Van
kasteeltuin
tot
Groesbeeksysteem
door
Th. A. Vogelaar.
In 1864 verscheen een tweedelig boek onder de
titel „De Nederlandse boomgaard", samengesteld
door Boskoopse boomkwekers. Het was hoofdza
kelijk bedoeld om orde te scheppen in de chaos die
heerste in de benamingen van de variëteiten appe
len, peren, pruimen en kersen.
In deze boeken worden beschreven en afgebeeld
o.a. 90 verschillende Reinette-variëteiten, 20 Cal-
ville's en 30 Pippins, waaronder de Cox's Orange.
Verder ook zelfs de Schoone van Boskoop, die in
derdaad van Nederlandse afkomst is.
Bij de peren figureerden"50 verschillende Beur-
ré's. Bergamotten, Calebassen en tien verschillen
de Doyenné, doch onze Cornice ontbrak nog. Wel
werden Bon Chretien, Legipont en Bonne Louise
genoemd. Bij de pruimen worden de Reine Claude
en Victoria ook reeds vermeld.
Men ziet dus: de meeste appelvariëteiten en bijna
alle peren waren van Franse oorsprong. Het was
daar, voornamelijk rondom de rijke kastelen, waar
verzorgd door de adelijke liefhebbers en zeker niet
te vergeten hun kundige „tuinlieden", onze fijnste
vruchten het eerste levenslicht zagen.
In deze uitgave werd afgerekend met b.v. de
Schoone Vrouwenpeer. Vaderzoet en Sijden Hem-
Pje" die de „liefhebber" Matthieu van Noirt in 1830
in zijn Pomologa Batava zo liefdelijk en romantisch
beschreef,