Oude boerkerijen in Zeeland
15
(Vervolg van pag. 13)
van de gemeentelijke overheid, had zitting in het
armbestuur en was kerkmeester. Hij kocht en ver
kocht naast percelen landbouwgrond ooit wel hui
zen en eenmaal, in 1773, schenkt hij 2.040 gemeten
grond aan Pieter Bosman. De laatste jaren van zijn
leven bracht hij door in het dorp Kloetige, waar hij
in een eigen huis woonde.
QMTRENT de verkrijging van „Altijt Sorg" von
den we nog dat Corn, de Wolff de hofstede
aan Matthijs Kakebeeke leverde op 26 maart 1751
met gronden, vruchten te velde, stro en allerlei ge
rief voor 400 Caroli Guldens.
Matthijs was dus de man die niet lang daarna
in 1753 de hofstede (huis en schuur) grondig
restaureerde of vernieuwde. Hij bleef er daarna zeer
lang wonen, terwijl op „Welgelegen" zijn moeder
het bedrijf voortzette en later zijn zoon Adriaan Ka
kebeeke, geb. in 1737 en getrouwd op 6 maart 1756
met Cornelia Rottier van Schore, haar opvolgde. Dit
laatste huwelijk was zeer kinderrijk. We vonden 11
nakomelingen tussen december 1756 en april 1776,
waarbij tweemaal een kind genaamd Matthijs. Deze
overleden echter binnen de twee jaar, resp. in 1758
en 1761. Een derde zoon, geboren op 5 oktober 1763,
kreeg opnieuw de naam Matthijs.
Deze kleinzoon van Matthijs Kakebeeke Sr. eer
der vermeld, zou de volgende bewoner van „Altijt
Sorg" worden. Hij trouwde op 9 november 1785 met
Geertruid van Loenhout en zij woonden op „Altijt
Sorg" van dat jaar tot zijn dood omstreeks 1806. Tot
dat jaar komt hij voor in het meergenoemde regis
ter van de 200e penning en in het kohier van het
nieuw verbeterd familiegeld te Kloetinge.
Verder wordt hij genoemd in stukken betreffende
een aanklacht van één zijner knechts in 1803. Hij
had deze op 7 februari 's nachts om 12 uur op staan
de voet ontslagen wegens wangedrag en slechte
zorg voor vee, paarden en overig werk en stuurde
hem met drie Zeeuwse rijksdaalders de hoeve af.
De klacht van de knecht werd ongegrond verklaard.
Omtrent zijn bezit aan boomgaarden vinden we in
1797 ruim 10 gemeten, verdeeld over 6 percelen en
ten dele in eigendom samen met zijn broer Jacob
Kakebeeke.
ïn 1795 had hij 31 gemeten bezaaid met tarwe en
in 1796 komt hij voor op de kiezerslijst voor de mu
nicipale raad te Kloetinge.
Uit het huwelijk van Matthijs Kakebeeke (de jon
gere) en zijn vrouw werden 4 kinderen op do hoeve
geboren, n.l. Cornelia op 14 febr. 1786, Adriaan op
2 april 1787, Adriana op 4 mei 1794 en Matthijs op
18 juni 1795. Na zijn dood omstreeks 1806 trouwde
zijn weduwe voor de tweede maal, n.l. met Jan Rot
tier op 18 februari 1809.
g^AN is inmiddels zijn zoon, Adriaan Kakebeeke,
22 jaar en hij trouwt op 18 februari 1809 met
Maria Ver donk.
Zij nemen de hofstede over en op „Altijt Sorg"
worden hun 10 kinderen tussen 1810 en 1825 ge
boren. Het laatste kind was genaamd Paulus, ge
boren op 13 april 1825 doch overleden ruim twee
weken later op 29 april. De moeder kwam deze ge
boorte evenmin te boven. Zij stierf in het kraambed
op 6 mei daaropvolgend. Zij was een dochter van
Maarten Verdonk en Paulina de Korne.
Adriaan Kakebeeke hertrouwde op 7 febr. 1828.
Uit de huwelijksakte tekende we op dat hij toen 40
jaar oud was en zijn moeder nog in leven was. Hij
trad in het huwelijk met Antonia Elizabeth Lamot-
the, oud 31 jaar, dochter van mr. Cornells van Er-
lach Lamotthe (overleden) en van Vrouwe Maria
Cornelia van der Bilt (nog in leven). Zij was ge
scheiden echtgenote van Abraham de Koning, koop
man te Dordrecht, uit welk huwelijk was geboren
op 28 juli 1819 Antonia Johanna de Koning.
Bij de huwelijksvoltrekking waren als getuigen
aanwezig Pieter Nijssen (arbeider) en Johannis
Kaboort (herbergier), beide vrienden van de brui
degom en Mr. Zywert Diederik van der Bilt La
motthe, broer van de bruid en Alexander Walker,
heel- en vroedmeester als vriend.
Van enig standsverschil was hier wel sprake, doch
ook van noodzaak, want reeds op 17 april daarna
werd hun een dochter geboren, genaamd Adriana,
op 9 juli 1829 gevolgd door een tweede dochter, ge
naamd Geertruida. Beide kinderen werden nog op
„Altijt Sorg" geboren, doch op 10 maart 1830 ver
trekt het gezin met alle kinderen, ook de dochter
uit Antonia's eerste huwelijk naar elders.
De oorzaak van het vertrek kon niet achterhaald
worden, evenmin de nieuwe woonplaats.
Hoeve en gronden moeten toen verkocht zijn en
als eigenares vermeldt het kadaster in 1833 Wil-
helmina Louise Henriëtte van Doorn huisvrouw
van H. de BuissonBecius. Zij staat als zodanig nog
geboekt in 1876. In welk verband de Van Teijlingens
(zie gedenkplaat eerder vermeld) toen tot de eige
nares stond was niet te achterhalen.
Omstreeks 1880 worden als deelgenoten in de
eigendom genoemd A. A. van Schelven en cons, te
Amsterdam, Bastiaan van Schelven, predikant te
Amsterdam, gehuwd met Vrouwe van Teijlin-
gen, eveneens te Amsterdam.
In 1890 en nog in 1905 staat de hofstede op naam
van Johanna Adriana de BuissonBecius, wed. van
A. J. van Teijlingen en in handen dezer familie bleef
„Altijt Sorg" tot 1917. Niet duidelijk is geworden
welke leden dezer genoemde families tussen 1876 en
1017 de eigendomsrechten respectievelijk bezaten.
0jEDURENDE de periode 1883 - 1902 woonde op
de hoeve nog Jhr. Henri Frangois de Jonge,
geboren 19 augustus te Middelburg. Voorzover we
konden vaststellen was hij geen eigenaar, doch ver
tegenwoordigde hij deze wel. Hij was vrijgezel, be
woonde er een kamer en had voor het werk op de
boerderij naast zich een „opzichter" en diens gezin.
Van 1883 tot 1 maart 1890 was dat Frans Benja
min Geuze uit Poortvliet en zijn vrouw Anthonia
v. d. Weele. Hun vier kinderen werden op de hoeve
geboren, doch overleden er alle op jeugdige leeftijd,
het laatste kind in 1800.
Als hun opvolger kwam Marinus Jan Geuze, doch
deze vertrok reeds op 21 augustus 1890 naar 's-Heer
Arendskerke. Jhr. De Jonge verliet de hofstede op
2 juni 1902 en vertrok naar Baarn.
In 1917 werd Adriaan van der Have te Kapelle
door koop eigenaar van „Altijt Sorg", zoals de be
naming van het huis sedertdien is gebleven. Het be
drijf zelf kreeg de naam Albertdne-boeve, naar zijn
dochter, die in 1917 geboren was.
Van een normaal landbouwbedrijf is de Alber-
tinehoeve, nadat aanvankelijk plannen bestonden
er de zaadteelt op grotere schaal te gaan beoefenen,
omstreeks 1920 meer in de richting van de fruitteelt
gewijzigd en ook thans behoren grote complexen
boomgaard tot het bedrijf.
Kort na de tweede wereldoorlog werd het woon
huis gerestaureerd, waarbij tevens enkele nieuwe
gebouwd werden. Adriaan van der Have woonde
er toen zelf, doch reeds in 1947 overleed hij. Zijn
weduwe, mevr. A. G. van der HaiveLuoieer, woont
er ook thans nog.
DE PACHTERS
^LTIJT SORG" was een hofstede, waarop in
99 de bijna 370 jaar dat we het bestaan ervan
hebben kunnen volgen, slechts in enkele kortere
perioden pachters het bedrijf hebben uitgeoefend.
Christiaen Vermueden en Corn. Mattheeus Smalle-'
gange voerden het bedrijf zelf, doch toen burg. Wil
lem Mart. Drywegen eigenaar was, kwam als baan
der (pachter) voor Martinus Dry wegen (waar
schijnlijk een familielid). Dat was omstreeks 1615-
1625.
Zowel Corn. Jansse Almynkinders als Willem
Almynkinders boerden er van circa 1625 tot om
streeks 1660 zelf. Ook Jacob de Maker, als volgende
eigenaar, oefent er daarna tot in de jaren zeventig
van die eeuw het landbouwbedrijf zelf uit.
Omstreeks de eeuwwisseling is Pieter Le Schot
eigenaar. Hij heeft het bedrijf niet verpacht, doch
er zeer waarschijnlijk een bedrijfsleider aangesteld.
Toen Adriaan Vincentze eigenaar was (van circa
1700 tot 1720) was de hoeve wel verpacht, n.l. aan
Joh. Geertse ter Stein. Deze woonde er met zijn
vrouw Laurijntje Fransse Neve. Vermoedelijk zijn
twee van hun kinderen, resp. in 1702 en 1704, op
„Altijt Sorg" geboren.
Ook de volgende (deel)eigenaar Jan Brandt
woonde op de hofstede, zowel als Corn, de Wolff.
Na deze, in of iets vóór 1751, komt het bedrijf dan
in handen der Kakebeeke's, die er tot 1830 altijd
zelf de landbouw en veeteelt bedreven.
^LS dan Adriaan Kakebeeke Mzn. in 1830 de
hofstede verlaat en deze in bezit komt van
niet-landbouwers is de eerste pachter Livinus de
Kraker. Hij kwam uit Nieuwland en was gehuwd
met Janna de Hamer. Na één pachtperiode verliet
hij de hoeve en ging op 7 maart 1839 terug naar
Nieuwland.
Hij werd opgevolgd door Johan Caboort, afkom
stig uit 's-Heerenhoék, geb. 14 mei 1811 aldaar en
gehuwd op 28 juni 1838 met Jacomijna Matthijsse
Weststrate, geb. 15 okt. 1807 op de Mariahof te
Nieuwdorp.
Caboort moest zich als pachtboer blijkbaar voor
het eerst inspannen. Uit een zakboekje, dat van hem
bewaard is gebleven, zien we dat hij in 1839 - 1840
vijf paarden kocht a 100 - 280 gld. en 7 koeien van
35 - 82 gulden. Verder nam hij van zijn voorganger
De Kraker karngereedschap, kippen, hooi, een hond
plus hok, 400 stuks musterd, tonnen, emmers, enz.
over. Ook kocht hij nog graanzakken, 3 eggen, 1 wa
gen, 10 zakken tarwe, 25 zakken bonen, kleinge-
reedschap en tenslotte 100 pond spek, 1 varken (23
gld.) en 1 bed met dekens.
Jolian Caboort bleef als pachter op „Altijt Sorg"
tot zijn dood op 13 januari 1871. In 1876 woonde zyn
weduwe nog daar met haar zoon Cornelis geb.
12 juni 1842 en diens vrouw Jannetje Welleman,
geb. 22 febr. 1843. Zij trouwden op 19 mei 1865.
Cornelis Caboort volgde dus zijn vader als pach-r
ter op. Hij bleef dat tot omstreeks 1883, toen hij zich
terugtrok en daarna woonde in een huis aan de
Markt te Kloetinge (huis van Lenshoek). Hij moet
een man van formaat geweest zijn, hetgeen ook al
blijkt uit de nauwgezetheid waarmede hij ailes wat
het bedrijf aanging noteerde. In zijn dagboek kun
nen we vinden de loonbedragen die aan 'de knechts
werden uitbetaald, de data van zaaien en oogsten
der verschillende produkten, de opbrengsten, en
prijzen daarvan (dit betrof o.a. tarwe, gerst, rogge,
haver, erwten en bonen). Naast de dagelijkse weers
gesteldheid zijn ook aantekeningen te vinden over
de data van het dekken en werpen van vee en paar
den. Dit alles over de periode 1879 tot 1883. Achter
in het dagboek heeft kennelijk de boerin een kleine
boekhouding aangelegd over de kippenhouderij en
de konijnenfokkerij.
Cornelis Caboort was ook een geacht man, het
geen afgeleid kan worden uit het feit, dat hij op
4 februari 1879 door Koning Willem III werd be
noemd tot burgemeester van Kloetinge, welke iunk-
tie hij bekleedde tot zijn dood op 25 januari 1889.
Nog kan vermeld worden dat zijn dochter Jako-
mina Cornelia, geb. 1 aug. 1876, gehuwd is met de
latere burgemeester Zandee van Kloetinge.
Tussen 1883 en 1902 wordt de hoeve niet bewoond
door pachters (zie hiervoor onder „eigenaars").
Van 1902 af woont als pachter op „Altijt Sorg"
K. Houterman, die in 1917 het bedrijf verlaat. Ge
durende die periode is de veestapel getroffen door
het miltvuur en moesten alle dieren worden afge
slacht. Houterman vertrok vóór de pachtperiode
teneinde was, zulks in overleg met de nieuwe eige
naar in 1917, Adriaan van der Have te Kapeile.
Sedertdien werd het bedrijf niet meer verpacht,
doch een bedrijfsleider aangesteld, t.w. Marinus van
de Linde, die na vele jaren werd opgevolgd door
zijn zoon L. v. d. Linde, thans nog als zodanig in
fuinktie.
„Altijt Sorg" of de Albertine-hoeve, zoals het bij
velen bekend is, is na de restauraties van circa 20
jaar geleden en door de zorg van de huidige be
woonster, mevrouw Van der HaveLucieer, zowel
uiterlijk als inwendig een landhuis van allure ge
worden en gebleven. Gelukkig zijn nog belangrijke
delen van het royale boerenhuis uit de 18e eeuw
behouden. Temidden van een prachtige tuin trekt
dit statige huis de aandacht van de voorbijganger en
het was voor ons aanleiding wat nader in te gaan
op de geschiedenis van hofstede en bewoners.
Goes, augustus 1968.
X-^yVy
w
De voorgevel van „Altijt Sorg" met het jaartal in muurankers.