De melk en vleesprijs Boer en Landbouwcoöperaties in Drenthe Provinciale Raad voor Bedrijfsontwikkeling in de landbouw Het internationale probleem der te grote melkproduktie INGEZONDEN J. M. C. OOMS—BROOYMANS. Geachte redaktie, QP de stukken, gelezen in ons land- en tuinbouw blad van 12-7-'68, welke van de pen kwamen van de heer Van Hootegem en de heer Zee, die ik met zeer veel interesse gelezen heb, wil ik, zo u mij dit toestaat, graag wat nader ingaan. Eerst dan op „En de boer, hij melkt voort". Het doet mij zeer goed, dat dit komt van iemand, die voor 100 praktijkman is en graag wil ik mijn reactie onderstrepen: dat het voor ons nationaal onzinnig zcu zijn de produktie te beperken door extra heffing op krachtvoer of verlaging van de melkprijs, dit zou alleen maar een uitmergeling betekenen voor de vee houder; contingentering van het aantal melkkoeien per bedrijf zou voor verschillende bedrijven dezelfde gevolgen hebben, omdat dat de kostprijs van de melk zou kunnen verhogen. Mijns inziens is beperking van de melkplas, in nationaal verband gezien, absoluut niet in het be lang van de Nederlandse veehouderij. Jnkele feiten wil ik hier noemen: 1. Nederland produceerde in het jaar 19671968 niet voldoende magere melkpoeder om in eigen behoef ten te voorzien. (De invoer uit West-Duitsland tegen afbraakprijzen deden de markt bederven). 2. Als we niet boven de zelfvoorzieningsgraad met onze melk- en zuivelprodukten komen en de E. E. G. zuivelregeling gaat in werking, kan een Belgische zuivelfabriek zijn consumptiemelk rustig op de Nederlandse markt brengen en zitten we dus weer fout. 3. Mag ik een vergelijking maken met onze E. E. G.- partner Frankrijk Nederland Frankrijk Veebezetting per ha 0,7 1.4 Produktie per koe 2800 kg 4200 kg Afgeleverde melk in kg 25 milj. 7 milj. Stijging in 1967 22 5 De stijging van deze 22 vertegenwoordigt 73 van de Nederlandse jaarproduktie, dus ook dit toont aan dat een beperking van de Nederlandse melkplas, in E. E. G.-verband voor de Nederlandse veehouder alleen maar nadelig kan zijn. Volkomen ben ik het met de heer Van Hootegem eens, dat we als melkveehouders in een zeer ongeluk kige situatie verkeren. Neem o.a. 1967: West-Duits land kon vrij zijn overschotten van magere melkpoe der op de Nederlandse markt deponeren, maar dit zelfde West-Duitsland kon „halt" zeggen tegen onze kaas. Hoe dit mogelijk was kon niemand verklaren, maar het is gebeurd Waarom werd in de voorgaande jaren steeds het evenwicht verstoord tussen de melk- en vleesprijzen? Reeds 3 jaar geleden heeft ondergetekende, op een algemene vergadering van veehouders in Poortvliet, daarop gewezen. Toen heb ik gesteld, dat, wanneer de minister bij het vaststellen van de (toentijds ga rantieprijs) de melkprijs 1 cent lager zou houden en de vleesprijs 0,20 per kg. levend gewicht hoger zou stellen, het voor het melkveebedrijf niets uit zo* maken, want op de melkbedrijven worden de kal veren geboren voor onze mestveehouders, dus d im hogere prijzen. Tevens zouden de dieren, die uitge stoten moesten worden een hogere opbrengst geven. Waarom werden bij het vaststellen van het vlees pakket de percentages in kwaliteit helemaal verkeerd opgesteld, ten nadele van de veehouders en ten voor dele van de vleesindustrie? Hierop wil ik in het kort ingaan: Het percentage extra kwaliteit werd ruim 10 keer te hoog genomen, terwijl het percentage 3e klas kwaliteit en worstkoeien tot V4 werd terugge bracht, zodat de gemiddelde pakketprijs ver boven de werkelijkheid lag, met als gevolg, dat de invoer heffingen veel te vroeg werden opgeheven, zodat vva werden overspoeld met industrievlees uit Denemar ken, Ierland ewz. Waarom is er door onze voorlichting toen niet met cijfers gekomen? Over cijfers gesproken, dat is ge makkelijk ze op papier te zetten, maar we moeten zo ook kunnen verdedigen en als de heer Zee aan kan tonen, dat hij met de huidige prijzen van boter, karne melk en ondermelk aan een richtprijs van £5,30 kan komen, zal hij wel spoedig aangesteld worden als direkteur van een zuivelfabriek. Overigens kan ik het wel met hem eens zijn als hij schrijft, dat de uitbetaalde prijzen aan de veehouders variëren,, dat was in 1967 van 0,32 tot 0,39^ per kg. melk, ter wijl toch ook in ons eigen Zeeland nog een verschil was van 0,33 tot 0,36V2 per kg. Verder vraag ik mij af of het zin heeft, om indexen te noemen, waar men in werkelijkheid niets aan heeft. Wat was het werkelijk loon in Zeeland in de land bouw? Hoe hoog was het in 1967? 't Verschil met de nijverheid zal wel kleiner geworden zijn, maar in werkelijkheid hoeveel? Is een indexvergelijking met 't uurloon en de melk prijs reëel? Er zijn nog zoveel andere factoren, die de kostprijs van de melk helpen bepalen! Met dank voor de plaatsing. (Meningen t.a.v. de concentratiegedachte bij coöperatieve organisaties in de zuivel- en in de aan- en verkoopsector). Het Eand'bouw-Economisch Instituut heeft, op ver zoek van -rie Provinciale Onderzoek Commissie (P. O. C.) in Drenthe, in deze provincie d.m.v. een enquête onder 316 personen een onderzoek ingesteld naar de meningen over het concentratieverschijnsel in de zuivel- en in de aan- en verkoopsector. In deze publikatie is echter niet ingegaan op de vraag of con centratie economisch gezien gewenst is. Uit het onderzoek kwam o.a. naar voren, dat on geveer de helft van de geënquêteerden zich heeft uit gesproken voor verdergaande samenwerking tussen de coöperaties, zowel in de zuivel- als in de aan- en verkoopsector. Zou de samenwerking echter gevolgen hebben voor de eigen plaatselijke zuivel- of aan- en verkoopcoöperatie, dan is nog slechts circa een derde deel van de ondervraagden voor samenwerking. An derzijds heeft het merendeel van de boeren er niets op tegen om de plaatselijke zuivelfabriek tot een melkontvangstation te maken of de mengvoeder- fabricage over te dragen, althans indien dit voor hen financiële voordelen oplevert. Een groot deel van de boeren wil dus wel onder bepaalde voorwaarden (financieel voordeel) of in bepaalde sectoren (boter- of kaasbereiding, persprodukten, etc.) samenwerken, maar geeft hierbij veelal de voorkeur aan de vorming van kringcoöperaties boven een topcoöperatie. De aard van het bedrijf, waarbij men aangesloten is (lid van een zuivelcoöperatie of iid van een zuivel- annex aan- en verkoopcoöperatie) bleek van invloed te zijn op de meningen en opvattingen van de geën quêteerden. Dit was ook het geval t.a.v. de aard van het lidmaatschap van de coöperatie (al dan niet ver plichte levering aan D. O. M. O. Bedum). Andere factoren, zoals die omvang van de melkaanvoer en het produktenassortiment, bleken weinig invloed op de meningen van de geënquêteerden te hebben. Zowel de voor- als tegenstanders van concentratie hebben zakelijke en niet-zakelijke argumenten. Door de leidinggevenden (bestuursleden, leden van de commissie of raad van toezicht, raad van commis sarissen) werden andere meningen en argumenten t.a.v. het al dan niet samenwerken naar voren ge bracht dan door de leden. Leden, die tegen concen tratie zijn, noemden vooral hogere kosten, minder concurrentie, terwijl de leidinggevenden meer de na druk legden op argumenten als: de eigen coöperatie is beter, ontslag van personeel, nadelig voor het ge meenschapsleven, etc. Over het algemeen is er onder de jongere boeren, de agrarische geschoolden, alsmede onder de boeren met een groot bedrijf een groter percentage dat zich voor samenwerking uitspreekt dan onder de oudere collega's, de landbouwkundig minder geschoolden en onder de boeren met een klein bedrijf. In de publikatie wordt voorts m.b.t. de zuivelsector aandacht besteed aan de meningen van de boeren, omtrent het zuivelplan, de hoogte van de melkprijs bij eventuele concentratie, eventuele opheffing van de plaatselijke coöperatie; t.a.v. de aan- en verkoopsec tor o.m. aan de meningen betreffende het al dan niet voordeliger zijn van concentratie, de service en de voorlichting bij concentratie. Antwoorden van de Nationale Raad voor Landbouwkundig Onderzoek T.N.O. naar aanleiding van door de Provinciale Raden gestelde vragen Het belangrijkste onderwerp van behandeling in de 37e vergadering van de Zeeuwse Raad voor de Bedrijfsontwikkeling die op 12 juli j.l. werd ge houden, vormden ongetwijfeld de antwoorden van de Nationale Ra.ad voor Landbouwkundig Onder zoek T.N.O., naar aanleiding van door de Provin ciale Raden gestelde vragen omtrent het landbouw kundig onderzoek. De Raad bleek erkentelijk voor de ontvangen uitvoerige dokumentatie over te ver richten onderzoek naar aanleiding van kenbaar ge maakte wensen door de Provinciale Raden. De klemmende vraag blijft evenwel of en zo ja wanneer' wordt geacht metterdaad ter hand zullen worden genomen. ONTWERP STATUTEN VARKENS PROEFBEDRIJF „ZUID-NEDERLAND" De Raad verenigde zich met de ontwerp-statuten van het Varkensproefbedrijf „Zuid-Nederland". In het bestuur van deze stichting, waarvan het werkgebied zich over Limburg, Noord-Brabant en Zeeland zal uitstrekken en dat uit 5 leden bestaat, is de Zeeuwse Landbouw Maaschappij tezamen met de Noord-Brabantse Maatschappij van Landbouw door één lid vertegenwoordigd. De Christelijke Boe ren- en Tuinders Bond in Zeeland bekleedt tezamen met de Christelijke Boeren, en Tuinders Bond Hol land-Brabant een adviserende bestuurszetel. Zoals de naam al aangeeft is het doel van de stich ting het exploiteren van één of meer proefbedrijven voor de varkenshouderij mei het oog op een ver betering van de varkenshouderij op de landbouw bedrijven. BORGSTELLINGSFONDS- AANGELEGENHEDEN De Borgstellingsfondskommissie uit de Raad be handelde 6 aanvragen waarvan er 4 tot een bedrag van 162.000 werden toegewezen; 2 aanvragen wer- doen afgewezen. De achtste bijeenkomst van Europese melkprodu centen heeft aangedrongen op de totstandkoming van een internationale overeenkomst voor de handel in melkprodukten, die voorziet in minimumprijzen voor de uitvoer en maatregelen ter vermindering van de voorraden. Op een onlangs gehouden bijeen komst in Kopenhagen van de Confédération Europeenne de 1' Agriculture (CEA) en de Inter nationale Federatie van Agrarische Producenten (IFAP) werd er op gewezen dat vooral in Frankrijk, Ierland en Finland de melkproduktie de afgelopen jaren aanzienlijk is toegenomen. Omdat men ook op tengere termijn kan rekenen op overschotten, moe ten de middelen en wegen worden gevonden om de afzet te vergroten of de produktie aan te passen aan de vraag. Men was het met elkaar eens dat de ont wikkeling van het melkaanbod verklaard en ge rechtvaardigd wordt door het feit dat in Europa aan de natuurlijke voorwaarden voor de melkproduktie kan worden voldaan en dat vele boeren alleen door het hebben van een aantal koeien een redelijk in komen kunnen bereiken. Het merendeel van de aanwezige delegaties meen de dat men de omzet kan bevorderen door de con sument een groter assortiment melkprodukten aan te bieden en de verkoop moet trachten uit te brei den door een meer stringente organisatie in de ver- werkings- en afzetfasen. Bovendien zal men in bij zondere gevallen de melk moeten schenken of ver kopen tegen lagere prijzen aan de sociaal minder bedeelden. Bij dergelijke acties moet echter het evenwicht op de markt bewaard blijven. De af gevaardigden spraken zich voorts uit voor 't voort zetten van de pogingen om de melkproduktie aan te passen bij het verbruik. Hiervoor is op de eerste plaats een betere en meer nauwkeurige voorlichting nodig van producenten over de toekomstige afzet mogelijkheden en de te verwachten rentabiliteit van de diverse bedrijfsvormen. Voorts drongen zij er bij de regeringen en de beroepsorganisaties op aan de gevolgen van de melkvervangingsprodukten op de Europese markten nauwkeurig te onderzoeken en maatregelen voor te bereiden die benadeling van de melkindustrie kunnen voorkomen. In een algemene discussie werd nagegaan welke structuren men zou moeten gebruiken en hoe groot de Europese melkveebedrijven zouden moeten zijn. Hoewel de meeste gedelegeerden overtuigd waren van de noodzaak het aantal koeien per bedrijf te vergroten, wezen zij de bewering van de hand dat het beste resultaat wordt verkregen op boerderijen met een paar honderd koeien. Men was het bijna eenstemmig eens dat vooruitzichten der resul taten voor middelgrote bedrijven goed zijn, omdat zij volgens de Europese traditie op vooruitstrevende wijze worden beheerd en dat zij in staat zijn ook met grotere Indrijven te kunnen concurreren.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1968 | | pagina 5