r
VRIJDAG 26 APRIL 1968
56e Jaargang No. 2928
Officieel orgaan van de Maatschappij lol bevordering van Land- en Tuinbouw en Verteelt in Zeeland
Zeehavens, landbouw en
ruimtelijk beleid
DE
Deze maand in Brussel
ONS COMMENTAAR
CTNKELE weken geleden stonden wij in deze
kolom stil bij het z.g. groene boekje over
de zeehavens; een inventarisatie van het overleg
orgaan Zuid-West Nederland. Dit rapport is inmid
dels in de Staten van onze provincie besproken.
Deze behandeling in het hoogste bestuurscollege
van ons gewst geeft alle reden om nog eens op
deze materie terug te komen. In deze Statenver
gadering is immers nog eens duidelijk gewezen
op de gevolgen voor land- en tuinbouw, die de ont
wikkeling van haven- en industrieterreinen mee
brengen.
Het hoeft geen betoog dat deze aandacht voor
onze sector ons goed heeft gedaan. Door meerdere
ontwikkelingen, zoals o.a. door de ontsluiting en
recreatie, wordt op het agrarische grondgebied
reeds een omvangrijk beroep gedaan. Het is dan
ook van veel betekenis dat bij nieuwe en misschien
omvangrijker ontwikkelingen niet alleen een goed
overleg met deze bedrijfstak wordt gevoerd, maar
dat met de belangen van deze, voor de economie
van ons gewest zo belangrijke, groepering voldoen
de rekening wordt gehouden.
Ook om een andere reden willen wij graag nog
maals op deze materie ingaan. Er hebben zich na
melijk de laatste maand weer nieuwe ontwikke
lingen voorgedaan, die veel publiciteit hebben ge
kregen. We doelen hierbij op het optreden van
Rotterdam.
Wij zullen hier niet herhalen wat reeds door ande
ren hierover is opgemerkt. Wat ons speciaal in
teresseert is hóe we het verband van de aan de
orde zijnde gedachten met de ruimtelijke ordening
en de planologie moeten zien.
V/ORIGE maal maakten wij het onderscheid
tussen deze termen als volgt:
Ruimtelijke Ordening is het trekken van de grote
lijnen door de bestuurscolleges ten aanzien van
de vraag waar wel en waar niet bepaalde activi
teiten moeten plaatsvinden.
Planologie is het vastleggen in streek- en be
stemmingsplannen van datgene wat daadwerkelijk
gaat komen.
Als we dit onderscheid hanteren ten aanzien van
datgene wat men kennelijk serieus overweegt voor
het gebied aan de monding van de Rode Vaart in
West-Brabant, dan komt de vraag naar boven of
men de planologie niet tot een farce maakt. Hier
immers is een officieel streekplan enkele maanden
geleden door de Brabantse Staten vastgelegd ter
wijl het nu door een veel omvangrijker plan voor in
dustrievestiging geheel van de kaart wordt ge
veegd
De frontale aanval van Rotterdam op Voorne-
Putten betekent voorts dat ook aan een eensgezind
bestuurlijk standpunt ten aanzien van de vraag
„Waar géén havenontwikkeling en industrievesti
gingen moet komen" geen waarde moet worden
gehecht. Tenslotte moet er in dit verband op wor
den gewezen dat in onze provincie verschillende
industriële vestigingen tot stand zijn gekomen op
plaatsen die in de planologische regelingen achteraf
als industrieterrein moesten worden ingetekend.
Deze deels oudere en deels zeer recente ervarin
gen doen natuurlijk vragen rijzen voor de toekomst.
|E toenemende industrialisatie in ons land
heeft ruimte nodig. Wij willen dat ook onzer
zijds als een voor ieder begrijpelijke zaak nog eens
onderstrepen. De beantwoording van de vragen
wanneer, waar, in welke mate en welke industrie,
is een complexe kwestie met technische, economi
sche, maatschappelijke en sociale overwegingen,
waar het overleg op het gebied van de Ruimtelijke
Ordening een antwoord op moet geven.
Met alle begrip voor de moeilijkheden die dit
overleg zullen kenmerken, is in de huidige warwin
kel, moeilijk een Ruimtelijk beleid, ten aanzien van
haven- en industrieontwikkeling, te ontdekken.
Enerzijds loopt de landbouw dus op tegen de
Bij de viering van haar 59e verjaardag op dinsdag 30 april a.s. bieden wij Hare Majesteit Konin
gin Juliana onze hartelijke gelukwensen aan. Gaarne spreken wij de wens uit dat zij deze heug
lijke dag nog vele jaren temidden van gezin, land en volk zal mogen vieren.
Verheugd kunnen wij nu tevens officieel melding maken van de eer die de Zeeuwse Landbouw
Maatschappij ter gelegenheid van het 125-jarig bestaan ten deel valt door het koninklijk bezoek
aan de Z. L. M.-tentoonstelling „Zie Zeeland" te Wilhelminadorp. Tijdens het tweedaags bezoek
aan Zeeland op donderdag 20 en vrijdag 21 juni zal Zij op vrijdagmiddag van Haar belangstelling
blijk geven voor onze jubilerende Maatschappij.
noodzaak om ruimte te moeten maken voor aller
lei andere economische aktiviteiten waarbij de land
bouw het ruimtelijk beleid in studies en planolo
gische regelingen als een groot stuk onzeker
heid ontmoet. Anderzijds heeft land- en tuinbouw
met ruimtelijk beleid in het agrarische gebied te
maken.
Hier evenwel is het niet de onzekerheid, die de
landbouw dwars zit en die de ondernemer doet
aarzelen of belemmert bij de noodzakelijke moder
nisering of intensivering van zijn bedrijf. Neen, hier
dreigt het een stelsel van verboden te worden!
De lijst van planologische verboden, wettelijke
eisen en gemeentelijke bepalingen, die de agra
rische ondernemer ten aanzien van het gebruik
van de ruimte op zijn weg ontmoet, wordt te lang.
Het totale ruimtelijk beleid laat uitersten zien, dat
naar het ons voorkomt, weinigen meer kunnen vol
gen.
We zullen dan ook snel op zoek moeten naar
het goede midden
Pr.
|N de maand april is er in het openbaar wei
nig voortgang gemaakt met het grote, han
gende probleem, het gemeenschappelijk beleid
voor de melk en zuivelprodukten. De uiteindelijke
beslissing is door de Raad van ministers verschoven
naar de laatste dagen van deze maand, waarna dan
nog de maand mei overblijft om alle uitvoerings
maatregelen uit te werken, te aanvaarden en af te
kondigen.
Wanneer dit alles gelukt dan kan dit zuivelbeleid
per 1 juni in werking treden, zoals is afgesproken.
Ook het rundvleesbeleid moet nog aanvaard wor
den, maar daar schijnen veel minder tegenstellirv
gen tussen de ministers over te bestaan. Wij wil
len dit keer niet meer op de problemen rond de
zuivel ingaan. Zij zijn voldoende beschreven en be
sproken. Wij hebben bovendien sterk het gevoel
(Zie verder Paff. 3.)