Wist U dat
3
DEZE MAAND IN BRUSSEL
(Vervolg van pag. 1.)
dat ook een overeenstemming tussen de zes land
bouwministers, waarvoor natuurlijk het fiat van de
bewindslieden van financiën nodig zal zijn, geen
oplossing van de vraagstukken waarvoor de Euro
pese landbouw zich geplaatst ziet, zal brengen.
Deze vraagstukken zijn onzes inziens drieledig. In
de eerste plaats is er nog steeds geen beleid ge
vonden, dat de aanpassing van de produktie aan
de afzetmogelijkheden afdoende bevordert. Ver
volgens zijn in een zo groot gebied als de E. E. G.
de kostprijzen tussen de talrijke streken en tus
sen de bedrijven sterk uiteenlopend. Wij kenden
dit probleem reeds in een klein land als het onze
en hebben indertijd bij voorbeeld de toeslag lichte
gronden nodig gehad om deze verschillen wat te
corrigeren. Het is duidelijk, dat de verschillen in
de E. E. G. nog veel groter zijn en men zal waar
schijnlijk hier in de toekomst ook wel naar oplos
singen moeten zoeken. Want een door allerlei
maatregelen praktisch gegarandeerde prijs voor een
produkt als melk zal in de ene streek van deze
E. E. G. lonend zijn, terwijl zij in een andere streek
totaal onvoldoende zal zijn. Hetzelfde geldt voor de
granen.
Deze verschillen zijn niet weg te werken met ver
halen over zeer grote bedrijven, die er voorlopig
niet zijn, en met structuurverbeteringen.
Wij komen dan aan het derde probleem, het struc
tuurbeleid. Het is vanzelfsprekend, dat een ver
betering van de structuur der landbouwbedrijven
een middel is om verschillen in uitkomsten te ver
kleinen en om efficiënter en rendabeler te werken.
Maar het is al vaker ook door ons geschreven, dat
structuurverbetering op een uitgebreide schaal en
vergroting van bedrijven zaken zijn van lange duur.
Dat wil natuurlijk niet zeggen dat men het daarom
moet laten. Integendeel! Maar men moet het niet
voorstellen alsof een krachtige aanpak van het
structuurbeleid een oplossing is voor de overpro
duce van boter, van tarwe of van suiker. Daar
komt nog bij, dat in E. E. G.-verband een gemeen
schappelijk structuurbeleid tot nu toe in het ge
heel niet van de grond is gekomen. Het is er eerder
zo mee gesteld als met tal van andere zaken in
E. E. G.-verband. Van enige animo om met zijn zes
sen nieuwe problemen aan te pakken is niets meer
te merken. Van enige dynamische voortgang met
de West-Europese eenwording is door de Franse
houding geen sprake.
Inmiddels is het Permanente structuurcomité van
de E. E. G., dat is samengesteld uit deskundige
ambtenaren van de zes regeringen, klaar gekomen
met zijn studie en rapport over het gemeenschap
pelijk structuurbeleid in de landbouw. In Brussel
werd ons verzekerd, dat dit werkstuk, dat dan als
basis voor dit onderdeel van het landbouwbeleid
zal moeten dienen, een dezer dagen aan de Raad
van ministers zal worden aangeboden en dan dus
publiek zal worden. Wij kunnen er dan op gaan
studeren. Mocht dit nog in april gebeuren, dan
heeft deze maand in Brussel toch nog iets op
geleverd.
SCHLINGEMANN.
BLOEMBOLLENTEELT EN PROEFTUIN
LJOOFDPUNT van bespreking in de 35e ver-
gadering van de Provinciale Raad voor de
Bedrijfsontwikkeling in Zeeland vormden de voor
uitzichten voor de teelt van bloembollen in het zuid
westen van het land. Daartoe waren ook vertegen
woordigers van de Koninklijke Algemene Vereni
ging voor Bloembollencultuur uitgenodigd. Inge
leid door de heer drs. A. F. G. Slootweg, Rijks-
tuinbouwkonsulent voor de Bloembollenteelt, gaf
dit onderwerp aanleiding tot een brede gedachten-
wisseling.
Belangrijke konklusies daarbij waren dat gezien
de goede vroeg-broei-eigenschappen van het zuid
westen de tulpenteelt voor bepaalde bedrijven aan
trekkelijk kan zijn onder voorwaarde dat het vak
manschap geen beperkende faktor vormt. Proeven
die de aanpassing beogen aan lokale omstandig
heden of een demonstratief karakter dragen, wer
den van betekenis geacht. In dit verband werd door
de vertegenwoordigers van eerder genoemde ver
eniging aangedrongen op het stichten van een
proeftuin voor de bloembollenteelt voor het zuid
westen van het land.
De Raad verenigde zich met de opgave van een
aantal bedrijven ten behoeve van de Stichting Pu
blic Relations Land- en Tuinbouw die als exkursie-
objekten kunnen dienen. De ondernemers van deze
bedrijven waren vooraf gevraagd of zij hier
toe bereid waren. Nader overleg zal nog plaats
vinden omtrent een opgave van bedrijven die geen
land- of tuinbouwbedrijven zijn in de engere zin
van het woord.
WERKGEVERS- EN ARBEIDSZAKEN
NOG GEEN C. A. O.'S LAN!
UET is al jarenlang gebruikelijk eind april onze
ledenwerkgevers door middel van een over
zicht in dit blad op de hoogte te brengen van de
lonen en arbeidsvoorwaarden in de land- en tuin
bouw die zullen gaan gelden voor het komend
kontraktjaar. Behalve het verkrijgen van de offi
ciële goedkeuring op de C.A.O.'s vergt het druk
ken enz. van de officiële C.A.O.-boekjes zoveel t(jd
dat het wachten op een en ander vele nabereke-
ningen tot gevolg zou hebben. De verkorte publi-
katie in ons blad uit beide concept C.A.O.'s stelt
de werkgevers, aangepast aan de ingediende voor
stellen in staat de nieuwe lonen uit te betalen,
niT jaar zit er echter een kink in de kabel. Zo-
als bekend is het landelijk overleg omtrent
de lonen en arbeidsvoorwaarden C.A.O. landbouw
'68'69 mislukt. 'In de Hoofdafdeling Sociale Za
ken van het Landbouwschap kan over het loon-
advies, dat al jarenlang aan partijen in de provin
cies werd gegeven, geen overeenstemming worden
bereikt.
De onderhandelingen zijn nu verplaatst naar de
provincies en zoals te voorzien was verlopen ook
deze niet vlot.
VOOR wat Zeeland betreft heeft veertien dagen
geleden een eerste bespreking tussen werk
nemers en werkgevers in de Sociale Commissie
van de Gewestelijke Raad voor Zeeland van het
Landbouwschap plaats gevonden. Van arbeiders
zijde vroeg men ondermeer een arbeidstijdverkor
ting van 13 uur per jaar en een verhoging van het
uurloon met 16 cent. Werkgevers waren bereid de
uurlonen met 4 (12V2 ct.) te verhogen en voel
den weinig voor een verdere arbeidstijdverkor
ting. Partijen zijn, na accoord gegaan te zijn met
enkele in de Hoofdafdeling Sociale Zaken in de
mantels der C.A.O.'s overeengekomen wijzigingen,
voor nader beraad uit elkaar gegaan.
OP donderdag 2 mei a.s. vindt in Zeeland het
volgende overleg plaats en naar het zich laat
aanzien zal dan de beslissing vallen of er tussen
MELDING ZIEKTE
TOEN de Land- en Tuinbouw ongevallenwet nog
gold, was bij bedrijfsongevallen de werk
gever verplicht aangifte te doen bij 't A.S.F. Sinds
1 juli 1967 is dit veranderd. Bedrijfsongeval en
ziekte vallen nu onder de Ziektewet.
Mogen wij U er ter voorkoming van moeilijk
heden nog eens met klem op wijzen, dat zowel bij
ongeval als bij ziekte de werknemer zelf voor mel
ding bij het A.S.F. moet zorgdragen
Wilt U dit vooral ook nog eens onder de aan
dacht van Uw personeel brengen? U kunt een
ziekmelding wel aan het A.S.F. doorgeven, maar
de werknemer blijft verantwoordelijk! Melding
dient te geschieden bij de districtsagent of het
- EN TUINBOUW 1968—1969
partijen overeenstemming te bereiken valt. In af
wachting daarvan is het ons thans niet mogelijk
onze werkgevers over de ingaande 1 mei te beta
len lonen nu reeds te informeren. Eerst in ons
Zeeuws Land- en Tuinbouwblad van vrijdag 19
mei kunnen nadere mededelingen hieromtrent
worden verwacht. Het beste, zo lijkt het ons toe,
kan, gedurende de eerste weken van mei, voor
lopig een voorschot gegeven worden gebaseerd op
het betaalde weekloon van eind april '68.
VERANDERINGEN IN DE C.A.O.'s.
ALS reeds in ons nummer van 19 april werd
gepubliceerd zal met ingang van 6 mei a.s.
de premie voor het Bedrijfspensioenfonds (B.P.L.)
op 5,50 per week worden gebracht. De op het
loon in te houden premie bedraagt dan voor 21-
jarigen en ouderen 2,75 per week en voor hen
die de leeftijd van 21 jaar nog niet hebben be
reikt 1,37 per week. Bij het berekenen van het
nettoloon moet hiermede rekening worden gehou
den. Van de belangrijkste veranderingen in de
mantels der C.A.O. Land- en Tuinbouw willen wij
nog vermelden dat de oogsttoeslag in de landbouw
wordt gebracht op 50 cent per uur (was 45 cent)
en dat in zowel de C.A.O. land- en tuinbouw de
afstandsvergoeding is vastgesteld op
afstanden van 5 t/m 10 km tot 0,75 per dag;
boven 10 km t/m 15 km tot 1,per dag;
boven 15 km tot 1,50 per dag.
Betreffende de vakantietoeslag, die 6 van het
jaarloon bedraagt, is vastgelegd dat onder jaar
loon wordt verstaan het loon, krachtens de C.A.O.
voor de betrokkene geldende vermeerderd met de
vaste toeslagen alsmede met de geldswaarde van
eventueel te genieten emolumenten.
Toegevoegd wordt: „Daar het loon per jaar de
basis vormt voor het berekenen van de 6 vakan
tietoeslag, zal het juiste bedrag van deze toeslag
bij de uitbetaling nog niet altijd bekend zijn. In
de praktijk betekent dit, dat aan het einde van het
contractjaar, voor zover nodig, nog een nadere
afrekening zal plaatsvinden."
EN BEDRIJFSONGEVAL
regionaal kantoor, zo spoedig mogelijk, maar in
elk geval binnen 24 uur.
KONINGINNEDAG
WAS voorheen Koninginnedag, indien vrij werd
genomen, een snipperdag, die in mindering
kon worden gebracht op de vakantiedagen, in de
C.A.O.'s '67'68 is vastgelegd dat Koninginnedag
met de zondag is gelijkgesteld. Deze dag (dinsdag
30 april) is een vrije dag, waarop geen arbeid be
hoeft te worden verricht. Dit echter behoudens
de arbeidstijd, naar het oordeel van de werkgever
nodig, voor het verrichten van werkzaamheden die
door hem noodzakelijk worden geacht.
T\E kinderaftrek voor onze inkomstenbelasting
en mede ook voor andere belastingen nog al
tijd een zeer belangrijke rol speelt? Nog niet zo
lang geleden heeft onze Hoge Raad weer eens een
geval behandeld betreffende een thuis werkende
dochter.
Onze inkomstenbelasting kent een tegemoetko
ming voor kinderen die in de huishouding werk
zaam zijn. Art. 56 wet Ink. Bel. lid 2 luidt:
„De belastingplichtige geniet mede kinderaftrek
voor één eigen of aangehuwd kind, dan wel pleeg-
kind, van 16 jaar of ouder doch jonger dan 27
„jaar, wiens voor werkzaamheden beschikbare tijd
grotendeels in beslag wordt genomen door het
„verzorgen van zijn huishouden of, mits tot dat
„huishouden tenminste drie andere kinderen jon-
„ger dan 27 jaar behoren, door het mede verzor-
„gen van zijn huishouden".
In deze wettelijke bepaling gaat het dus om twee
figuren:
a. in een gezin waar de moeder ontbreekt en de
verzorging van het gezin plaats heeft door een
kind tussen 16 en 27 jaar (verzorgen);
b. in een gezin waar naast de moeder een kind
van 1627 jaar grotendeels werkzaam is in de
huishouding (mede-verzorgen). In dit geval
moeten echter tenminste drie andere kinderen
jonger dan 27 jaar tot het gezin behoren.
fXE bedoeling van deze wettelijke bepalingen
is duidelijk een tegemoetkoming voor het
moederloze en voor het grote gezin.
Nu kreeg de H. R. een geval te behandelen waar
in de moeder niet ontbrak maar van 's morgens
10 tot 's middags 6 uur buitenshuis werkte. Reeds
vroeger had de H. R. beslist dat de bedoelde kin
deraftrek niet wordt verleend wanneer in een ge
zin met minder dan drie kinderen een dochter de
huishouding verzorgt omdat moeder buitenshuis
werkt.
Nu ging het echter over een gezin met meer dan
drie kinderen, waar een dochter de huishouding
verzorgde.
De H. R. stelde echter dat in een geval als dit
de dochter de huishouding mede verzorgde ten
einde haar moeder in de gelegenheid te stellen.
haar man (een accountant) bij zijn werkzaamhe
den behulpzaam te zijn.
De dochter, aldus de H. R., deed dat dus niet om
moeder te assisteren wegens meer dan normale ge
zinsgrootte.
Alzo geen recht op kinderaftrek (en ook niet
op kinderbijslag)!
TJ1ER hebben we toch tegen de beslissing van
ons hoogste rechtscollege wel ernstig be
zwaar.
Aan de wettelijke vereisten is volledig voldaan
(zie boven). Er is een voldoende groot gezin en
de dochter van 1627 jaar werkt grotendeels voor
deze huishouding.
Onze H. R. gaat nu echter een beperking invoe
ren door te stellen dat de oorzaak van het verzor
gen van de huishouding niet mag gelegen zijn in
het buitenshuis werken van de moeder.
Nu kan men wel stellen, dat hier geen absolute
noodzaak was om de dochter het huishouden te
doen verzorgen, maar is de besproken tegemoet
koming juist niet bedoeld als een faciliteit voor
het grote gezin?
JVIEEM eens aan dat deze dochter een uitste-
kend „huismoedertje" is, maar krachtens ka
rakter, aanleg en ontwikkeling niet in staat is haar
vader op diens kantoor te assisteren, terwijl haar
moeder daar juist voor „geknipt" is.
Als dan vader door te handelen als hij nu deed
juist in staat is om ,/de eindjes aan elkaar te kno
pen", vragen wij ons af, waarom dan hier de kin
deraftrek (dubbele) moet worden geweigerd.
Men kan het ook anders stellen, als de moeder
die zeer ontwikkeld is haar arbeidskracht voor al
lerlei liefdadige doeleinden beschikbaar stelt om
dat haar zeer huiselijke dochter evengoed of wel
licht beter dan zij de huishouding kan doen, waar
om moet hier dan een fiscale dam worden opge
worpen.
Er zouden veel meer vragen te stellen zijn, maar
ook zonder deze kunnen we niet anders zeggen
dan dat wij deze uitspraak van ons hoogste rechts
college niet juist vinden en betreuren.
MEIJERS.