Zaaiklaarmaken van bietenland De chemische onkruidbestrijding in de uieteelt 7 J. T. ANDRINGA R. L.V.D. Goes. V Meerjarige proeven in Zeeland hebben aange toond dat de tweede helft van maart het meest ge schikt is om suikerbieten te zaaien. Over enkele da gen is het dus zo ver. Uiteraard zal de grond vol doende droog moeten zijn om grondbewerking en zaaien met sukses uit te voeren. Het doel van de grondbewerking is om gunstige voorwaarden te maken voor de kieming en de groei van het gewas. Om verschillende redenen stellen zowel het huidige precisiezaad als de zaaimachines hoge eisen aan het zaaibed. De gehele grondbewer king in het voorjaar dient gericht te zijn op het maken van een goed verkruimelde toplaag die rust op een gesloten ondergrond. De toplaag dient slechts enkele centimeters dik te zijn en bovendien vlak te liggen. DE UITVOERING Het gestelde doel kan op velerlei wijze en met diverse werktuigen worden bereikt. Het vooraf gaande ploegen eventueel gevolgd door een na bewerking zal daar een grote invloed op hebben. Steeds hebben we in het voorjaar te maken met grond die veel vocht bevat; daardoor is de kwets baarheid groot. We moeten daarom rekening hou den met een grote gevoeligheid voor struktuurbe- derf en alle vormen van druk die op de grond wor den uitgeoefend (wielsporen, aantal bewerkingen). Daarom zullen de noodzakelijke bewerkingen bij voorkeur zoveel mogelijk beperkt blijven. Boven dien zal de grond redelijk droog moeten zijn. EGALISEREN EN VERKRUIMELEN Met behulp van verschillende werktuigen zal een goed zaaibed gemaakt kunnen worden. Alle bewer kingen beogen eigenlijk een tweeledig doel, n.l. egaliseren en verkruimelen. Het gelijk maken is van minder betekenis indien goed gesloten ploeg- werk heeft plaatsgevonden. - K Een eg met veel en korte tanden leent zich uitstekend voor het zaaiklaar maken van bietenland. Door een mogelijk grote werkbreedte kan een grote oppervlaktekapaciteit worden bereikt. Vel© bietenpercelen worden in het voorjaar te diep bewerkt Vooral voor zwaardere gronden is dit ongunstig; de toplaag heeft dan geen verbinding meer met de ondergrond en droogt gemakkelijk uit. Ook het bietezaad komt droog te liggen zodat van een maximale veldopkomst geen sprake meer kan z(jn. Bietezaad is een fijn zaad dat om iep ge zaaid moet worden. Een goed kontakt tussen zaad en grond is gewenst. Daarom is een behoorlijke verkruimeling nodig die vooral ook regelmatig moet zijn. Maak de grond niet te fijn Hoe fijner de grond gemaakt wordt, hoe groter de kans op dichtslempen en struktuurbederf. Bietezaad vraagt om vocht (door kapillaire opstijging) en lucht. On rO»n*c.on waar gezaaid wordt, verrichten de zaaielementen een extra grondbewerking (steunwieien, kouters, toestrijkers, drukrollen). Dit betekent dat op de meest kritieke plaatsen de grond inderdaad te fijn kan worden. Bij het zaaiklaar maken kan men daar rekening mee houden. WERKTUIGEN Om het gewenste doel te bereiken zijn vooral de werktuigen met veel en ondiep werkende tanden het meest aan te bevelen. Zowel kromtand-, dui zendpoot-, scharnier- en boxereggen zijn hier op zijn plaats als de tanden maar niet te lang zijn. Ook aangedreven eggen zijn goed bruikbaar als do tandlengte maar niet te groot is. Overigens zijn met aangedreven eggen nogal wat teleurstellingen voorgekomen omdat de grond te diep losgemaakt was. Dit wordt meestal minder snel opgemerkt dan bij getrokken werktuigen. De tanden mogen slechts enkele centimeters (±5) aan de onderzijde van de wrijfplaten uitsteken. Veel perspektief zit hier wellicht niet in. Weliswaar kan men hiermee in één bewerking het bietenblad zaaiklaar maken. De werkbreedte is echter veelal beperkt tot ca. 3 meter en de opper vlaktekapaciteit niet groot. Als met een getrokken werktuig tweemaal moet worden gereden en de werkbreedte is daarbij tweemaal zo groot, dan zal 't aantal wielsporen even groot zijn. Tussen de eer ste en de tweede bewerking kan de grond reeds wat opdrogen zodat praktisch op hetzelfde tijdstip met zaaien kan worden begonnen. Tenslotte kan worden gezegd dat met verschillen de werktuigen onder uiteenlopende omstandighe den zeer goede resultaten mogelijk zijn. Een ideaal zaaibed voor bieten is een dunne, goed verkruimel de toplaag die rust op een voldoende gesloten, vas te ondergrond. D. HOEK Stichting Nederlandse Uien-Federatie, Voor de chemische onkruidbestrijding in uien is het noodzakelijk een onderscheid te maken tussen gezaaide en geplante uien. Onder het begrip ge zaaide uien worden verstaan zaai-uien, zilveruien, picklers en le jaars plantuitjes. Met de geplante teeltvorm wordt de teelt van 2e jaars plantuien bedoeld. Voor de bestrijding van het onkruid in alle ge zaaide teeltwijzen kan volgens dezelfde richtlijnen en met dezelfde middelen worden gewerkt. Bij deze teeltwijze is de bestrijding van het onkruid zowel voor als na de opkomst noodzakelijk. Gezien het feit dat de onkruidbestrijding na de opkomst thans nog niet aktueel is, zal wat betreft de gezaaide uien in dit artikel alleen de onkruidbestrijding voor de opkomst worden behandeld. In tweedejaars plantuien wordt nimmer voor het planten van chemische onkruidbestrijdingsmiddelen gebruik gemaakt, doch eerst kort na het. planten met de onkruidbestrijding begonnen. Gezaaide uien Voor de bestrijding van het onkruid voor de op komst van het gewas worden de laatste jaren alge meen bodemherbiciden gebruikt. Hoewel de toe passing van dit type middelen vooral uit een oog punt van arbeidsbesparing voordelen biedt boven de in het verleden gebruikte kontaktmiddelen, zijn hiermede zeker nog niet alle problemen rond de onkruidbestrijding opgelost. De bodemherbiciden, die via de grond de kiemende onkruiden moeten doden, hebben voor een effektieve werking een bepaalde hoeveelheid vocht nodig. Een optimaal bestrijdingseffekt kan dan ook alleen wor den verwacht als gespoten wordt op vochtige, on- streden. Zo zijn meidesoorten, klein kruiskruid en melkdistel minder gevoelig voor dit middel. Ramrod Dit middel moet eveneens op onkruidvrije grond worden gespoten. De dosering bedraagt 7 kg per ha. Ten aanzien van het tijdstip van toepassing gelden dezelfde richtlijnen als voor Alicep. De werkingsduur van Ramrod is korter dan van Alicep. De kans op gewasbeschadiging bij toepassing van Ramrod is echter aanzienlijk kleiner dan bij gebruik van Alicep. Om deze reden is het gebruik van Ramrod niet gebonden aan de zwaarte van de grond. Hoewel ook voor een goede werking van Ramrod neerslag vereist is, stelt dit middel toch minder hoge eisen aan de vochttoestand van de grond dan Alicep. Daar de teelt van uien voornamelijk plaatsvindt op de lichtere gronden zal men in de meeste gevallen aan het gebruik van Ramrod de voorkeur moeten geven. Evenals Alicep doodt ook Ramrod niet alle on kruidsoorten. De onkruiden zwaluwtong, varkens gras en witte krodde worden dikwijls onvoldoende bestreden, terwijl ook muur en perzikkruid minder gevoelig zijn voor dit midd<-° (Zie verder pagina 8.) kruidvrije grond en als na de bespuiting voldoende neerslag valt. Abnormaal zware regenval na het spuiten doet daarentegen de kans op gewasbeschadi ging toenemen. Indien na de bespuiting niet voldoende neerslag valt, is de werking van de bodemherbiciden over het algemeen onvoldoende en zal er toch onkruid tot ontwikkeling komen. Onder dergelijke omstan digheden is het raadzaam om kort voor de opkomst van de uien nog een bespuiting met en kontakt- middel (b.v. Reglone of Gramoxone) uit te voeren. Voor de bespuiting voor de opkomst van het gewas kunnen worden gebruikt Alicep, Ramrod en midde len op basis van DEXD of Dimexan OMU+BIPC. Alicep Van dit middel moet 3 - 4 kg worden aangewend op onkruidvrije grond. Spuiten is mogelijk van kort na zaaien tot uiterlijk een week voor opkomst. Daar de kans op gewasbeschadiging het grootst is op lichtere gronden, is dit middel alleen vrijgegeven voor gronden met meer dan 25% afslipbare delen. Ook wordt Alicep niet aanbevolen voor gronden met meer dan 3% humus. Op deze grondtypen kan het bestrijdingseffekt van dit middel tegenvallen. Voorts is het nog van belang te weten, dat niet alle onkruiden afdoende met Alicep worden be

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1968 | | pagina 7