Aardappelafzet en telerssamenwerking
VRIJDAG 18 OKTOBER 1968
56e Jaargang No. 2952
I P P P ff# p
lilil #St
Officieel orgaan van de Maatschappij lot bevordering van Land en Tuinbouw en Veeteelt in Zeeland j
VJ
L.C.C.
Door de wel zeer bijzonder slechte weersomstandigheden der laatste weken word: de achterstand van de werkzaamheden
in de landbouw steeds groter. En het ziet er nog steeds niet naar uit dat de lang verwachte drogere periode op korte ter
mijn hierin verbetering zal brengen. Op pagina 3 wordt een overzicht gegeven van de stand van zaken betreffende de
oogst in de verschillende gebieden. Een somber beeld.
Verder wordt in dit nummer aandacht besteed aan de lande'ijks plosgdemonstratie te Breskens, waar men persoonlijk kon
kennisnemen wat de verschillende ploegen, mits plaatsing ei afstelling juist was, konden presteren (pagina 10 en 11).
Verder: aardappeloogst en -opslag in deze natte herfst (pagi ia 5), he onderwerken van grasgroenbemesters (pagina 6),
Italiaans raaigras als groenbemester (pagina 7) en verschillende artikelen over de veehouderijsector (pagina 8, 9, 12 en 13).
Bijna 300 aardappeltelers uit Noord- en Zuid-
Holland, Noord-Brabant en Zeeland waren donder
dag 10 oktober naar Goes getogen om de voor
lichtingsbijeenkomst over de aardappelafzet bij te
wonen, die georganiseerd was door de provinciale
landbouworganisaties en het L.C.C. Vijf deskundige
inleiders gaven op deze middag hun visie op de hui
dige afzetproblemen en deden suggesties aan de
hand die tot een oplossing zouden kunnen leiden.
ONTWIKKELING VAN DE AFZET
De heer Glotzbach, direkteur van het Produkt-
schap voor Aardappelen, merkte op dat het E.E.G.-
aardappelareaal terugloopt, maar dat de produktie
naar verhouding groter wordt. Het te grote kwan
tum voeraardappelen in West-Duitsland en Frank
rijk beperkt de exportmogelijkheden van Neder
landse aardappelen naar deze landen en oefent
tevens voortdurend druk uit op de marktprijzen. Een
gezamenlijke richtprijs voor dit produkt in de E.E.G.
is vrijwel uitgesloten. Wel wordt gewerkt aan een
gezamenlijke regeling waarin dient te worden op
genomen: kwaliteitsregeling, struktuursteun, geen
prijsinterventie en bescherming tegen invoer uit
derde landen.
Het aardappelverbruik in Nederland neemt nog
steeds af. Een deel wordt gekompenseerd door de
konsumptietoename van aardappelen in verwerkte
vorm; sinds 1960 steeg deze konsumptie van 2 naar
10 kg terwijl het verse verbruik in die periode daal
de van 98 naar 78 kg. Deze ontwikkeling zal zich in
de toekomst wellicht doorzetten. De afzet in klein-
verpakking omvat in de grotere steden inmiddels
weer al 75 van de totale verkoop. Dit is een
direkt gevolg van de zelfbedieningswinkels en de
betere presentatie van het produkt die de konsu-
menten verlangen.
Belangrijk hierbij is dat de grootwinkelbedrijven
het gehele jaar door op levering van de handel
moeten kunnen rekenen. Daarbij zal de kwaliteit zo
goed en zo konstant mogelijk dienen te zijn en
tegen prijzen die zo weinig mogelijk variëren. Pre
cieze levering naar plaats en tijd zijn daarbij van
zelfsprekend. Ditzelfde geldt voor levering aan de
industrie voor de bereiding tot frites, chips e.d. Dat
we deze niet moeten onderschatten blijkt uit de
enorme stijging van de hoeveelheden aardappelen
die zij verwerken: in 1960 nog slechts 30.000 ton,
nu 160.000 ton.
REUZEN EN DWERGEN
De heer Van Kempen, president-kommissaris van
Nedato (Nederlandse Aardappel Telers Organisa
tie) wees op de alleenstaande positie van veel aard
appeltelers in de markt. Zij zijn het die met pijl en
boog schieten in het atoomtijdperk. Ze zijn dwer
gen tussen de reuzen (groot-afnemers) en hebben
daarij niets maar dan ook totaal niets te vertellen.
Alleen door bundeling van krachten kunnen ze zich
als waardige gesprekspartners met de reuzen
meten. Ook wordt dan een reële basis verkregen
voor een hoger inkomen vanwege de invloed die
we kunnen uitoefenen op de vaststelling van de
prijzen. Dat is hard noodzakelijk als we zien hoe
zeer de aardappeltelers zich hebben gespeciali
seerd en hoeveel ze hebben geïnvesteerd voor dit
gewas. In 1960 waren er 50.000 klei-konsumptie-
bedrijven, in 1967 nog geen 29.000. De investerin
gen per ha aardappelen bedragen op basis van de
vervangingswaarde f 5.000, dat is meer dan enig
ander gewas op de akkerbouwbedrijven.
Hoewel er in de toekomst meer aardappelen op
kontrakt zullen worden geleverd zijn de kansen op
bevredigende transakties groter voor een centraal
handelsbedrijf dan voor de individuele teler.
(Zie verder pagina 2)