nog deze procedure? Waarom treedt niet alleen het COPA in Brussel op bij de Commissie en de Raad van Ministers van de E.E.G;? De heer Knottnerus was van mening dat dit ook zou moeten gebeuren. De situatie is echter beslist niet zo dat de boeren organisaties in de andere lan den geneigd zijn zich van besprekingen met hun Ministers te onthouden. Soms kan men daar duide lijk merken, dat men meer waarde hecht aan 't be- invloeden van de eigen Minister dan van zijn bui tenlandse collega's. Wij zijn nog niet zo Europees als wij zouden moeten zijn en ook wijzelf maken ons daar nog aan schuldig, hetgeen nadelig is voor de invloed van de boeren en tuinders op het markt en prijsbeleid. Onderlinge verschillen kunnen nu door Ministerraad en Commissie worden gebruikt om meer naar anderen te luisteren! TVE heer Knottnerus wees op de reeds geruime tijd uit Brussel komende geruchten dat het hele markt- en prijsbeleid in de landbouw aan een revisie toe is. Het is nog maar onlangs vastgesteld maar men is nü al bevreesd dat het te duur is en tot grote overschotten leidt. Ik geloof dat onze boeren en tuinders goed doen er niet op te rekenen, dat de vaststelling van de prijzen op dezelfde wijze zal ge beuren als wij dat in Nederland gewend waren aan de hand van LEI-berekeningen. Juist door gebrek aan eenheid binnen de land- en tuinbouw en door de geringe invloed die door het Europees parlement en de kiezers kan worden uitgeoefend op de beslis singen zullen de prijzen veel meer autoritair wor den vastgesteld waarbij veel minder rekening zal worden gehouden met het inkomen van boeren en tuinders. Het behoeft geen betoog dat wij het hier mee oneens zijn. Als men er van kon uitgaan dat dit in hoofdzaak geschiedt met het oog op de positie van land- en tuinbouw in de naaste toekomst of zelfs met het oog op de landbouw in de ontwikkelings gebieden, dan zou men er nog begrip voor kunnen opbrengen. Het lijkt er echter op dat alleen de drang om fondsen voor andere zaken vrij te maken de hoofdrol speelt. Geld in de landbouw stoppen lijkt een slechte zaak! Daarbij komt de veel voorkomende misvatting dat structuurpolitiek het geneesmiddel voor alle kwalen is, aldus ir. Knottnerus. Structuurpolitiek, gericht op de meest rationele bedrijfsstructuur (ruil- en herverkavelingen met ontsluiting, water beheersing, bedrijfsvergroting, boerderij-verplaat sing enz. enz.) heeft de neiging de produktie te ver hogen en 't aantal mensen die voor deze produktie nodig zijn te verlagen. Een dergelijke politiek moet dus vergezeld gaan van 'n werkgelegenheidspolitiek voor de afvloeiende beroepspersonen. Wanneer men in staat zou zijn om voor de niet meer produktieve arbeid in de landbouw een goede aanwending te vinden dan zouden de modernisering en de rationa lisatie in een veel sneller tempo kunnen worden doorgevoerd. 70U men dan ook het einde in zicht hebben van het overschottenprobleem? Ir. Knottnerus geloofde van niet. De produktie van landbouwprodukten in de open grond varieert van jaar tot jaar aanzienlijk. Dat komt gedeeltelijk door de bestaande structuur van de vele kleine on dernemingen. Die verandert beslist ook niet als men de nu als ónproduktief aangemerkte zou laten ver dwijnen. Al deze bedrijfshoofden reageren gelijk op dezelfde markt. Maar het ligt ook aan omstan digheden waar de mens niets aan kan doen. De op brengsten van veel gewassen kunnen van jaar tot jaar meer dan 50 variëren! Aangezien het in be langrijke mate om eerste levensbehoeften gaat waarnaar de vraag in-elastisch is en waarvan de samenleving het onacceptabel vindt als er een te kort bestaat, zal er wel steeds op een zeker over schot van deze eerste levensbehoeften worden aan gestuurd. Dit overschot zal altijd op een of andere wijze moeten worden gefinancierd, hetzij door de produ centen zelf met doorberekening aan de consument, hetzij dat de overheid dit doet, in dat geval met belastinggelden. Het eerste systeem is analoog aan industriële produktie maar lukt in de landbouw moeilijk vanwege de veelheid van producenten. Zo dra de overheid in financiële moeilijkheden komt of zodra een meerderheid van de opinievormende groeperingen vindt dat de hoeveelheid geld hier aan besteed te hoog is, wordt men steeds opnieuw geconfronteerd met dit probleem. In zekere zin een onoplosbaar probleem, waar echter toch wel één en ander aan gedaan kan worden. Uitgaande van het (Zie verder pag. 4) IN de vergadering van het Dagelijks Bestuur van de Zeeuwse Landbouw Maatschappij van 1 november j.l., beraadde het bestuur zich wederom uitvoerig over de algehele situatie in de land- en tuinbouw. Voorzitter Ir. J. Prins concludeerde, dat wanneer niet op korte termijn een aantal maatrege len genomen zullen worden op nationaal en E.E.G.- niveau, de toch al niet rooskleurige situatie in de land- en tuinbouw nog verder zal verslechteren. Ook in de afdelingen van de maatschappij leeft deze ongerustheid, zoals bijvoorbeeld nog onlangs bleek uit een schrijven van de afdeling Oosterland van de Zeeuwse Landbouw Maatschappij. De vergade ring achtte het dringend noodzakelijk, dat zowel uit sociale als uit economische overwegingen een aan passing van het huidige prijspeil aan de stijging van de produktiekosten zal moeten geschieden. Voor de akkerbouw komt daar nog bij, dat een subsidiebe leid, gericht op een groter pakket akkerbouwpro- dukten, ten zeerste gewenst is. De vergadering dacht hierbij met name aan een regeling voor het graszaad en de vlasteelt. Deze laatste teelt dreigt door het slechte rendement van de laatste jaren steeds verder in te krimpen in Nederland, terwijl daarentegen het areaal in Frankrijk steeds verder uitbreidt. Een toeslag voor de vlasteler achtte men dan ook alleszins gerechtvaardigd. Ook over de problemen in de fruitteeltsektor sprak het bestuur weer uitvoerig. Hier werden meer direkte steun maatregelen gewenst geacht, zoals dat met name in Frankrijk het geval is. Naast deze meer direkt werkende maatregelen bleef naar het oordeel van de vergadering de behoefte aan meer indirekte maatregelen van strukturele aard onverminderd bestaan. De vergadering dacht in dit geval bijvoor beeld aan het goede effekt, dat de ruilverkavelingen hebben op de Nederlandse Land- en Tuinbouw. Het is reeds jaren gebruikelijk, dat aan de af delingen van de Zeeuwse Landbouw Maatschappij gedurende het winterseizoen een aantal vragen wordt voorgelegd, welke betrekking hebben op de problematiek, die zich in de agrarische sektor voor doet. Het Dagelijks Bestuur besloot deze winter de algehele landbouwproblematiek aan de orde te stellen. De resultaten van de vraagpunten in de af gelopen jaren, die alom in den lande bijzonder gun stig ontvangen zijn, hebben de verwachting gewekt, dat met een duidelijk standpunt van de praktische boer inzake deze materie een positieve bijdrage geleverd kan worden aan de algehele beleidsvor ming. AKKERBOUW heer J. B. Becu deelde in zijn overzicht van de situatie in de akkerbouwsektor mede, dat de afzet van pootaardappelen slecht verloopt. Het Stopa-fonds kampt met een aanzienlijk tekort. Men beraadt zich thans over de mogelijkheid een bodem in de markt te kunnen houden, waarbij o.a. gedacht wordt aan een verhoogde heffing en een uitsluiting van de kleinste potermaten. De laatste weken zijn nog veel aardappelen gerooid met het gevolg, dat naarmate de bewaarplaatsen voller raakten, de prijs daalde. De export is momenteel van kleine omvang en een uitbreiding daarvan zal bijzondere aandacht dienen te krijgen. De graanprijs ligt iets boven de interventieprijs, doch is lager dan vorig jaar. De tijdelijke stagnatie in de suikerbietenoogst door het slechte weer is inmiddels verdwenen en de campagne verloopt momenteel redelijk goed. Het suikergehalte valt echter tegen en is aanmerkelijk lager dan vorig jaar. Hierdoor zal naar alle waar schijnlijkheid de hoeveelheid magere suiker kleiner zijn dan aanvankelijk geraamd was. Maar een en ander zal toch niet kunnen verhinderen dat een korting op de prijs zal moeten worden toegepast. Veel zal afhangen van de beslissingen, welke bij het komende Ministeroverleg in Brussel genomen zullen worden ten aanzien van de prijsvaststelling voor het jaar 1969-1970 voor de diverse produkten. Voor alle sektoren geldt, dat tenminste de jaarlijkse kostenstijging in de nieuwe prijsvaststellingen tot uiting dienen te komen, terwijl daarnaast een reële verhoging van de prijs voor diverse produkten ten zeerste gewenst is. Met gemengde gevoelens zag de vergadering ook het aangekondigde struktuur- plan van Minister Mansholt, waarvan enkele onder delen inmiddels officieus bekend zijn geworden,^, tegemoet. Afgewacht zal dienen te worden welke voorstellen er uiteindelijk concreet ter tafel zullen komen. TUINBOUW DE heer P. J. J. Dekker deelde in zijn tuinbouw- overzicht mede, dat de appelaanvoer de laat ste weken redelijk groot is. De kg-opbrengst per ha valt over het algemeen tegen. Er is een sterke bin nenlandse vraag naar appels, waardoor het prijspeil gunstiger ligt dan in onze buurlanden. De export is van geringe betekenis. De perencrisis is afgelopen. Er zijn zeer grote hoeveelheden uit de markt genomen, waardoor het „perenfonds" van het Centraal Bureau voor de Tuinbouwveilingen thans een tekort heeft van 600.000,Dit zal uiteraard weer aangevuld moe ten worden. De interventieregeling heeft over het algemeen een gunstig effekt gehad en een handhaving van deze regeling in E.E.G.-verband is dan ook ten zeer ste gewenst. Daarnaast zou er naar het oordeel van de vergadering eveneens ruimte zijn voor een rooi- premie in E.E.G.-verband. De vraag naar peren is toegenomen en daardoor is er sprake van enig prijsherstel. Er is export van Legipont naar Finland en Zweden en sinds kort is er tevens uitvoer van Conference naar Engeland. Betreffende de afzet van groente kon de heer Dek ker een gunstig geluid laten horen. De prijzen van tomaten en komkommers zijn zeer bevredigend, dankzij een goede vraag en een afnemend aanbod. De concurrentie uit zuidelijker landen wordt ech ter groter. Er is een flink aanbod van sla, die tegen bevredigende prijzen wordt verkocht, terwijl er een goede vraag voor export is. Naar de meeste andere groenten is een sterke vraag met vrij goede tot goede prijzen. Over het geheel genomen is het prijsverloop in de groente- sektor dan ook duidelijk gunstiger dan vorig jaar. (Zie verder pag. 4)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1968 | | pagina 3