VRIJDAG 12 APRIL 1968
56e Jaargang No. 2926
ill
Officieel orgaan van de Maatschappij tot bevordering van Land- en Tuinbouw en Veeteelt in Zeeland
ill
pp
<-asen heeft voor velen een klank van prilheid, nieuwheid, jeugd. Tegen
die tijd is letterlijk en figuurlijk de poëzie aan de orde, de romantiek: éven
gfen we de wereld gestoffeerd met lammeren, kalfjes en fris groen. En er
gonzen zinnen door ons hoofd als: „terwille van de boer die ploegt bestaat
de wereld voortM
Oat is natuurlijk allemaal een wat vluchtige stemming, waarbij je niet al te
goed naar de werkelijkheid moet kijken, want die is anders. Vandaar
dat dat paasgevoel wat onwerkelijk is.
Terug in de werkelijkheid ontdek je dat die lieflijke stoffering er anders
uitziet: wolproduktie, bedreigde vleesprijzen, zuivelperikelen en graan
markt. En bovendien dat 't tegen die tijd voor ploegen wel wat rijke
lijk laat is.
De werkelijkheid, óók tegen de lente: een bedreigd voortbestaan.
Over dié werkelijkheid gaat het paasevangelie: over deze door duizend do
den bedreigde werkelijkheid, waar men zich op duizend wijzen tegen
tracht te beveiligen, beschermen, verzekeren en verdedigen. De wer
kelijkheid die ons lot is, en waarin wij op onze beurt noodlottig wor
den voor anderen, even noodwendig als die jaarlijkse terugkeer van
Aan dié werkelijkheid heeft Christus een dimensie toegevoegd: zichzelf. Daar
in is Hij ondergedoken, ondergaan. Daaruit is Hij opgestaan: een
nieuwe mogelijkheid geforceerd, een doorbraak door de noodlottige
wetmatigheden van natuur en geschiedenis, ten gunste van een nieuwe
wereld.
Sindsdien is de bestaande werkelijkheid voor ons niet meer maatgevend, ons
uitgangspunt is de werkelijkheid van de opgestane.
Niet terwille van de boer die ploegt is aan ons een toekomst gegarandeerd,
maar terwille van Jezus Christus. En in die gang van zaken mag ook
de boer een plaats krijgen, méé de oogst inhalen van het zelfoffer van
God, die als een graankorrel zich in deze aarde liet vallen, om voor
ons honderdvoudige vrucht te zijn: brood des levens.
Voor de héle aarde.
Biervliet Ds. G. F. H. KELLINGL