In
gesprek met...
Ir. W. M. Markusse
en
I. J. Smallegange
HET, studieprogramma van de nu al 75 jaar bestaande
Middelbare Landbouwschool, zo zegt de directeur ir.
Markusse, is de laatste 20 jaar sterk veranderd. Veel aan
dacht wordt nu geschonken aan de zgn. algemeen vormende
vakken; in het bijzonder de maatschappelijke en culturele
vorming. Daar wordt zo ongeveer 2!/2 maal meer lesuren
aan besteed dan vroeger. Dit in tegenstelling tot de vakken
die de nodige landbouwtechnische kennis aan de leerling
meegeven. Deze hebben ook vroeger al een bijzonder belang
rijke plaats in het lesprogramma der school ingenomen.
Vandaar van oudsher de goede naam van onze school
HET invoeren van de Mammoetwet blijkt in de praktijk
moeilijkheden te geven voor de toelating. Was voor
heen het bewijs van overgang van de 3e naar de 4e klas
van een U. L. O.-school voldoende, vele ouders denken, dat
dit eveneens het geval is, bij het diploma van de 3-jarige
Mavo-scholen. En dit is niet het geval hetgeen in bepaalde
gevallen tot teleurstelling heeft geleid. Verder zullen alle
Lagere Land- en Tuinbouwscholen twee richtingen krijgen
en alleen het diploma van de A-richting de mogelijkheid
geven om op de M. L. T. S. door te leren
8
\A/IJ zouden bij dit 75-jarig jubileum van de R. M. L.
v T. S. te Goes diep in de geschiedenis kunnen dui
ken om de vele facetten van school en onderwijs zoals
deze zich in deze 75 jaren hebben ontwikkeld te belich
ten. Maarer wordt ter gelegenheid van het 75-jarig
bestaan een gedenkboek uitgegeven. Een boek, waarin
de geschiedschrijving beter en vollediger tot uiting kan
komen dan de beperkte ruimte in ons blad toelaat.
Daarom uit een gesprek met de direkteur der school
ir. W. M. Markusse en de voorzitter van de Commissie
van Toezicht, de heer I. J. Smallegange te Krabbendijke
enkele actuele punten betreffende het „heden" en de
„toekomst".
Daarin is weinig veranderd. Die vakken waren destijds
belangrijk en zijn dit nog Tevens moeten de economische
vakken vermeld worden, die ook steeds meer de aandacht
vragen. Wellicht in de toekomst nog in meerdere mate dan
nu al het geval is. Bedrijfsleer, economie, boekhouden,
recht- en wetkennis zijn vakken waarvan de kennis onmis
baar is voor de moderne boer. Ook voor de werktuigkundige
vakken zowel theorie als praktijk neemt de belangstelling
sterk toe. Logisch bij de sterke mechanisatieontwikkeling
op de bedrijven Daar wordt te Goes dan ook grote aandacht
aan besteed.
In lesuren achteruitgegaan zijn de veeteeltvakken. Ook
dit ligt min of meer voor de hand. De zuivelbereiding is
naar de fabriek gegaan en dë paardekennis is in de huidige
gemechaniseerde tijd een bijkomende zaak geworden.
QNDERWIJS, zo zegt de heer Markusse op onze vraag
over mogelijke veranderingen, was en is nog in be
langrijke mate gebaseerd op de „doceer" methode. De leer
lingen ontvangen daarbij onderwijs De zelfwerkzaamheid
van de leerling, het zelf uitwerken van gegeven opdrachten
ziet hij echter als de meest gewenste onderwijsvorm. Als
voorbeeld noemt hij de bedrijfseconomie. Niet de leraar voor
de klas, die de leerstof behandelt. Neen, vraagstukjes laten
uitwerken in de vorm van opdrachten in kleine groepen
van enkele leerlingen; daarna het klassikaal behandelen
van de gevonden oplossingen en het bespreken van de ge
rezen problemen. Dit geeft een veel beter inzicht in de aan
de orde zijnde vraagstukken dan het stomweg uit het hoofd
leren. De leerlingen zelf aan het werk zetten, zelf laten
zoeken en de zaken kritisch laten benaderen.
Bij het doornemen van de gemaakte praktijk-verslagen,
die aan de hand van een door de school verstrekt schema
worden opgesteld blijkt vaak de grote eenvormigheid. Een
goed werkstuk van dit verslag te maken, een doorlichting
van het bedrijf, waarop ze toch enige tijd gewerkt hebben,
blijkt voor de jongens erg moeilijk te zijn. En op de voor
bereiding daarvan wordt onzerzijds steedis meer de nadruk
gelegd. Van de leraar vraagt dit extra werk, veel voorberei
ding van zijn lessen. Opdrachten moeten bedacht en ook
gecontroleerd worden op de juiste uitvoering enz.
^E heer Smallegange, zelf oud-leerling van de R. M. L.
T. S. te Goes, beaamt dat in zijn jonge jaren (om
streeks 1920) hoofdzaak het leren was. Het verzamelen van
parate feitenkennis. Toentertijd wellicht goed, maar nu over.
bodig, zo zegt hij. Deze basisgegevens zijn overal te vinden
en te krijgen. Maar nu is het voor de ondernemer in land
en tuinbouw nodig dat hij over het nodige inzicht beschikt
en de achtergronden kent. De ontwikkeling gaat steeds
sneller, men moet snel kunnen om- en overschakelen; dit
vraagt aanpassings- en omschakelingsvermogen waarvoor
de grondslag op de school gelegd moet worden. Zelfstandig
heid gepaard aan de kennis, die in de praktijk tot uiting
komt. Ook voor de leerling bepaald niet gemakkelijk, maar
toch de enige goede training voor de toekomst.
QOK in dit gesprek komt de praktijktijd aan de orde.
Eén van de belangrijkste zaken, zo zegt ir. Markusse,
die op de oudermiddag besproken worden. Wij stimuleren
bepaald dat de leerlingen in de praktijktijd naar een ander
bedrijf gaan. Maar in het bijzonder van de zijde van de
ouders rijzen hiertegen nog al eens bezwaren. Argument:
dat wat ze op dat vreemde bedrijf moeten doen, kunnen ze
ook op het eigen bedrijf verrichten. Men vergeet dat juist
in een andere omgeving gemakkelijk wat wordt opgestoken
en veel geleerd kan worden
De heer Smallegange gaat nog een stapje verder en zou
graag iedere leerling zijn praktijk in het buitenland laten
doen. Daar verruimen ze hun blik mee, zo zegt hij en doen
ze levenservaring op, die later van onschatbare waarde zal
blijken te zijn'!
Beiden zijn uitgesproken van mening dat in het leerpro
gramma de verplichting opgenomen zou moeten worden,
dat op een ander dan het ouderlijk bedrijf praktisch gewerkt
zou moeten worden. Echter met de restrictie dat onder be
paalde omstandigheden uitzondering hierop mogelijk is, bijv.
bij ziekte van de vader van de leerling. Maar zover is het
nog nietDe overheid staat het vastleggen van deze ver
plichting in het leerprogramma (nog) niet toeDe stage in
het buitenland ziet ir. Markusse liever na het beëindigen
van de schooltijd. En dan voor een langere periode van
minstens een half jaar
Overigens geeft het bezit van het diploma M. L. T. S.
tegenwoordig niet meer die mogelijkheden in het bedrijfs
leven die dit vroeger wel had. Het bedrijfsleven vraagt
steeds meer, voor de daarvoor in aanmerking komende
funkties, de hogere land- of tuinbouwschool. Van die kant
is het aanbod vrij groot
Dat is dan ook de reden dat direkteur Markusse voordat
de leerling op school komt, met de ouders een uitvoerig
gesprek voert om na te gaan wat het doel van de gekozen
opleiding is. En komt er dan een leerling met een U. L. O.-
B diploma, dan is de vraag: wat ga je later doen? En zal
hij een baan in het bedrijfsleven moeten gaan zoeken dan
is het advies dat hij beter naar een hogere landbouwschool
kan gaan en dan te zijner tijd meer kans heeft om er in te
slagen een hem passende baan te vinden.
(Zie verder pag. 11)