FRUITBOMEN ALS STATUSSYMBOOL AARDAPPELZAKKEN ALS FRUITFUST Van andere fruitteeltproblemen in die tijd wordt weinig gewag gemaakt, waarschijnlijk omdat er wei nig of geen bestonden. In hoofdzaak was de fruit teelt een luxe liefhebberij. Het hoorde tot de status van adellijke heren en grootgrondbezitters, die zich vermeien in het kweken van allerlei fantastische boomvormen, vooral tegen zuidmuren. Een beperkt aantal tuinders bij de grote steden kweekte wat stoofperen en zoete appelen welke wei nig kopzorgen gaven. De onderstammen Paradijs en kwee waren wel bekend, doch niet erg gewild. Welis waar moesten de plukkers vaak 10, 20 of 30 sporten hoog klimmen om de vruchten te oogsten, maar ze deden dat zonder morren of staken voor een loon van vijf cent per uur. KAPELLE-BIEZELINGE IN OPKOMST In 1908 werd de Nederlandse Pomologische Ver eniging opgericht, die de eerstvolgende 50 jaar in allerlei opzichten zeer veel heeft gedaan voor de Nederlandse fruitteelt. Zeeland, speciaal Zuid-Beveland met Kapelle-Bie- zelinge en omgeving stond toen reeds bekend als de streek, waar de fruitteelt het meest intensief werd uitgeoefend. In 1892 waren in Wemeldinge reeds kruisbessen geplant met commerciële opzet, namelijk voor uitvoer naar Engeland en deze zouden als ondercultuur -tussen de hoogstammen gedurende tientallen jaren, samen met zwarte en rode bessen een belangrijke plaats gaan innemen. De eerste Zeeuwse bestuursleden van de Pomologische Ver eniging, waren ook geen amateurs, maar praktische vooruitstrevende mensen als de heren Van der Have en Camman. VAKANTIEOORD VOOR DE LANDHEER Ook bij de boerderijen werden boomgaarden ge plant als hobby voor de eigenaar, die er met zijn zomervakantie kwam genieten en zijn winterprovi sie bestellen. De pachter liet des zomers door zijn vee de Goudreinetten, Calville's en Bellefleurs snoei en (zonder voorafgaande snoeiles) en in het na jaar werden de voren dicht langs de hoogstammen lang en diep getogen. Hij had nog gelijk ook, want hij moest ook voor de boomgaard van den „eer" evengoed pacht betalen. Er waren ook eigen boeren die een boomgaard hadden, liefst dicht bij de boerderij en in ieder ge val op hun slechtste grond. Dit boerenprincipe is trouwens nog slechts betrekkelijk kort geleden ver laten. De bessen en frambozen kregen een plaatsje in de moestuin. In 1902 werd Zeelands Proeftuin opgericht. Deza heeft tot op heden zeer veel bijgedragen tot de doel matige ontwikkeling van de Zeeuwse fruitteelt. Indertijd was de fruitteelt alleen mogelijk voor kapitaalkrachtige personen. Er werd geplant op 10 - 12 meter afstand. Goudreinette, Zure Bellefleur en Sterappel met -2 meter lange stammen, alles op zaai ling. Pas na 15-20 jaar kon men een goede op brengst verwachten. De onderteelt was dikwijls bessen, zoals reeds eer der werd opgemerkt Bij het begin van de pluk had een inschrijving plaats en was ook de appelboer van alle zorgen af. Hij mocht dan alleen de appels ver pakt in aardappelzakken vervoeren naar het station op zijn peewagen. De appelen schreeuwden van el lende als de wagen ging rijden. DE STRUIKVORM KOMT ER BIJ De specialisten waren o.a. de Zeeuwse Fruitteelt Maatschappij, die in 1911 reeds 51 ha boomgaard in exploitatie had. Later werden tussen de 12 meter waarop de appelen waren geplant op 6 meter af stand nog een peer gepoot, en hiermede deed de struik vorm zijn intrede. De fruitteler of fruitteeltmaatschappij die met zijn tijd meeging kon nu ook een nuttig gebruik maken van de pas opgerichte veilingen te Kapelle en Goes. Achteraf lijkt deze ontwikkeling wat traag, maar ze is toch wél te verklaren. De reeds genoemde kapi taalsbehoefte wegens de late vruchtbaarheid, doch ook het feit dat een fruitteler veel langer moest wachten op goede of minder goede uitslagen dan een landbouwer heeft een grote rol gespeeld. Een land bouwer kan reeds na een jaar zijn gewas beter be oordelen dan een fruitteler die b.v. al 10 jaar bezig is. Doordat de doucin als appelonderstam en de kwee als peeronderstam hoe langer hoe meer werden ge bruikt werd een vroegere vruchtbaarheid verkregen en konden ook de minder kapitaalkrachtigen aan een boomgaard gaan denken. Daarbij kwamen de weten schappelijke practici in 't spel. Professor Sprenger begon in Wageningen en verwierf in geheel Neder land een grote naam. ZEELAND CONTRA BETUWE De werkzaamheden van prof. Sprenger werden aandachtig gevolgd en naar Zeeland kwam de kort geleden gedoktoreerde ir. A. W. van de Plassche als tuinbouwconsulent. Hij was zonder twijfel de man die de Zeeuwse fruitteelt en later ook de Nederlandse, in een tiental jaren heeft omhoog gestuwd tot een internationale 20

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1968 | | pagina 55