Ian (24 juni) waren ze al dood. Later zijn we gaan spuiten met Bordeause pap; 2 3 keer met een rugbus. Dat deed Bram Quaak van Scher- penisse. Het oprapen bij met 't griepje rooien gebeurde in drie manden, kriel, poters en grote. De kriel was meestal 1 cent. In de wereldoor log is ze nog 5 een! geweest. De werkmensen hadden 70 roeden, aardappelland en die met een groot gezin 100 roeden. Verder werd er veel nageraapt voor „verkespetoaten". Vraag: En hoe was het met de tussenverbouw van bonen in de aardappelen waar ik altijd over heb horen praten? Om de risiko van aardappelziekte in zijn finan ciële gevolgen te beperken werden begin mei tussen de op wijde bedden geplante aardappe len witte bonen met de lange hak tussengekapt. De Zeeuwse blauwe waren niet zo loofrijk, dus het samen opgroeien ging wel. De bonen wer den bij de oogst eerst opgetrokken en aan de tol gezet en dan de aardappels gerooid of ge deeltelijk viel dat aan de tol zetten in het rooien. Vraag: Hoe was het met de bruine bonen? Dat was meen ik een Thools landras. We had den er meer dan aardappelen, nl. zo'n 15 gemet. Die werden ook met de vluier gedorsen. Ze werden heel schoon gehouden, leverden mooi schoon land. Als ze van 't land af waren, gin gen we er nog met de kar over om de laatste struik vuulte mee te nemen. met grind begonnen, stukje bij beetje. In 't najaar en na de winter waren de wegen soms zo slecht dat men er met een geladen wagen „doorging" en moest lossen. Op een keer kwam er bericht van een afgelegen wonende gezwo rene dat er eerst een voer musterd moest komen om de gaten in de wegen te stoppen, anders kon hij met de tilbury niet op de polderver gadering op de „keete" (het polderhuis) komen. Vraag: Hoe lang werkte U? 's Zomers begonnen we om half 4 in drie scho ven tot 6 uur, als 't nodig was soms in 't hooien en oogsten tot half 8 of 9 uur. 's Zaterdags een uur korter. In 't voorjaar en najaar begonnen we rond 5 uur, 's winters van 1 december - 1 maart hadden wij, twee zoons, vrij en gingen we „biezen", uit logeren bij familie. Als we thuis waren gingen we 's ochtends om 7 u. de paarden voeren en kammen gedurende 2 uren. Als we op kwamen dronken we koffie en aten drie sneeën brood. Er stond een kommetje ge reed met twee scheppen suiker erin. Koffie konden we opschenken, maar geen suikerpot. Verder was er een derde knecht; 4 of 5 vaste arbeiders en van voor- tot najaar 4 vrouwen voor wieden, binden, aardappels rapen enz. Laatste vraag: Had men veel last van water in die tijd? Het water moest weg door de sluis en in de lage delen van de polder, vooral in de Weihoek ten noorden van het dorp stonden bij langdurige Naar Tl Vraag: Hebt U nog onverharde wegen meege maakt? Behalve de beklinkerde straatweg waren alleen de weg naar 't haventje en een stukje Paasdijk de Weihoek in verhard. De rest waren met zand verbeterde of aarden wegen. Na de door braak van 1894, waarbij 't Nieuw Strijenpol- dertie onderliep was er zand genoeg, 't Hele voorliggende zandplaatje was er bijna inge- spoeld; dat zand was op hopen gereden en men heeft er jarenlang van gekard. Later is men op het veer de pont in aan komst. regenval en westenstorm lage weilanden onder water. In 1910 werd een stoombemaling in ge bruik genomen wat een belangrijke verbete ring inhield. Daarna kwam ook de drainage be ter tot zijn recht. Rond 1902 waren we begonnen met draineren met vierduimers. Ieder jaar een perceeltje, want de blokjes waren niet groot. De buizen werden in de greppels gelegd, de kanten er op gestoken en vervolgens telkens aangeploegd. zover mijn vader. 16

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1968 | | pagina 42