13
Moderne verkeersknooppunten vragen bijzonder veel grond.
Foto Bart Hofmeester.
gen achterwege laten, omdat zij menert dat de beperkende bepalingen nog van
kracht zijn. Hier ligt een taak voor landbouwpërs, gemeenten en afdelingen van
de landbouworganisaties om dit gezamenlijk in het oog te houden.
80% van de afdelingen vindt dat de mogelijkheid om een bestemmingsplan in
voorbereiding te nemen niet onbillijk is. De termijn hiervoor van 1 jaar is zeer
beperkt en men acht het in principe juist dat de mogelijkheid om opzettelijk de
grond voör een gemeente duurder te maken niet juist. Dit moet zoveel mogelijk
worden voorkomen of zelfs worden uitgesloten, zo meent men. Waar aanwezig
dient planschade te worden gecompenseerd. In de praktijk is gebleken dat voor-
bereidingsbesluiten werden genomen, doch dat binnen de gestelde termijn geen
plannen volgden. De beperkingen vervielen dus hetgeen planschade met zich
mee kan brengen.
Vraag 7: Kunt U één of meer voorbeelden noemen, waarbij door de direkte of
indirekte invloed van een bestemmingsplan naar Uw mening een agra
risch waardevol objekt geen doorgang kon vinden?
In de navolgende gevallen konden objekten, die agrarisch van bijzonder belang
waren geen doorgang vinden door direkte invloed van het bestemmingsplan:
1. bouw van een graanopslagsilo
2. aanpassing en verbetering bedrijfsgebouwen
3. een goede verkaveling door aanwijzing als natuurgebied
4. uitbreiding van stallen
5. bouw van een loods door een loonwerker
6. belemmering van kassenbouw
7. het weigeren van een tuinderswoning op een bestaand giasbedrijf
8. het stichten van kippenbedrijven waardoor duurdere aansluiting op electrici-
teit en waterleiding
9. bevriezing van de landbouw in ruilverkavelingen (ganzengebied, de Poel, de
Putting)
10. dakbedekking met golfplaten
11, het niet doorgang kunnen vinden van gedeelten uit de ruilverkavelingen
(Ossenisse en Canisvliet).
Bovendien werd 'ook uit algemeen plattelandsbelang de belemmeringen voor de
recreatiebebouwing genoemd.
Sommige afdelingen merken op dat tot op heden geen gevallen bekend zijn dat
het object geen doorgang kan vinden. Wel kostte het vaak onnoemlijk veel tijd
en moeite om de nodige vergunningen te verkrijgen. Ook is men algemeen van
mening dat door de dreiging van bestemmingsplannen structuur-verbeterende
maatregelen worden uitgesteld of achterwege blijven.
De invloed van de plannen doet zich meer gelden dan men op het eerste gezicht
zou veronderstellen. Het aanzien van een voor andere doeleinden bestemd ge
bied gaat achteruit. Onderhoudskosten aan gebouwen, wegen en waterlopen
worden tot een minimum beperkt. In het algemeen is de gang er uit en ontstaat
een min of meer apatische houding bij belanghebbenden.
Vraag 8: Was U op de hoogte van het ontwerp bestemmingsplan in Uw ge
meente? Is de verdere procedure goed verlopen?
Zo ja, op welke manier?
Zo nee, waarom niet?
50% van de afdelingen was er niet van op de hoogte dat een ontwerp bestem
mingsplan in de gemeente ter inzage lag.
25% van de afdelingen was daar wel van op de hoogte, terwijl men in 25% van
de afdelingen nog nooit met een bestemmingsplan is geconfronteerd. Slechte 3
afdelingen vonden dat de verdere procedure slecht verlopen was, omdat >r\ be
paalde gevallen een beroep bij de Kroon ingediend moest worden.
In de overige gevallen verliep de procedure gunstig mede dank zij inschakeling
van het Grond-, Pacht- en Taxatiebureau.
De afdelingen die op de hoogte waren van het ontwerp bestemmingsplan in d®
gemeente waren hier op de volgende manieren achtergekomen:
a. Uit het Zeeuws Land- en Tuinbouwblad.
b. Via raadsverslagen uit de provinciale couranten of streekbladen.
c. Via een uiteenzetting door de burgemeester, een wethouder of een raadslid.
d. Doordat de afdelingsvoorzitter of secretaris naar de tervisielegging ging kij
ken en hierover verslag uitbracht in de afdeling.
Doordat metingen en opnamen werden verricht.
Op de vraag waarom men niet op de hoogte was werd het volgende naar voren
gebracht: Eerst moeten we de hand maar eens in eigen boezem steken! Wan
neer er een ontwerp-bestemmingspian in een gemeente ter visie ligt, nemen w®
meestal niet eens de moeite noch als individu noch als afdeling ons op de
hoogte te stellen. Later zouden dan anderen onze zelf gemaakte fouten moete®
opknappen!" Men vond dat niet reëel!
Verder vond men dat wanneer er men niet individueel direkt bij betrokken is, me®
or te weinig bij stil staat. Wanneer men er wel bij betrokken is wordt men er
begrijpelijkerwijze zolang maar mogelijk is buitengehouden door de instantie®.
Sommige afdelingen menen dat gelijk met de tervisielegging een schriftelijk be
richt dient uit te gaan van de zijde van het gemeentebestuur aan die agrarisch®
grondgebruikers wier land een andere bestemming krijgt.
Vraag 9: Hebt U enige zelfwerkzaamheid betracht bij de totstandkoming van
deze plannen?
Zo ja, op welke manier is dit dan gebeurd?
Zo nee, waarom hebt U dit dan nagelaten?
In zijn algemeenheid jp er geen zelfwerkzaamheid betracht bij de totstandkoming
van de plannen. Men heeft dit overgelaten aan de raadsleden. Men heeft vol
staan, indien het grote oppervlakten bij bestemmingen betrof, een commissie van
vertrouwensmannen in te stellen, die samen met deskundigen van het Landbouw
schap een bezwaarschrift indienden. Bij onteigeningen is steeds de hulp inga»-
roepen van het Grond- Pacht- en Taxatiebureau of andere deskundige landbouw»-
schatters. Sommige afdelingen menen dat wanneer er reeds zelfwerkzaamheid
zou worden betracht bij de totstandkoming van de plannen, dit tot een Babylon
nische spraakverwarring zou leiden. Het mag toch als bekend worden veronder
steld dat nu door vele gemeentebesturen overleg plaats vindt met de georgartfc*
seerde landbouw in de Gewestelijke Raad voor Zepland van het Landbouwschap
meent men. Men is ervan overtuigd dat deze de agrarische belangen bij de tot
standkoming van de plannen zo goed als mogelijk zal behartigen. In de meeste
gevallen kon er geen samenspraak vooraf zijn omdat men niet op de hoogte was
van de plannen.
Vraag 10: Acht U het noodzakelijk dat de leidingen, zoals gas, waterleiding e.d.
in één strook komen te liggen. Hierbij dient U zich te realiseren dat
de buizen dan steeds bij dezelfde boer komen.
Om welke redenen vindt U de aanleg in één strook aantrekkelijk?
Waarom ziet U ze liever verspreid?
86% van de afdelingen vinden het noodzakelijk dat de leidingen zoals gas, wa
terleiding e.d. in één strook komen te liggen.
Er zou»bij de aanleg van wegen hiervoor een strook beschikbaar gesteld moeten
worden, bijv. bij de aanleg van Rijksweg 58, zou dit mogelijk zijn.
6% van de afdelingen vindt dat men de leidingen langs de wegen moet leggen.
Indien dit niet mogelijk is geven ze aan één strook de voorkeur, 4% dus 2 afde
lingen geven aan meerdere tracees de voorkeur, omdat volgens hen anders te
veel dezelfde grondgebruikers worden gedupeerd. Deze nemen tevens in over
weging de kwetsbaarheid bij oorlog en overstroming. In 4% van de afdelinge*
heeft men hieromtrent geen oordeel.
Verschillende afdelingen vinden dat er wei eens wat meer coördinatie mocht zijn
tussen de verschillende maatschappijen zodat niet het ene jaar die leiding en het
andere jaar weer een andere leiding wordt gelegd. Dit maakt de zaak onnodig
duur en veroorzaakt de grondgebruiker onnodig overlast.
De reden waarom men de aanleg in één strook aantrekkelijk vindt wordt als
volgt geformuleerd:
a. minder drainageverstoring
b. minder perceelsdoorsnijding
c. minder structuurbederf
id. minder hoge kosten.
Het is wel noodzakelijk dat bij onderhoud van de leidingen en eventuele schade
die hier uit voortvloeit wanneer de leidingen in één strook liggen een goede
regeling wordt getroffen voor gezamenlijke en afzonderlijke schade, daar me®
anders de verantwoording wat de maatschappijen betreft op elkaar zou kunnen
gaan afschuiven.
Landbouw en recreatie kunnen bizonder goed miBftngaam,