Openingsrede HE ("Vervolg van pag. 3) De drainage, een dankbaar onderwerp van vele dis cussies in het bestuur, betekent eveneens een belangrijke bijdrage in deze jaren van verbetering van produktie- techniek. En in 1877 wijst Vis op het gebruik van wat we de eerste kunstmatige mest noemenf en als voorbeeld name lijk de Villesmest. Het feit dat hij erop wijst dat het hierdoor mogelijk zou worden op hetzelfde land een paar jaar achtereen tarwe te verbouwen geeft aan, welke werking men nieuwe mid delen al niet toedacht. En al is het wat deze verwachting betreft dan niet uit gekomen, een grote zegen'voor land- en tuinbouw is de latere werkelijke kunstmest wel geworden. De betekenis van de produktietechniek is ook nu nog zeer groot. Het pillenzaad bij bieten, de schotvoeligheid van de tarwe en de brouwkwaliteit van de gerst zijn vraagstuk ken van deze tijd. De statistiek in het gedenkboek „Van nabij en verre" toont ook wel aan wat in de recente naoorlogse jaren nog aan produktietechniek is verbeterd, getuige het feit dat bijvoorbeeld bij tarwe in ha opbrengst nog met onge veer 20% steeg. /"VJGETWIJFELD zijn er dan ook nog vele problemen op dit terrein die ons nog wachten. Behoort daar bijvoorbeeld de vraag naar een veesfag met een hoog eiwitgehalte in de melk toe? Toch kan gezegd worden dat de grote slag om de be heersing van de produktietechniek veel eerder viel. Dat was onder meer toen de stamboeken ontstonden, zoals in 1890 de Afdeling Zeeland van het paardenstamboek, en de Keuringsdienst voor gewassen zijn beslag kreeg als dienst van de Zeeuwse Landbouw Maatschappij. Vooral was ook van invloed de tot standkoming en verdere uit breiding van onderzoek, onderwijs en voorlichting. Toen werd het vakmanschap van de Nederlandse boer geboren. Er kwam in het einde van de vorige eeuw een ander aspect bij dat belangrijk heeft bijgedragen tot de ont wikkeling en vooruitgang. De gezamenlijke aankoop en ook de verwerking van landbouwprodukten krijgt n.l. de aandacht. In 1878 reeds bespreekt van der Minne in het bestuur de vraag omtrent oprichting van suikerfabrieken in Zeeland. Dit in verband met het vervallen van de meekrapcultuur. De Zeeuwse bodem acht hij zeer ge schikt voor bietenverbouw, maar water voor een fabriek ontbreekt. In 1895 wordt er een vervolg op deze zaak gegeven en een 3-tal studiecommissies (ook toen maakte men van deze methode kennelijk goed gebruik!) ingesteld om tot oprichting van één of twee fabrieken te geraken. In de sektor van coöperatieve aankoop en later die der afzet namen, nadat Aardenburg het voorbeeld had ge geven, de dorpsafdelingen een uiterst belangrijke plaats in. In 1894 was de omzet van de belangrijkste dorpsver enigingen totaal f135.000,in 1913 ruim 1% maal zo veel en nu ligt de omzet van de Zeeuwse streekcoöpe- raties op om en nabij de tachtig miljoen gulden. f~\E scheiding met de volgende periode in ontwtkke- L-/ ling en vooruitgang valt naar mijn mening in de dertiger jaren van deze eeuw en zet eigenlijk pas goed door na de 2e wereldoorlog. Het tijdperk van agrarisch-industriële revolutie breekt dan aan. De fabriek in de open lucht staat dan op het punt geboren te worden. In de voorliggende periode was uiteraard op het stuk van de mechanisatie vordering ge maakt. De eerste tentoonstellingen der Zeeuwse Landbouw Maatschappij brachten immers reeds de werktuigen. Maar het was tot aan de 2e Wereldoorlog (enerzijds een welis waar voor die tijd zeer belangrijke variatie op en ver betering van het oude, anderzijds daar waar het nieuwe zaken betrof stoom en explosiemotor) toch nog te incidenteel in toepassing en vermoedelijk te weinig aan de eisen van land- en tuinbouw aangepast. Typerend is het voor de scheidingslijn die wij trekken, n.l. de 2e Wereldoorlog, dat bij het 100-jarig bestaan der Zeeuwse Landbouw Maatschappij gesproken wordt over de oplei dingen, die behalve gericht moeten zijn op het verbeteren van de motorkennis, ook het bijbrengen van bekwaam heden zoals vlastrekken en bietenrooien moet inhouden. En dat over de combine aarzelend wordt gesproken, blijkt uit de zinsnede.- „indien in de toekomst de maai dorser in Nederland bruikbaar blijkt, dan zou het op die wijze gehakselde stro als bemestende en bodemverbete- rende factor tot zijn recht kunnen komen." Maar de voorzitter van de 100-jarige Zeeuwse Land bouw Maatschappij zou geen Geuze heten als er niet direct op volgt: Zo staat onze landbouw nog voor geweldige tech nische mogelijkheden (Hij kocht trouwens in 1947 met zijn buurman een maaidorser.) LIET is voor ons nu, met een voorbeeldige statistiek in de hand, gemakkelijk om de geweldige ontwik keling te bevestigen aan het verloop van de Nederlandse gegevens. maaidorsers in 1950 reeds 1204 in 1965 6-100 trekkers in 1950 24000 in 1967 134000 melkmachines in 1950 3800 in 1967 82000 aard rooiers in 1950 2100 m 1965 10000 bietenrooiers In 1950 267 in 1965 3300 En we zwijgen bij deze gegevens dan verder maar over de capaciteitsvergroting die de machines en werktuigen ©p zich, in de k>op der jaren hebben ondergaan. De grote vlucht van de techniek in land- en tuinoouw bracht ook andere ontwikkelingen in volle zwaarte en om vang op gang. Met name moet hierbij het geheel van de structurele maatregelen genoemd worden. In de naoorlogse jaren tot nu toe ging in Zeeland 67000 ha op de schop, en op dit moment is 24000 ha in het kader der ruilverkavelingen in uitvoering en voorberei ding. Het startpunt voor dit werk in onze provincie ligt ach teraf gezien logisch en duidelijk n.l.: Na het oorlogsge weld en de zware slag van de ramp in 1953. Maar de voormannen van die tijd, en voor een groot deel kunnen ze hier aanwezig zijn, en kunnen ze nog steeds een rol van betekenis in onze samenleving spelen, weten hoe moeilijk het was een nu vanzelfsprekend lijkende nieuwe en grote conceptie gestalte te geven, soms tegen wan trouwen en agitatie in. De visie, werkkracht en het doorzettingsvermogen van deze mensen wordt steeds meer beloond, niet alleen nu zij het nieuwe Zeeland zien groeien, maar ook omdat, louter agrarisch gezien, de betekenis van het woord structuur steeds zwaarder gaat wegen. Het is ongetwijfeld mede een zegen dat het na oorlog en rampherstel mogelijk was ook andere gebieden van ons gewest in verkavelings- of waterschapsverband op de schop te nemen. Op die wijze is het voor de land- en tuinbouw mogelijk het tijdperk van de kronkelingen en kringelingen af te sluiten met een groeiend nieuw gezicht. De strakke lijnen bieden perspectief; terwijl de opbouw uit het niets van na de ramp voor de niet-economische beschouwer zekerheid geeft dat in het modern Zeeland een eigen Zeeuws land schap, eigen als vanouds, mogelijk is. I~\ IT tijdperk van techniek, we zitten er nog midden in, brengt de laatste decennia nog andere veran deringen mee. De vervanging van arbeid door kapitaal, een logisch gevolg van de technische ontwikkeling, geeft industrialiserend Nederland ruimte in arbeidspotentieel, maar plaatst ons in toenemende mate voor het kapitaals- vraagstuk. Een vraagstuk waar we nog niet git zijn. De stijging van de arbeidsproductiviteit, in de naoor logse periode sterker dan die in de industrie, die het gevolg was van deze complexe ontwikkeling, heeft het, zij het voor wat de directe resultaten voor de boer be treft in de achterste gelederen der samenleving mogelijk gemaakt om mee op te trekken in de welvaartsontwikke ling. Het heeft daarenboven ongetwijfeld een perspectief ge opend voor vandaag door langs die weg van mechanisatie en rationalisatie de concurrentiekracht in vergelijking tot andere landen op peil te houden, de internationale afzet te vergroten en de bijdrage aan het nationale produkt in verhouding tot een sterk opkomende industrie te hand haven. Een verdergaande stijging van de arbeidsproductiviteit loopt evenwel, gegeven de huidige technische en pro ductie-mogelijkheden vast. Het is, als ik me niet vergis, dichtbij een hoogtepunt. De fase van de interne structuur verbetering (als we de verkavelingen willen zien als externe structuurverbetering), die hier weer een antwoord op is, is geen gloednieuwe zaak. De schoolvergroting, of het nu in bepaalde sectoren samenwerking of bedrijfsvergroting en in andere intensi vering of specialisatie heet, is een aspect waar de prak tijk al jaren mee bezig is. Het gaat hierbij mijns inziens niet om de methode van Dr. Mansholt, „die bar straffen dokter", die als orthopedist de patiënt die hij net door middel van een E.E.G. markt en prijsbeleid een paar nog wankele benen heeft ge geven, ook nog een nieuw hart tracht in te planten. Immers de benen zijn nog niet uit het gips, het hart heeft het goede ritme nog niet gevonden en de hart operatie is niet te betalen. Jammer is het bovendien van deze specialist dat hij bovendien de psychologie van de huisartsenpraktijk met het adagium „soms helen, vaak helpen, maar altijd troos ten" helemaal schijnt vergeten te zijn. Het gaat erom dat de benen het weer goed gaan doen; het oude hart heeft, veerkracht, dat blijkt wel uit de historie. Niet dat er niets zou moeten gebeuren, de patiënt zelf is immers al bezig. Maar een stimulerende injectie, een versterkende pil zou hem goed doen, zeker na de inzin king die hij doordat hij teveel moest verwerken net heeft gekregen. CR is nog een aspect waar ik graag op zou willen wijzen, wanneer wij de ontwikkeling van de laatste tijdsperiode in beschouwing nemen. Ook op het terrein der afzet en wat daar mee samenhangt immers speelt de techniek een grote rol. De markten zijn niet alleen groter geworden, zij zijn ook beter te bereiken met voor ons positieve maar ook negatieve gevolgen. De mogelijkheden der E.E.G. zijn een duidelijk facet van dit geheel der groter wordende markten. De schaal vergroting heeft daarnaast ook het distributiepatroon in zijn greep en de welvaart der laatste tijd met groeiende wensen en eisen van de zijde der consument onder streept nog eens de radicale verandering die zich aan het voltrekken is. Voegen we daarbij het probleem van de verwisselbaar heid van vele agrarische producten, de opkomst der kunstmatige vervangingsproducten eigenlijk is het ver wonderlijk dat na zoveel jaren kunstboter er nu pas een product op de markt komt wat in de verte enige rimini- centies met vlees oprbept het zwakke verband tussen hoogte van de prijs en hoeveelheid van de afzet de aardappeltelers weten er dit jaar weer van mee te praten en de dreigende structurele overproduktie in de ont wikkelde landen; dan vormt dit geheel een aanwijzing dat de afzet die voor onze sector van zo groot belang is, juist in de huidige ontwikkelingen onze dubbele aandacht verdient De historie van de economische organisaties van boe- gezamenlijke aankoop van bedrijfsbenodigdheden, de ge zamenlijke verkoop van produkten is er later bijgekomen. |ET bereiken van een goede afzet, iets wat in onze situatie zo belangrijk is, is evenwel meer dan het verkopen alleen. Het duidelijkst komt dit naar voren als we naar de ontwikkeling in de veilingsektor kijken. Deze instituten hebben in de oude opzet van ontmoetingspunt van vraag en aanbod, van koper en verkoper, een ont moetingspunt waar verkocht kan worden, onschatbare diensten bewezen- De principiële wijziging door de mogelijkheid de klok stil te zetten luidt mijns inziens de periode der afzet strategie in. Het gaat er namelijk steeds meer om syste matisch en met alle middelen een regelmatige verkoop op een verantwoord niveau te verkrijgen. De overeen komst tussen de' wensen die in de sector, die vroeger detailhandel heette, leven en onze verlangens is op een aantal punten opmerkelijk. Aanvoer, kwaliteit en prijs mogen niet aan grote schommelingen onderhevig zijn. Dit sluit mijns inziens aan bij de eisen die het kapitaalinten sieve land- en tuinbouwbedrijf stelt. De eenzijdigheid in onze sektor heeft bovendien bet risoco extra vergroot, zodat gezocht wordt meerder houvast. Het komt mij voor dat de brug tussen producent en consument ook in de andere sektoren verder uit te bou wen en te verbreden is. Dit alles vraagt natuurlijk veel; de oudé gedachten, de benadering en vaak ook de werk wijze moeten worden veranderd. Daarbij komt dan tevens nog de onvermijdelijke E.E.G., die behalve miljoenen meer consumenten ook miljoenen meer concurrenten levert. Ook hier moet Nederland met zijn 10-14% van de E.E.G. land- en tuinbouwproduktie partij leveren. Vandaar een Suikerunie, vandaar ook de vele fusies en concentraties in industriële sectoren, vandaar het gesprek in de zuivel- wereld, vandaar de toenemende hergroepering in de aan- en verkoopsector in het noorden van het land. Gelukkig waren bij de totstandkoming van de Suiker unie Zeeuwse namen betrokken. De vooraanstaande men sen in de andere economische sectoren beseffen wat er gaande is en zien wat elders tot stand wordt gebracht. Voor de aan- en verkoopsector ligt misschien een be stuurlijke eenheid wat verder weg. Maar wat is ver weg in deze snelle tijd? Voor de tuinbouwsector is het naar mijn persoonlijke mening vijf over twaalf! Als men een bestuurlijke eenheid wil, laat men zich dan vooral niet teveel in de technische problematiek ver liezen, maar vanuit een blijvende bestuurlijke eenheid deze zaken daarna bespreken en regelen. Met groot genoegen heb ik dan ook kennisgenomen, eind vorige week, van het initiatief van een aantal Zeeuw se veilingen. Laten de leden de bestuurderen steunen en laten de bestuuderen zich in het gewone lid niet ver gissen. Verkijk ik mij wanneer ik stel dat deze, over het algemeen een scherp opmerker, ook nu ziet dat er tussen de veilingen Rotterdam en Breda een positie moet worden verdedigd? VA/ANNEER we over de geschiedenis van de Zeeuwse Landbouw spreken, dan is er nog één onder scheiding die ik graag met U zou willen maken, om op die wijze een zo ruim mogelijke dimensie toe te voegen aan ons bestaan van vandaag en morgen. Overzien we de tijdsperiode van 125 jaar dan waren er de vroegere jaren zonder beleid en de laatste decennia met een duidelijk overheidsbeleid ten aanzien van land en tuinbouw. En moeten we de omschrijving voor die eerste periode „zonder beleid" tussen aanhalingstekens plaatsen, er ge beurde toch wel degelijk wat, er zijn er ongetwijfeld die geneigd zijn de omschrijving voor het hedendaagse als een periode met een landbouwbeleid toch ook maar tus sen aanhalingstekens te plaatsen. De duidelijke scheidslijn tussen beide periodes ligt natuurlijk in het begin van de dertiger jaren van deze eeuw toen de grote economische crisis een vergaand ingrijpen in de normale economische gang noodzakelijk maakte. De economische gang had toen immers het einde betekend, en ondanks het totstandkomen van een land- bouwcrisiswet, gingen vele boeren en tuinders ten onder. Maar zoals reeds gezegd, voordien was er ook al sprake van een meewerken van overheidswege aan ge zonde en noodzakelijke ontwikkelingen. Dit bemoeien was evenwel te weinig systematisch en regelmatig om met het grote woord beleid te worden aangeduid. De eerste belangrijke stimulans van overheidswege was vermoedelijk de oprichting van de commissies van land bouw. Hierdoor zijn immers de geesten in agrarische kring rijp geworden om zelf te gaan bezien welke moge lijkheden tot verbetering van positie aanwezig waren. Uit deze commissie van de landbouw in Zeeland ontstond dan ook de Zeeuwse Landbouw Maatschappij. Het is niet verwonderlijk in deze agrarische provincie dat de eerste daadwerkelijke ondersteuning in die vroeg ste jaren van het bestaan der Zeeuwse Landbouw Maat schappij van de zijde van het provinciaal bestuur komt En men heeft ongetwijfeld visie waarin men de bijdrage van f 300,besteed wil zien voor het landbouwonder wijs. Men zou met dit bedrag, zo vermelden de notulen, proeven nemen in de verschillende gewesten. Slaagde dat, dan zou de provincie meer willen bijdragen. En onder feiding van schoolopziener Dresselhuis wordt de taak aangevat om een paar onderwijzers zich te laten bekwamen in natuur- en scheikunde. Men streefde naar een keurkorps onderwijzers die weer andere konden op leiden. /"""OED landbouwonderwijs is in de jaren daarna tot nu toe een konsekwent streven der Zeeuwse Landbouw Maatschappij gebleven. Het vond zijn bekro- (Zic verder pag. 5)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1968 | | pagina 4