De akkerbouwer moet uiterst „scherp spelen" JE moet altijd voorzichtig zijn met opmerkingen als: vijf op het bedrijf hier. Als ik hier, toen ik begon, dat komt bij ons nooitl Ik zit nog maar een jaar of had gezegd: 23 hectaren bieten doen we straks met drie man, dan hadden ze me voor gek verklaard. Maar het is toch gebeurd. En met dit voorbeeld ben je dan meteen op een van belangrijkste problemen van de landbouwer ondernemer. Welke richting moet hij op met zijn Investe ringen." Aan het woord is Jan B. Becu, jr. (28) uit Schoondijke. Een oprijlaan met bomen leidt-naar zijn boerderij „Ose- manskapelle", op een kilometer afstand van de weg Breskens-Terneuzen. Een akkerbouwbedrijf van 35 hec tarensamen met het bedrijf van zijn vader (70 hectaren) dijkgraaf J. B. Becu van „Het Vrije van Sluis" ex ploiteert hij het als één geheel. „Dat maakt het wat een voudiger. Door uiterst scherp te speten kan ik hier nog extensieve gewassen hebben. Ik heb hier vier mensen in dienst; straks zullen het er drie zijn. Met die bezetting, hoop ik het nog wel een paar jaar vol te houden." Voor Jan Becu is het een uitgemaakte zaak: de akker bouw van de toekomst heeft alleen nog maar bestaans recht bij de gratie van tamelijk grote, goed rendabele bedrijven. Hij waagt zich liever niet aan een uitspraak over de exacte oppervlakte. „Om een inkomen te kunnen handhaven moeten er per bedrijf meer hectares komen. En dan Is het niet te vermijden: een zekere percentage landbouwers met klelne(re) bedrijven zal ervoor moeten wijken. Hoe? Het zal voor velen een moeilijke overbrug gingsperiode worden. Zeker, het ontwikkelings- en sane ringsfonds voor de landbouw doet aan de sociale kant van dit probleem iets. Maar het netto-resultaat om met de vrijkomende grond grotere bedrijven te vormen is ge ring. Toch zal de verhouding rentabiliteit/grond de con currentiepositie van de Nederlandse landbouwer voort durend sterker verzwaren. En om die last te kunnen tillen zal er toch naar een oplossing moeten worden gezocht". Voor de jonge, energieke, intelligente landbouwer van Schoondijke is namelijk dit het schrikbeeld: „De land bouw in Nederland mag niet verpauperen". Hij heeft wel suggesties, ideeën over de toekomst. „Het zal er straks niet meer gaan om de vraag: hoeveel zoons komen er op dit of dat bedrijf? Al bij voorbaat staat vast: er komt maar één zoon op een bedrijf. Een vraag met een organisatorische en een juridische kant is het hoe de beheersvorm van de overblijvende, „gezonde-landbouw bedrijven-van-de-toekomst" moet worden: familiebedrijf, pachter, koper, naamloze vennootschap". Nee, nee, na tionalisatie van de grond, daarvan is Jan Becu beslist geen voorstander. Van vitaal belang voor de toekomstige landbouwer acht de Schoondijkse ondernemer ook vorming en bijscholing. Zelf heeft hij hbs en de hogere landbouwschool in Dord recht doorlopen. Maar daarmee vindt hij zijn vorming beslist niet afgerond. Hij houdt naarstig zijn vakliteratuur bij, steekt af en toe het nodige van organisatiewerk, landbouwproblematiek en -politiek op allerlei niveau op en wordt van tijd tot tijd uitgenodigd voor de topkader cursussen. Hoe het de landbouw in Zeeland zal vergaan? „Er zal grond moeten worden opgeofferd aan de industrie, aan de leefbaarheid van dit gewest. Maar ik geloof beslist niet dat de landbouw in de verdrukking komt. Daarvoor heb ik nog te veel vertrouwen in de toekomst van mijn eigen bedrijfstak."

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1968 | | pagina 64