groenbemesting Italiaans raaigras als 7 C. J. GOVERS R.L.V.D. - Axel De teelt van Italiaans raaigras als groenbemester heeft de laatste jaren in enkele gebieden van Zeeuwsch-Vlaanderen een flinke omvang aange nomen. Op bedrijven met veel hakvruchten past deze groenbemester uitstekend. Doordat het ge was winterhard is, dient het nauwkeurig onderge werkt te worden. In de praktijk heeft men soms moeite met het onderploegen ervan. Mede als ge volg hiervan werden in de twee voorgaande jaren, zowel in West- als Oost Zeeuwsch-Vlaanderen, van in totaal 72 percelen verschillende gegevens en resultaten verzameld. In dit artikel kunt u hiervan kennis nemen, terwijl aanvullend de nodige advie zen worden gegeven. OMVANG VAN DE TEELT Zoals eerder vermeld, werden 72 percelen in de enquête betrokken. Deze waren gelegen bij 60 boe ren, zodat bij enkele telers 2 of meer percelen wer den geënquêteerd. De gemiddelde oppervlakte per bedrijf was pl.m. 4 ha. Van de betrokken boeren hebben er 70 een intensief bouwplan. Op 64 percelen werden granen als dekvrucht ge bruikt, op 3 percelen vlas, op 1 perceel erwten en op 4 percelen een ander vroeg gewas. RELATIE TUSSEN DE SELEKTIES- ZAAITIJD EN DOORSCHIETEN Tussen de selekties van de verschillende gras zaadfirma's werden geen verschillen in doorschie ten waargenomen. Zaaien vóór eind april vergroot de kans op in de aar komen. Aangeraden wordt in wintertarwe eind april, in zomergranen begin mei, in vlas bij een lengte van 68 cm en in erwten vlak vóór het sluiten van het gewas, het gras in te zaaien. Bij een kiemproef, uitgevoerd in het najaar 1967, bleek dat 25 van het nog groene zaad kiem de. BEMESTING Gebleken is dat bij normale groeiomstandigheden met een N-gift van 50 tot 80 kg per ha een flinke hoeveelheid groene massa kan worden verkregen. In gevallen dat wordt ingekuild kan de stikstofgift beter worden opgevoerd tot ruim 100 kg N per ha. Behalve de stikstofbemesting bepalen mede het tijdstip waarop het {jjras van onder de dekvrucht komt en het weertype in de nazomer, de hoeveel heid groene massa. BEDEKKING VAN DE VEGETATIE NA HET ONDERPLOEGEN In 1966 werden 45% van de percelen zodanig on- dergeploegd dat zich, ongeacht de navrucht, geen problemen voor zouden doen. Daarnaast vroeg 40% van de percelen nogal wat extra opschoningswerk, terwijl de overige 15% zich dermate ongunstig liet aanzien dat alleen maar aardappelen, gezien de mogelijkheid van veel mechanische bewerkingen, zouden kunnen volgen. In 1967 was reeds een ver betering te zien en waren deze percentages resp. 60, 30 en 10%. De gemaaikneusde of beweide percelen (in totaal 12 stuks) waren niet beter ondergeploegd. DE RELATIE TUSSEN DE ZWAARTE VAN DE GROND EN HET ONDERPLOEGEN. Vijf-en-twintig percelen waren gelegen op grond met meer dan 40% slib. De overige (47) op lichtere gronden. Op 70% van de percelen boven 40% afslib- baar werd de grasgroenbemester goed onderge ploegd, terwijl voor de lichtere gronden dit percen tage 75% was. Hieruit blijkt dat de zwaarte van de grond een kleinere rol speelt dan velen willen aan nemen. T.o.v. 1966 waren in 1967 deze percentages reeds gunstiger, vnl. doordat meer aandacht aan het ploegwerk werd geschonken. Om op een zware grond een goed resultaat te verkrijgen, dient de ploegafstelling wel zeer nauwkeurig te geschieden. De verhouding werkbreedtewerkdiepte bleek van invloed te zijn; n.l. 1,5 1 is gunstig. Voor zwa re grond iets ruimer. Bij 40 cm werkbreedte werd Goed werkende voorschaar bij het onderploegen van raaigraa, Slecht ondergeploegd raaigras. Door verkeerde afstelling blijft de snede vat de voorschaar half boven liggen, waardoor veel gras zichtbaar blijft. bijna altijd goed ploegwerk geleverd, mits tevens de voorschaar goed was afgesteld. Wanneer smal en diep wordt geploegd blyven de sneden te veel recht staan met als gevolg dat de hergroei meer kansen krijgt. De ploegsneden dienen voldoende gedraaid en overgedrukt te worden. Daarom zijn lange, iets schroefvormige risters gewenst met scherpe scha ren. DE VOORSCHAREN. Bij de voorschaar gaat het vooral om de vorm. de stand en de plaats van bevestiging. Op bijna alle percelen waar de voorschaar onvoldoende gewerkt had, was het gras slecht ondergeploegd. Gebleken is dat brede voorscharen nodig zijn welke minstens 1012 cm breed en 35 cm diep snijden. De afge sneden strook dient een rollende beweging te ma ken zodat het nog vaststaande gras hiermede wordt bedekt, vlak voor de kering van de ploegsnede. De voorschaar welke zo dwars mogelijk op de rijrich ting dient geplaatst te zijn, moet het gras afsnijden boven de punt van de schaar. Voor een succesvol onderploegen van grasgroenbemesters speelt de voorschaar een zeer grote rol. VERSCHILLENDE PLOEGEN. De ploegen, voorzien van de langere en iets meer gewonden risters dan van de oude typen, leverden beter werk. Verschillende fabrikanten maken reeds ploegen die aan de gestelde eisen kunnen voldoen. Naast een mindere gevoeligheid voor rijsnelheid, leveren deze vrijheid steeds beter en vlakker ploeg werk. 25% van de percelen werden met een één- schaarploeg geploegd. De resultaten hiervan waren goed. Het bleek dat hiermede gemakkelijker zeer goed ploegwerk is te leveren dan met de twee-scha- rige ploegen. Vermeld dient te worden dat het hier nog meestal de oudere typen ploegen betrof. Wel licht zullen met de „aangepaste" ploegen de ver schillen kleiner worden. Enkele boeren zijn reeds tot vervanging overgegaan; dit met volle tevreden heid. VERDERE WAARNEMINGEN. Indien wielsporen aanwezig zijn, kan beter overdwars hiervan worden geploegd. Anders zal de voorschaar plaatselijk onvoldoende of helemaal niet kunnen werken, met de bekende gevolgen. De rijsnelheid moet zodanig zijn dat de ploeg snede de kans krijgt zich volledig te keren; voor de goede ploegen zal dit 4 km per uur bete kenen. Zaai van eind april tot eind mei, tegen een hoeveelheid van 2530 kg per ha. Strooi 5080 kg N per ha, afhankelijk van het tijdstip en het "te verwachten groei seizoen. Bij vooraf inkuilen 110 kg N per ha. ic Een chemische onkruidbestrijding met 5 a 6 liter 24.D per ha tegen klein hoefblad is zeer goed mogelijk. ir Met goed afgestelde ploegen ook op de zware gronden goed ploegwerk te leveren. Eventueel aanwezige opslag kan door een bewerking „over de vorst" goed worden bestreden. De struktuur en de doorlatendheid van de bouwvoor, speciaal van belang bij veel neerslag tijdens het groeiseizoen, alsook de bewerkbaarheid, worden gunstig beïn vloed. ir Het is beter om op de kopeinden 'n strook ter breedte van ±2m, daar waar de ploeg wordt in- en uitgezet, niet met gras in te zaaien. if Gras is geschikt voor uitzaai op alle grond soorten, terwijl het vooral op kalkarme of slempgevoelige grond beter op zijn plaats is dan klaver. Het verdraagt wielsporen of een zware dekvrucht uitstekend. (Zie verder pag. IS)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1968 | | pagina 7