Gemiddelde zegt niet alles!
Z
Eigen vermogen en bijstandsverlening
K. N. L. C
Deze week.
(Vervolg van pag. 1)
UN financieringsbegroting zag er nu als volgt uit:
Lenen van vader bt van het te verwachten erfdeel zijnde 210.000
70.000 a 5
Lenen van de bank x ƒ280.000 185.000 a 6%
Lenen onder garantie van borgstellingsfonds ƒ25.000 a 6%
grond -f- polderlasten a 90,per ha
brandverzekering gebouwen
«traatbelasting
©nderhoud gdbouwen
totale lasten na overname
In de bedrijfseconomische boekhouding was een normatieve
pachtwaarde berekend over de afgelopen 5 jaar van 340,per
ha, dus 30 ha x 340,
3.500,—
12.487,50
1.687,50
2.700,—
175.-
100,—
1.000,—
21.650,—
10.200,—
11.450,—
Dit betekende aan lasten 21.650,10.200
of 11.450,— 30 ha 382,— per ha.
De werkelijke lasten vergelijkbaar met de pacht kwamen dan ook te lig
gen op 340,382,722,per ha.
De aflossing, dus de verplichte besparing (met een mooi woord, de ver
plichte vermogensvorming) bedraagt bij een lening van bank en borgstel
lingsfonds van ƒ210.000 en een aflossingstermijn van 50 jaar (het z.g. jonge
boerenkrediet) a 2 per jaar. Dit maakt een bedrag van ƒ4.200,of 140,
per ha.
Jan nam verder in gedachten nog een rekening-courant krediet van 30.000
waarvan hij gemiddeld ook nog 15.000 a 7 rente moest betalen 1.050,
IIOEWEL het al wat laat geworden was, wou hij nu toch wel weten wat
zijn verteerbaar inkomen was:
Het netto-overschot ervan uitgaande, dat het bedrijf
van zijn vader was in het eerste jaar van bedrijfs
overname is: 450 382 68 x 30
Het berekende loon van de boer
De rente van de werktuigen valt weg tegen de rente
van het rekening-courant krediet
De berekende rente van de gewassen
verplichte aflossing
belasting van 12.500 met 2 kinderen
premie volksverz. A.O.W. enz.
privé-verzekering ziektekosten voor gezin 3e klas
arbeidsongeschiktheidsverzekering 30 per dag
Af: totaal
4.200,—
1.250,—
1.900,—
560,—
534,—
Blijft over voor privé
2.040,—
12.000,—
1.000,—
15.040,—
8.444,—
6.596,—
Omdat Jan een grote schuld op zich nam, diende hij eigenlijk nog een
overlijdensrisicoverzekering te sluiten. Dat dit financieel er niet meer af kon
spreekt voor zichzelf. De afschrijving op werktuigen en gebouwen moet ge
reserveerd worden voor aanschaf nieuwe werktuigen. En de stijging van het
inkomen door de aflossing van ƒ283,per jaar, zal zeker wegvallen tegen
de kostenstijging in het bedrijf, zo dacht Jan.
IAN was er van onder de indruk. Was zijn berekeningswijze soms fout?
J Of was hij soms achterlijk? Hij vroeg zich dit vooral af omdat in de
zelfde financieringsparagraaf van de Memorie van Toelichting op de Land
bouwbegroting staat. Toch betwijfelt de ondergetekende of de huidige situa
tie m.b.t de bedrijfsopvolging een algemeen en zonder bijzondere maatrege
len onoplosbaar knelpunt inhoudt.
Gelukkig zag Jan verder nog staan, dat voor bedrijven die zulks nodig
hebben in de privale financieringssfeer een oplossing moet worden gevonden,
hetzij door een aanpassing van bestaande, hetzij door het ontwerpen van
nieuwe financieringsvormen. Maar hij realiseerde zich maar al te goed dat
de Landbouworganisaties al zeker 5 jaar op dit aambeeld hameren, maar
dat er nog niet veel bereikt is!
In eerste instantie dacht Jan nog een brief te schrijven over dit onder
werp naar de kamerleden. Maar toen dacht hij aan een leraar op de land
bouwschool die een proef deed met twee bakken met een vloeistof. Eén bak
verhit tot een temperatuur van 25 graden C. boven 0° en één diepgevroren
tot een temperatuur van 25° onder nul. En die zei toen: „De gemiddelde tem
peratuur is 0° C.! Jongens probeer nu niet met beide benen in de bakken
te gaan staan tijdens dit proces, want dan loopt het met één van je benen
verkeerd af!"
Hij wou hier mee bewijzen, dat de vuistregel van de gemiddelden weinig
zegt! Jan troostte zich dus met de gedachte dat de kamerleden ook natuur
kundelessen hebben gehad en dit dus al weten uit hun schooltijd. Wel was
hij er voor zichzelf van overtuigd dat hij de kamerdebatten over de land
bouwbegroting met meer dan gewone belangstelling zou volgen. En dat velen
met hem dit zouden doen!
WOORLOPIG zou hij het bedrijf nog maar niet overnemen, maar gingen
zijn gedachten er meer naar uit om vader te vragen een belegger te
zoeken en daarbij een 24-jarig contract te bedingen.
Dat het hier niet gaat om een financieringsvraagstuk maar om een renta-
biliteitsvraagstuk is wel zeker. Over de toekomst van de jonge boer zal bij
de samenstelling van de Memorie van Toelichting Landbouwbegroting 1969
zeker wel gedacht zijn. Maar er is in ieder geval weinig over vermeld! Jam
mer! En toch zegt men: „Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst". Of is die
toekomst voor de jonge boer niet weggelegd op eigendomsbedrijven? En al
leen maar op pachtbedrijven of in andere vormen die we niet kennen, maar
wei naar moeten zoeken!
J. M.
JVE algemene regel is, dat slechts bijstand wordt
verleend aan degenen, die over onvoldoende
middelen beschikken om in de noodzakelijke kosten
van hun bestaan te voorzien. Die middelen om in de
kosten van het bestaan te voorzien kunnen zijn een
inkomen, doch ook een eigen vermogen. Het is dan
ook zo gesteld, dat men eerst zijn eigen vermogen
moet aanspreken, wil men voor bijstandsverlening
in aanmerking komen.
Toch bestaan op deze regel een aantal uitzonde
ringen. En het is dan ook wel nuttig eens nader bij
deze zaak stil te staan. Nog maar al te vaak hoort
men de opmerking, dat eerst alles opgemaakt moet
worden, alvorens in aanmerking te kunnen komen
voor enigerlei vorm van bijstandsverlening. Dat is
beslist niet waar.
VERMOGEN VOOR
OPLEIDING OF BEDRIJF
HET is n.l. zo, dat bij een aanvraag in bijstand het
vermogen dat bestemd is voor opleiding of
voor het bedrijf buiten beschouwing mag blijven en
dus niet behoeft te worden aangesproken. Daarbij
moeten dan natuurlijk wel voldoende zekerheden
aanwezig zijn, dat het vermogen ook inderdaad voor
die opleiding of voor het bedrijf zal worden ge
bruikt en dat deze bestemming ook verantwoord
moet worden geacht.
Het is niet zo, dat dit vermogen in het bedrijf ge
ïnvesteerd moet zijn. In de wet wordt er n.l. van
uitgegaan, dat dit vermogen bestemd is voor het
bedrijf. Een voorbeeld zou kunnen zijn de reser
vering van geld, die bestemd is voor dringend her
stel van grote machines of van de bedrijfsgebouwen.
Het zal wel duidelijk zijn dat de bestemming van
het eigen vermogen voor opleiding of bedrijf ver
antwoord moet zijn. Als met de beste wil ter wereld
uit het bedrijf niet meer dan een zeer laag inkomen
gehaald zal kunnen worden dan is de bestemming
van het eigen vermogen in dit bedrijf niet verant
woord te achten. En natuurlijk zal ook de onder
nemer aan bepaalde minimumeisen moeten vol
doen. Bezit de ondernemer deze niet, dan zal de be
stemming van het eigen vermogen ook in dit geval
niet verantwoord zijn.
Maar als de bestemming wel verantwoord is, dan
moet het eigen vermogen bij de beoordeling van de
aanvraag om bijstandsverlening achterwege blijven.
GROOTTE VAN HET VERMOGEN
NATUURLIJK speelt de grootte van het eigen
vermogen nog wel degelijk een rol. Degenen
n.l., die nog door de normale kredietinstellingen ge
holpen kunnen worden, komen niet in aanmerking
voor het verlenen van bijstand. Kan men dus nog op
een normale manier krediet krijgen, dan valt men
buiten de regeling en komt men derhalve niet voor
bijstand in aanmerking.
En wil men door de normale krediet verlenende
instellingen als banken geholpen kunnen worden,
dan moet de kredietwaardigheid voldoende groot
zijn. En deze kredietwaardigheid is weer afhanke
lijk van het eigen vermogen.
Beschikt men dus over voldoende eigen vermogen
(ook al is dat bestemd voor opleiding of voor het
bedrijf), dan is de kredietwaardigheid voldoende
groot om bij de normale kredietverlenende instel
lingen terecht te kunnen en dan komt men niet in
aanmerking voor bijstandsverlening.
BESCHEIDEN VERMOGEN
PEN andere uitzondering op de regel, dat eerst
het eigen vermogen dient te worden aange
sproken is de bepaling dat een zeker bescheiden
eigen vermogen buiten de beoordeling wordt ge
laten. Dit bescheiden vermogen behoeft dus niet be
stemd te zijn voor opleiding of voor het bedrijf.
Hoe groot is nu dit bescheiden vermogen?
In verschillende rijksgroepsregelingen wordt voor
een kostwinner het bescheiden vermogen gesteld op
6000,en voor een alleenstaande op 3600,
Voor ieder kind komt er 1200,bij.
Is het bescheiden vermogen vastgelegd in de
vorm van een eigen huis waar de aanvrager zelf in
woont, dan wil men soms een hoger bedrag vrij
stellen. Zou men de aanvrager om bijstand n.l. gaan
verplichten zijn huis te verkopen, dan is het maar
zeer de vraag of betrokkene daardoor beter in zijn
onderhoud kan voorzien.
Na verkoop van zijn huis zal hij toch een woning
moeten hebben. Indien hij nu gedwongen wordt een
huis te huren, dan zou na verloop van tijd kunnen
blijken, als de opbrengst van de verkoop van zijn
huis is opgesoupeerd, dat betrokkene nog slechter
uit is. Wel zal men eventueel de verplichting kun
nen opleggen dat men geld opneemt op basis van
een hypotheek op het huis.
v. d. T.
voorlichting over de nieuwe omzetbelasting
*-* die op 1 januari a.s. in werking treedt en
die in de wandeling de B. T. W. wordt genoemd
is op gang gekomen. Onder meer zijn en worden
er door verschillende instanties vergaderingen ge
houden met ondernemers die straks met de B. T. W.
te maken krijgen, en zijn enkele hpnderden ambte
naren van de belastingdienst op pad om voorlich
ting te geven.
Een dergelijk schouwspel is in onze geschiede
nis nog nooit vertoond en men vraagt zich dan ook
af: Waarom doet men dit alles?
Het antwoord moet luiden: Omdat men kans
heeft gezien een wet te maken die meer admini
stratieve rompslomp met zich brengt dan welke
andere wet ook. Als er één duidelijke illustratie
is dat er niets terecht komt van vereenvoudiging
van ons belastingstelsel, dan is het deze nieuwe
wet!
Zonder allerlei voorlichting komt van de uitvoe
ring er van niets terechts. Wat er mèt de voorlich
ting van komt, moeten wij afwachten. In de toe
komst kunnen wij niet hijken.
ïOK voor de landbouw (met een grote L) zal
straks voorlichting worden gegeven. Er zul
len ook door onze organisatie vergaderingen wor
den gehouden, ei- komt een brochure speciaal ge
richt op de landbouw-problematiek en uiteraard
zal er voorlichting zijn in de persoonlijke sfeer.
Dit ondanks het feit dat althans voor 1969 de
meeste landbouwers wel niet geadviseerd zal kun
nen worden te verzoeken om voor de B. T. W. als
ondernemer aangemerkt te worden. Zoals in het
Landbouwblad als meermalen geschreven is, is
de wettelijke regeling zo, dat de boer geen onder
nemer is, voor de B. T. W. tenzij hij dit verzoekt
en behoudens enkele uitzonderingen. Deze rege
ling, de z.g. landbouwregelingzullen de meesten
wel volgen. Voor hen dan geen extra administratie,
behalve het tekenen van een verklaring ten behoeve
van de afnemers van hun produktendat zij die als
landbouwer hebben geleverd. Dat valt wel mee.
Een landbouwer die niet onder de landbouwrege
ling valt zal volgens de nu bekende bepalingen
alle administratieve verplichtingen zoals afgeven
van facturen moeten nakomen.
Op de landbouwregelingverwachten wij bin
nenkort nog een toelichting van de zijde van het
Ministerie van Financiën. Pas als deze verschenen
is, kan er iets meer over de gehele regeling gezegd
worden.
PA AU WE.