VEE EN VLEES
Welke stier?
Shetlandpony's van Tholen en St. Philipsland bijeen
Bij een grote wekelijkse aanvoer van slaehtvarkens
en een betrekkelijk geringe export, weet het varken
toch zijn weg te vinden. Hierdoor blijft het prijs
niveau vrij stabiel. Op de slachtveemarkt wordt een
verdere stijging van de prijs verwacht, waardoor de
105 van de oriëntatieprijs overschreden zal worden,
zodat de invoer uit derde landen niet met een extra
heffing belast wordt. Voorts verwachtte de voorzitter
van het Produktschap voor Vee en Vlees in de open
bare vergadering van 6 maart te Utrecht niet, dat
de E.E.G.-rundvleesverordening op 1 april a.s. in zal
kunnen gaan.
Grote binnenlandse consumptie varkensvlees.
In de afgelopen week hebben de inkooporganisaties
van de vleeswarenindustrie en de coöperaties de
basisprijs van 2,74 per kg geslacht gewicht voor de
1-A kwaliteit gehandhaafd. Men had algemeen een
prijsverhoging verwacht, maar de concurrentie onder
de kopers blijft groot, hetgeen er op duidt dat men
de slachtcapaciteit zoveel mogelijk wil benutten
om de kosten per eenheid te drukken. De binnen
landse afzet in de varkensvleesgroothandel verloopt
tegen dezelfde of iets lagere prijzen. De Franse
markt geeft nog steeds geen enkel prijsherstel te
zien, waardoor onze export ook weinig omvangrijk
is. Bij een aanvoer van rond 150.000 slaehtvarkens
per week, werden er slechts 12.500 geslachte varkens
uitgevoerd alsmede een kleine 400 ton onderdelen.
Van de import van Duits varkensvlees is thans niets
meer te bemerken. Mede door de grote binnenlandse
consumptie van varkensvlees weet de prijs zich te
handhaven. Belangrijke prijsstijgingen zijn op korte
termijn zeker niet te verwachten; eerder een prijs-
druk. Volgens de Steekproef van de landbouwpro-
duktie per 1 januari 1968 zijn er thans 14% slaeht
varkens en 18,5% biggen meer dan vorig jaar. De
Europese Commissie heeft overigens besloten de
exportrestituties bij uitvoer van varkensvlees naar
derde landen iets te verhogen, hoewel hiervan weinig
effect wordt verwacht.
Oplopende rundvleespryzen.
De slachtveemarkt ondergaat een gestadige prijs
stijging met prijzen tussen de 4,en 5,per kg
geslacht gewicht. Beneden 4,per kg is uitsluitend
inferieure kwaliteit te koop. De gemiddelde pakket-
prijs bedroeg de afgelopen week 2,35 per kg levend
gewicht of wel ruim 104% van de oriëntatieprijs.
Men verwacht een verdere prijsstijging, zodat de
derde-landenheffing zal komen te vervallen. Het is
opvallend dat de afgelopen week 520 ton rundvlees
uit België is ingevoerd, hetgeen meer dan het dub
bele is dan in de voorgaande weken. In België werd
echter geen derde landen heffing opgelegd, zodat
hier weer duidelijk sprake is van omleiding. Op de
vette kalverenmarkt weet de prijs zich maar amper
te handhaven hoewel de export toch 650 ton bedroeg,
hetgeen iets meer is dan vorig jaar in dezelfde week.
Opmerkelijk is dat de afgelopen week ook nog een
800-tal unchtere kalveren zijn uitgevoerd, waarvan
de helft naar België ging.
R.
(IV)
DE PRODUKTIE-INDEXEN
/N het vorige artikel hebben we over de doch
ter/moeder-vergelijking gesproken en op de
ftoodzaalc van een juiste beoordeling hiervan ge
wezen,.
Uit deze D/M-vergelijking zijn nu de „produk-
tte-indexen" te berekenen. Een goede omschrijving
van deze indexen is moeilijk te geven, toch willen
we een poging wagen. De produktie-indexen van
sen stier zijn getallen die de erfelijke aanleg voor
de produktie van een stier aangeven, welke zijn te
vergelijken met de erfelijke aanleg voor de produk
tie van een EERSTE kalfskoe. Met andere woorden:
het is de theoretisch berekende melk-vet- en eiwit-
produktie van een stier.
Stel bijvoorbeeld dat een stier een melkindex
heeft van 12.50. Nu kunnen we zeggen dat deze
stier een produktie aan kg heeft die gelijk is aan
die van een eerste kalfskoe die per normale lak-
tatieperiode 300 dagen) 12.50 kg melk per dag
geeft.
Voor de vet- en eiwitindexen geldt hetzelfde als
Voor de melkindex. Deze cijfers zijn dus ook te ver
gelijken met de erfelijke aanleg van een eerste
kalfskoe.
DE BEREKENING VAN DE INDEXEN
f\P vrij eenvoudige wijze kunnen we de indexen
van een stier berekenen. Hiervoor hebben
we echter de D/M-vergelijking nodig. Stel dat we
onderstaande D/M-ver gelijking van een stier kun
nen berekenen:
837 D 2.1 - 3944 - 4.20 - 316 - 166 - 12.48 - 524 -
[3.33 - 325
837 M 2.1 - 3948 - 4.06 - 318 - 160 - 12.42 - 504 -
[3.33 - 325
De vet- en eiwitindexen zijn hieruit op de vol
gende wijze te berekenen: vetindex 2 maal vet
gehalte Dochters - vetgehalte Moeders. (Vi 2D
M). In het voorbeeld dus 2 x 4.20 8.40 - 4.06
4.34. De eiwitindex is 2 x 3.33 - 3.33 3.33.
Het berekenen van de melkindex vraagt even
meer tijd en wordt als volgt gevonden:
Melkindex 2 x daggemiddelde Dochters - 1.7
maal het dag gemiddelde van de Moeders plus 7.7
(Mi 2 D - 1.7 M 7.7). In het voorbeeld:
Mi 2x 12.48 - 1.7 x 12.42 24.96 - 21.114 3.846
Mi 3.846 7.7 11.546
11.546 wordt afgerond op 11.55
De indexen van deze stier zijn dus: 11.55 - 4.34 -
3.33 en zijn te vergelijken met een eerste kalfskoe
die per dag 11.55 kg melk met 4.34 vet en 3.33
eiwit produceert.
DE BEOORDELING VAN DE INDEXEN
jyiJ de beoordeling wordt uitgegaan van een
melkindex van 11.00 en een vetindex van
3.90. Dat wil zeggen dat de kans groot is dat de
dochters van een stier op ongeveer 2-jarige leef
tijd gemiddeld 11 kg melk per dag met 3.90 vet of
429grammen vet per dag zullen produceren.
Gemiddeld produceren eerste kalfskoeien in
Nederland per dag ongeveer 430 grammen vet. Om
deze grammen vet te handhaven zullen de stieren
een erfelijke aanleg moeten hebben die hieraan ge
lijk is. Als de vetindex hoger is dan 3.90 mag de
melkindex dus wat lager zijn dan 11.00 en omge
keerd. We krijgen dan het volgende overzichtje:
melkindex vetindex vetgr./dag
11.40 3.80 433
11.00 3.90 429
10.80 4.00 432
10.50 4.10 431
Tot slot zullen we nog enkele indexen beoordelen.
Allereerst de indexen uit de bovengenoemde D/M-
ver gelijking. Deze waren 11.55 - 4.34 - 3.33. Deze
stier heeft een erfelijke aanleg die ver boven de
430 gr. vet per dag ligt en is dus gunstig, de eiwit
index is gewoon. De melk wordt goed op peil ge
houden en het vetgehalte flink verhoogd. We kun
nen dus zeggen dat deze stier een goed verervende
stier is.
Als tweede nemen we een stier die de produktie
noch verhoogt noch verlaagt. De indexen zijn 10.90
- 3.94. We zien dat deze stier de produktie precies
handhaaft. Over het algemeen zullen we zo'n stier
gerust kunnen gebruiken, tenminste wat betreft de
produktie.
In een volgend artikel zullen we de melkbaar-
heidgegevens nader bekijken.
W. G. HEIJ, assistent R.V.V.D.
mr
"17 OOR de slechte weersomstandigheden op 8 de-
cember jl. waren de eigenaars van Shetland
pony's op Tholen en St. Philipsland niet in staat om
met hun dieren naar de Prov. Shetlandponykeuring
te Goes te komen.
In verband hiermede was op vrijdag 16 februari
te Oud-Vossemeer een keuring georganiseerd door de
leden van Tholen en St Philipsland van het Shet-
landponystamboek.
Tijdens deze keuring werden merriën van 3 jaar
en ouder gekeurd voor inschrijving in het Stamboek.
In totaal werden 16 pony's aangevoerd (in Goes:
20). Vijf merriën werden in het Stamboek opge
nomen, terwijl er 3 moesten worden afgekeurd. Eén
vanwege te weinig type en twee vanwege een af
wijking. Van de 11 merriën die voor primering in
aanmerking konden komen werden er 7 geprimeerd.
De 3-jarige merriën komen bij stamboekkeuringen
niet in aanmerking voor primering.
In de rubriek merriën, geboren in 1966, werden
3 dieren voorgebracht. Zij behaalden alle een twen-
terpermie. Dit waren: 1. Bonny van de Oosthoeve,
van A. M. van Engelen te Oud-Vossemeer; 2. Bar
bara van Hollair, van M. P. van Engelen te Oud-
Vossemeer; 3. Bianca van Boumanslust, van L. J.
Vermaas, St. Maartensdijk.
In de rubriek, merriën geboren in 1965, werden
dieren voorgebracht, waarvan er vier in het Stam
boek werden ingeschreven. Xantippe van Anna Ja-
coba, van Jac. van Gastel te St. Philipsland, geboren
in 1964, werd ingeschreven in S en kreeg een 3e
premie. Van de oudere merriën konden 3 van de 4
voorgebrachte dieren geprimeerd worden. Dit waren:
1. Viooltje van 't Klokkeland, van A. M. van Engelen,
Oud-Vossemeer, lie premie; 2. Willy van de Midden
hoeve, van M. P. van Engelen, Oud-Vossemeer, lie
premie; 3. Tanja van Balveren, van L. Boudeling,
Anna Jacobapolder, Ille premie.
"T)E kwaliteit van het aangevoerde materiaal
stemde tot tevredenheid. De geprimeerde
pony's waren goed van type en waren over het al
gemeen in goede conditie. Het beenwerk vertoonde
nogal enige variatie. Twee merriën moesten afge
keurd worden vanwege de benen, één met een af
wijking en één met te fijn beenwerk. Een belangrijk
punt dat toch wel speciale aandacht verdient is de
hoefverzorging. Deze liet bij enkele merriën wel wat
te wensen over. Een goede hoefyerzorging is een
belangrijk onderdeel van de algehele verzorging van
de pony. Wanneer de hoefverzorging van jongs af
aan wordt bijgehouden kan dit bijdragen tot kor-
rektie van eventuele iets afwijkende beenstanden.'
Bij verwaarlozing zal de beenstand alleen maar ver
ergeren.
TN vergelijking met de rest van Zeeland kan
A gesteld worden dat de fokkers op Tholen en
St. Philipsland momenteel over een redelijke basis
van vrouwelijk fokmateriaal beschikken. Om de
fokkerij van Shetlandpony's in onze provincie op
een goed peil te houden zal het nodig zijn te be
schikken over goede dekhengsten, immers de hengst
is de helft van de fokkerij. Doordat echter het aan
tal te dekken merriën in Zeeland gering is en de
afstanden groot zijn is de exploitatie van een goede
dekhengst moeilijk.
Het is daarom van het allergrootste belang dat er
een goede samenwerking bestaat tussen de hengsten-
houders onderling, opdat zij gezamenlijk het belang
van de Shetlandponyfokkerij in Zeeland zo goed
mogelijk kunnen dienen, j j ZONDERLAND.
INKRIMPING PERSONEEL PRODUKTSCHAP VEE EN VLEES -
Ingevolge een efficiency-onderzoek besloot het
produktschapsbestuur de structuur van het secre
tariaat geheel te wijzigen en de administratieve
gang van zaken op een aantal afdelingen aanmer
kelijk te vereenvoudigen. De secretariaatwerk
zaamheden zijn thans verdeeld over 14 afdelingen,
terwijl dit zal worden teruggebracht tot 6 afdelin
gen. Het gebruik van de onlangs gemoderniseerde
mechanische administratie leidt eveneens tot een
aanmerkelijke kostenbesparing. Een en ander re
sulteert in het terugbrengen van het aantal perso
neelsleden van 45 tot 32. Dit zal overigens gelei
delijk moeten plaats vinden, hoewel men wel van
plan is een aantal oudere personeelsleden ver
vroegd te laten afvloeien. Het financieel gunstige
effect zal echter niet meteen merkbaar zijn om
dat het af te vloeien personeel recht heeft op een
wachtgeldvoorziening die echter wel over een aan
tal jaren aflopend is. Zowel de reorganisatie als
het minder frequent vergaderen wijst op een reëel
en slagvaardig beleid van het bestuur. Als de ge
tijden veranderen, moet men de bakens verzetten!
R.