Bestuurlijke aspecten van de Ruimtelijke Ordening 10 (Vervolg van pag. 9) plan en het bestemmingsplan. Dit structuurplan is wederom te zien als een programma voor de toe komstige ontwikkeling van de gemeente, hetgeen niet bindt. Een bestemmingsplan daarentegen heeft naast de programmafunctie tegelijkertijd de functie van een bindend voorschrift. Vastgesteld door de Raad en goedkeuring verkregen hebbende van het verant woordelijke, toezicht houdende orgaan bindt het de burgers en heeft dus ingrijpende rechtsgevolgen. Vermeldenswaard is hierbij, dat het z.g. globale bestemmingsplan werd geïntroduceerd, dat de moge lijkheid biedt om eerst bij de realisering van be paalde concrete projekten de lijnen op de kaart en in het terrein bindend vast te stellen. OPENHEID Sprekende over het bindende karakter van het overheidshandelen, zij ervoor gepleit, dat op dit punt de meest mogelijke openheid wordt betracht. Openheid is iets anders dan openbaarheid. Aan deze openbaarheid is wel eens het epitheton „formeel" toegevoegd, waarmede eigenlijk gezegd wordt, dat de overheid voorschriften geeft, welke dwingend bepalen, dat aan zaken publiciteit wordt verleend, zonder dat hiermede wordt bereikt, dat iedere burger op de hoogte is van hetgeen besloten werd. Een voorbeeld ten deze is de openbaarheid van de Raadsvergadering, waarmede beoogd wordt de be sluiten van de Raad ingang te doen vinden bij de bevolking. De ervaring heeft geleerd, dat het beoogde effect dikwijls minimaal is, zodat meer en meer de roep om openheid en doorzichtigheid wordt gehoord. Ik ben van gevoelen, dat deze openheid beslissend is voor het functioneren der democratie en de over heid schuwe dan ook niet -op dit punt de meest royale opening van zaken te geven. Langs verschillende wegen kan dit worden ge realiseerd. In het kader van dit referaat wil ik een lans breken voor duidelijke en goed gedocumen teerde informatie aan de burgers, waarbij ook het houden van hearings goed kan werken. Niet altijd zal hierbij de totaliteit der bevolking betrokken behoeven te worden. Veelal kan meer bereikt worden door het benaderen van groepen, welke bij de betreffende plannen ten nauwste be trokken zijn. INSCHAKELING VAN DE LANDBOUW Dit stellende, zult U begrijpen, dat ik op dit mo ment met name denk aan het tijdig inschakelen van de georganiseerde landbouw bij het ontwikkelen van streekplannen, structuurplannen en bestem mingsplannen. - Deze groep is het, welke in het beleid van de ruimtelijke ordening het sterkst wordt aangetast. Zy heeft recht op de meest uitgebreide informatie over en motivering van het beleid. Dit zal zodanig dienen te geschieden, dat van een inschakeling in de beleidsvorming gesproken kan worden. Een strakke procedure ten deze is moeilijk aan te geven en zal per gebied in samenspraak van over heid en vertegenwoordiging der landbouw inhoud moeten krijgen. Slechts zy gepleit voor de juiste bestuurlijke in stelling, welke begrip heeft voor de duperende wer king van het overheidshandelen. Onnodig te zeggen, dat bekrompen zuinigheid dikwijls veel schade heeft aangericht en slechts er toe kon leiden, dat distantie werd gecreëerd, waar von coöperatie sprake moest zijn. ROVENGEMEENTELIJK ORGAAN Zeer weinig verwacht ik van een z.g. bovenge- meentelijk bestuursorgaan, waarvan de Rijnmond een voorbeeld is. Van deze bovengemeentelijke con structies heeft Van Poelje eens gezegd: „Het is mijn overtuiging, dat iedere ontwikkeling die in deze richting gaat, ten sterkte moet worden ontraden. Men moet zich realiseren, dat Nederland een klein land is en in vergelijking met andere Westeuropese landen in bestuurlijk opzicht behoort tot de over- ontwikkelde gebieden. Hieraan nog een uitbreiding te geven door invoering van nieuwe organen of dis tricten, zou leiden tot grotere gecompliceerdheid dan nodig is". GEMEENTELIJKE HERINDELING In de gevallen waarin intergemeentelijke samen werking niet voldoende efficiënt is en het beoogde doel niet bereikt, zal herziening van grenzen uit komst bieden. Met name zal dit gelden in gebieden van een sterk economische expansie, waarin van de overheid een optimaal slagvaardig beleid wordt verwacht, hetgeen via ingewikkelde intergemeente lijke regelingen gemakkelijk gefrusteerd wordt. De procedure van herindeling van gemeenten wordt helaas in de voorbereiding bijna altijd gekenmerkt door een geëmotioneerde behandeling. De realisatie heeft echter in de meeste gevallen geen noemens waardige problemen opgeleverd, waar de bestuur lijke begeleiding sterk was. BEZETEN VAN DE TOEKOMST? In één der bijdragen voor het boek „Wegwijzers", aangeboden aan de scheidende directeur-generaal van de Rijksplanologische Dienst, wordt onder meer het volgende opgemerkt: „Wij schijnen in Nederland haast bezeten van de toekomst. Steeds sterker wordt het geloof, dat wij leven in het begin van een periode, die over het gehele levensbereik van de mens een bruk met het verleden te zien zal geven. Vermoedelijk heeft zelden of nooit in de geschiedenis van ons volk zo zeer het gevoel geheerst, dat het verleden sterft en de toe komst geheel anders zal zijn dan het verleden". Hoewel de hier ontvouwde visie in de praktijk en met name in de tijd nog wel correctie zal be hoeven, zo ben ik toch van oordeel, dat ook een fractie van deze ontwikkeling vele besturen en be stuurders voor zware opgaven zal plaatsen. Hierbij zal blijken, dat het ambtelijk apparaat, hoe goed dikwijls ook geëquipeerd, niet toereikend is om op adequate wijze de ontwikkeling, zoals hier aange geven, voor te bereiden en uit te werken. INSCHAKELING VAN DESKUNDIGEN Daarom zij onderstreept, dat de overheid niet moet nalaten op dit gespecialiseerde terrein waar dit mogelijk is, deskundigen aan te trekken. Vooral zal dit gelden voor de gemeentelijke overheden, welke dikwijls slechts de beschikking hebben over be perkte staven. In het bijzonder wil ik dan hierbij denken aan de inschakeling van erkende deskundi gen op stedebouwkundig terrein. Helaas ziet men maar al te vaak zelfs in gemeenten van enige omvang dat nog gebruik wordt gemaakt van krachten, welke op zichzelf verdienstelijk architec tonisch werk verrichten, doch die geen recht kun nen doen gelden op de kwalificatie stedebouw- kundige. Steeds meer zal blijken, dat het stedebouwkundig werk een specialisme is. Een specialisme, dat ge lukkig ook aan onze Technische Hogescholen aan betekenis wint. Wel dient erop toegezien te worden, datde des kundigen niet bewerkstelligen, dat onderdelen van het gemeentelijk bestuursbeleid overtrokken wor den. Alleen als een geïntegreerd ondérdeel van het totale beleid zullen de verschillende sectoren aan dacht mogen ontvangen. HERZIENING INDUSTRIEEL BELEID Zoals U weet, zal het huidige regeringsbeleid met betrekking tot de industriële ontwikkeling van ons land in de komende maanden opnieuw ter discussie worden gesteld, waar bestaande voorzieningen per 1 januarSa.s. expireren. Heroriëntatie op dit gebied zal naar ik hoop ertoe leiden, dat in het nieuw op te bouwen beleid mecar dan voorheen een duidelijke relatie wordt gelegd naar het beleid op het terrein van de ruimtelijk* ordening. Zie ik het goed, dan is reeds in de Nota Het Noor den des Lands een eerste stap in deze richting gezet. Gekozen toch is voor bepaalde faciliteiten voor gro tere gebieden, welke voor een ontwikkeling in breder verband een stimulans kunnen zijn. Ook hier is sprake van schaalvergroting, welke er alleen maar toe zal kunnen leiden, dat in de komen de jaren een geïntegreerd beleid wordt gerealiseerd. ACTIVITEITEN IN ZEELAND Zeer velen in ons land zijn met de grootste be wondering vervuld voor hetgeen zich in de pro vincie Zeeland in de laatste jaren voltrekt en dan niet het minst op bestuurlijk terrein. Een duidelijk beleid is uitgestippeld op het terrein van de samen voeging van gemeenten. Streekplannen zijn vast gesteld of komen binnenkort aan de orde. Ik denk aan het streekplan Walcheren, het streekplan Schou- wen-Duiveland, het streekplan Midden-Zeeland. Het streekplan Oost-Zeeuwsch-Vlaanderen is in voorbereiding. Bestuurlijke aansluiting is gezocht bij gebieden van welker economische expansie men veel verwacht. Al deze plannen vormen met wat nog wordt voorbereid de inleiding voor een ontwikkeling, waardoor veel van het oude van de provincie Zee land zal verdwijnen. Uit mij toegezonden rapporten heb ik echter ge zien, dat ook veel onaangetast blijft en duidelijk een nieuwe plaats krijgt in de geprojekteerde ont wikkeling. Dit zal gerealiseerd kunnen worden, wanneer vroegtijdig in onderlinge harmonie en beraadsla gingen, voorzieningen gecreëerd worden, welke deze ontwikkeling evenwichtig doen verlopen. Incidenteel en ongedisciplineerd handelen van overheid en bevolking zal dan ook geëlimineerd moeten worden. Bewust moet een keuze worden gedaan, hetgeen alleen kan wanneer een geïntegreerd beleid tussen allen die tot besturen geroepen zijn, wordt opge bouwd. Nimmer zal de wens tot herstructurering om der wille van de herstructurering mogen domineren. Het gaat in deze om een goed van hoge waarde, zowel locaal, provinciaal als nationaal, opdat naar mense lijke mogelijkheden een rechtvaardige samenleving moge onststaan. Deze toekomstige samenleving is dikwijls moeilijk te onderkennen en daardoor zullen vaak fouten gemaakt worden. Dat deze samenleving zich echter gaat aftekenen, is duidelijk, waar nationale- en internationale verhoudingen is sterke beweging zijn. WELZIJNSBELEID HA-AROM zal het beleid van de ruimtelijke ordening nooit zijn los te maken van een welzijnsbeleid. Een juiste formulering van dit welzijnsbeleid ii vooralsnog moeilijk te geven. Het werk tot dit be leid behorende, zal echter stellig een drietal aspec ten betreffen, waar het een culturele taak omvat, een taak in de sector van vorming en ontwikkeling en een taak in de dienstverlening in de brede zin van het maatschappelijk werk. Ook voor dit beleid is een nauw samenspel nodig tussen de overheid en de bevolkiqg, waarbij naar Bierens de Haan eens opmerkte de taak van de overheid een subsidiërende en een ordende is, waar bij geluisterd wordt naar hetgeen als levensbehoefte in het hart der volksgemeenschap is opgekomen. Staande op deze voor mij nog zo vertrouwde bodem, wil ik nog één maal een citaat aanhalen van de huidige Commissaris der Koningin in de provincie Noord-Brabant, die ik blijkbaar wel eens wat. te veel heb geciteerd. Dr. Kortmann zegt in het door hem bewerkte boek van Claudius Prinsen „De Burgemeester" „Er is geen menselijke persoon denkbaar zonder gemeenschap en elke mensengemeenschap is in aI haar wezenstrekken menselijk. Daarom is het alge meen welzijn het geordend geheel van de „welzijns" der personen. Zo mag geen enkel persoonlijk wel zijn worden opgeofferd aan het algemeen welzijn. Het zou een contradictio in terminis zijn. De rangorde der menselijke gemeenschappen wordt be paald door de rangorde der persoonlijke waarden in hun doelstelling. De mens is zo de norm der ge meenschap, terwijl alleen God de norm is van de persoon, omdat de mens door God is geschapen naar Zijn Beeld en Gelijkenis. Zo mag de gemeenschap van staat en gemeente het persoonlijk leven der burgers wel integreren, maar niet overwoekeren, of verlammen of buiten functie stellen. Veel persoonlijke waarden toch be horen niet tot de doelstelling van staat en gemeente. Daarom mogen zelfverantwoordelykheild, parti culier bezit, bestedingsvrijheid, beroepskeuze en opvoedingsmethode der individuele personen niflt zonder meer door staat of gemeente worden bepaald of geboeid". U moet dan ook het in deze inleiding gestelde zie» tegen deze achtergrond, opdat werkelijk een samen leving moge ontstaan, waar gerechtigheid woont. SCHAALVERGROTING Voor nog een ander vraagstuk dat nauw verband houdt met het ruimtelijk ordeningsbeleid wil ik Uw aandacht vragen, te weten dat van de schaalver groting. Duidelijk is, dat op het terrein van de ruim telijke ordening aan aanzienlijk grotere eenheden gedacht moet worden dan enkele jaren geleden. De ervaring heeft geleerd, dat de huidige bestuurlijke opzet van waterschappen en gemeenten, ja zelfs van provincies niet altijd meer aan de eisen van redelijk bestuur voldoen. Terecht heeft dan ook de regering in de reeds aan gestipte Tweede Nota over de Ruimtelijke Ordening uitgesproken, dat heroverweging op dit terrein nodig is. Voor de verbreding van de bestuurlijke mogelijk heden op gemeentelijk terrein, ben ik van oordeel, dat in vele gevallengebruik gemaakt kan worden van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen van 1950. De ruime hantering van deze wet door de Rijks overheid bevordert een brede gemeentelijke samen werking. Dit zal nog verder vergemakkelijkt worden, waar de huidige Minister van Binnenlandse Zaken een aantal wijzigingen van deze wet heeft aange kondigd. NOTA'S EN PROGRAMMA'S In de aanvang heb ik erop gewezen, dat het re geringsbeleid op het terrein van de ruimtelijke ordening zich voortaan zal manifesteren in nota's en programma's, waarvan de Tweede Nota over de Ruimtelijke Ordening een gelukkig voorbeeld is. De regering zal hierbij moeten beseffen, dat bij het aangeven van richtlijnen, voor welker uitvoering de lagere overheden verantwoordelijkheid dragen, ook aandacht wordt geschonken aan de mogelijk heden, welke de lagere publiekrechtelijke lichamen terzake hebben. Helaas is hief-bij nog onvoldoende stilgestaan, waardoor het effect van de Tweede Nota over de Ruimtelijke Ordening vooralsnog minimaal is. Ge dacht kan worden aan het verlenen van financiële faciliteiten aan de gebieden, waarin bijzondere ex pansie wordt voorzien. Mogelijk zou hierbij over wogen kunnen worden, dat de Rijksoverheid vroeg tijdig medeverantwoordelijkheid aanvaardt voor het vinden van vervangende ruimten voor de land bouwers, wier bedrijf in deze groeigebieden zal verdwijnen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1968 | | pagina 10