Het netto-overschot van landbouwbedrijven
Nieuw type ambtenaar
Wist l] dat
INGEZONDEN
QUO VADIS,
EXCELLENTIE Dr. S. L. MANSHOLT
Het is lang geleden, Excellentie, dat wij het her
stel van de oorlogsinundaties bespraken. Het was
in Hotel Meyer in Middelharnis en wij waren het
goed eens. Ik heb aan dit gesprek de beste her
inneringen behouden. In de loop der jaren weken
onze wegen uiteen.
U, Excellentie, leerde continentaal, ja zelfs mon
diaal denken; ik provinciaal en landelijk. Tijdens
uw vluchten ziet U het land van de boer, zoals ik
mijn moestuin. Tijdens uw vaarten dit land als een
streep, zonder achtergrond. In beide gevallen een
vertekend beeld evenwel.
Dat land, Excellentie, zie ik in gezelschap van de
boer of vanaf de wegen die het doorsnijden. Even
zeer een vertekend beeld kunt U opmerken. Ik heb
daar geen bezwaar tegen. Waar ik wel bezwaar
tegen heb is, dat de confrontatie van beide beel
den door U is nagelaten. Daardoor geeft uw be
toog op 16 februari j.l. voor de Groninger Maat
schappij van Landbouw een vertekend beeld van
de feitelijke situatie, waarin de toekomstige is op
gesloten.
Voor mij liggen een viertal recente studies, deels
door de Rijkslandbouwvoorlichting in samenwer
king met Zeeuwse practici, deels door deze instel
ling zelf vervaardigd. Uit deze studies blijkt onder
meer dat samenwerking tussen gelijksoortige be
drijven het netto-overschot per ha aanzienlijk ver
hoogt. De doelmatigste bedrijfsorganisatie blijkt
zijn begrenzing te vinden in de capaciteit van de
grotere oogstmachines. Bij toename van de opper-
vlakte wordt zij daarom vrij spoedig bereikt.
Nu ben ik van mening dat deze gefundeerde
conclusies reële mogelijkheden bieden en verdere
ontwikkelingen volledig open laten. Dit kan niet
zonder voorbehoud van uw uitspraken gezegd wor
den. Waar wij voor beducht moeten zijn is zelfge
noegzaamheid, die tot verstarring leidt. Daarvan
is in de Nederlandse landbouw geen sprake. In
tegendeel; er is volop discussie.
Quo vadis, waar gaat U heen, Excellentie?
Excellentie, we zouden elkaar weer eens moe
ten spreken. Bij voorkeur nè het zaaien, dan kun
nen de Zeeuwse practici er ook bij zijn.
C. W. C. VAN BEEKOM.
BRON
^Samenwerking Noord-Beveland". Ver.
voor Bedrijfsvoorlichting „Noord-Beveland"
en Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst te Goes.
December 1965.
Oriëntatie naar mogelijke kombinaties
van arbeid, mechanisatie en bouwplan".
Werkgroep Zuidwestelijk zeekleigebied van
de Rijks Landbouwkonsulentschappen, Rijks-
landbouwkonsulentschap voor Bedrijfsvraag-
stukken en Proefstation Akker- en Weide-
bouw. Februari 1967.
„Mogelijkheden voor een eenvoudig bouw
plan voor het grotere bedrijf op Noord-Beve
land". Ver. voor Bedrijfsvoorlichting Noord-
Bevelanden Rijkslandbouwvoorlichtings-
dienst te Goes. April 1967.
„Onderzoek naar enkele aanpassingsmoge
lijkheden van het middelgrote akkerbouw
bedrijf". Ver. voor Bedrijfsvoorlichting
Noord-Bevelanden Rijkslandbouwvoor-
lichtingsdienst te Goes. Januari 1968.
VLASTOESLAG 1968 BELANGRIJK VERHOOGD
De Minister van Landbouw en Visserij heeft de
viastoeslag voor de oogst 1968 na overeenstem
ming met het Landbouwschap vastgesteld op 320
per ha.
Vergeleken met de oogst 1967, toen deze toe
slag f 232 per ha bedroeg, betekent dit een ver
hoging van bijna 90 per ha.
Bij het vaststellen van deze toeslag heeft de
minister mede in aanmerking genomen dat het on
derzoek, dat op gezamenlijk initiatief van de Land
bouw en de vlassers wordt ingesteld naar de mo
gelijkheden van nieuwe en rationeler bewerkings
methoden, belangrijke financiële offers van het be
trokken bedrijfsleven vraagt, die in de huidige om
standigheden alleen kunnen worden bestreden
door een nog nader te bepalen deel van de toe
slag voor dit onderzoek te bestemmen. De uit
voeringsregeling blijft in beginsel gelijk aan die
van vorige jaren.
BOERENBEDRIJVEN met overwegend betaalde
aroeiuskracmen Kunnen per hectare een groter
neito-oversciiot en per Deuryi een groter arueias-
inKomen voor de ooer benaien aan Deuryven waar
het werk in nooiuzaak aoor net boerengezin geaaan
wordt, net b. E. 1. heeit aat ungereKenu. net neett
een vergelijking tussen cie luianciëie uitkomsten
van betue soorten oeurijven gemaaKt op verzoek
van de A. N. A. B. Deze oond wnue me rover geïn
formeerd zijn, omuat ny net bij ae vrye ioonpouuek
nodig acnt, Dy het stenen van looneisen te letten
op ue uitkomsten van bedrijven waar xanaarbeiaers
werkzaam zijn.
Het D. E. i. pleegt in zijn rentabiliteitsberekenin-
gen ae arbeid, zowei van betaalde lanuarbeiuers als
van boer en meewerkenae gezinsieuen, aan ae kos
tenkant op te nemen op basis van V. A. O.-ionen.
Voor uit vergelijkend onuerzoek heeit het ae grens
getrokken tussen beurijven waar minaer resp. meer
aan een aerue van ue arbeidskosten betrekking
heeit op landarbeiders. De vergelijkingen weruen
gemaakt per categorie bearijven en per landbouw
gebied.
Onaer „netto overschot" wordt verstaan het ver
schil tussen enerzijos de opbrengsten, anuerzyds de
kosten ïnciusiei ue oeioning voor aroeia van boei'
en zijn gezmsieden. Met „arbeidsinkomsten van ae
boer uat wat de boer ontvangt voor zyn handar
beid, voor de bearijisieiamg en voor zijn onaerne-
mmgsrisico.
Het L. E. I. heeft voor deze vergelijking van de
gegevens gebruik gemaakt van de beuryxsuiikom-
sten 60/öl t/m t>5/uti van de zgn. L. E. JL.-Deary ven
voor weide- en akker bouw bearijven in verschillen
de gebieaen. Zo zyn bij de akkerbouwoedryven on
der meer onaer ae loep genomen Noora-nouand en
het Zuiawestelijke zeekleigebied. In Noord-Houand
en het Zuidwesteiijke zeekleigebied was het netto
overschot op de „ianaarbeideis"-bedrijven de laat
ste vier jaren gemiddeld 90 per hectare hoger aan
op de „gezins -bedrijven. Daardoor, en ook door
een grotere oppervlakte cultuurgrond, was ook het
arbeiasinkomen van de boer het grootst op de
„landarbeiders"-bedrijven. Voor 19ö5/'66 waren de
cijfers: „gezin", 28,9 ha, 20.900,„Landarbeiders"
3b ha. 29.230,—.
r)T zover heel in het kort enkele summiere gege
vens uit deze L. E. I.-publikatie, waarin in ver
schillende bijlagen de noaige cijfers zijn verwerkt.
Gegevens die, gezien het cijfermateriaal waarover
het L. E. I. beschikt, op goede gronden verwerkt
zullen zijn. Een vluchtig doornemen van deze studie
doet wel de vraag rijzen of de vergelijkingsbasis wel
geheel juist is.
Uit een studie, bijvoorbeeld van één der rationali
satiekernen in het Zuidwesten, bieek dat onder
praktisch gelijke omstandigheden, het verschil in
netto-overschot tussen een goed en een slecht geleid
bedrijf tot 900 per ha kon uiteenlopen. De vakbe
kwaamheid en het initiatief van de betreffende on
dernemer bleek in deze doorslaggevend te zijn. Dit
werd dan ook teruggevonden in het gunstige netto
resultaat.
Verder wordt bij de calculaties van het L. E. I. de
handenarbeid van de ondernemer geschat. Er moet
op een agrarisch bedrijf heel wat werk buiten de
werkuren gedaan worden, uren die vaak niet ..ge
schreven" zullen worden. Tenslotte is de bedrijfs-
grootte bepaald van invloed op het verkregen netto
overschot. Onder meer kan op een bedrijf van 36 ha
economischer gebruik worden gemaakt van ver
schillende werktuigen dan op een bedrijfsgrootte
van 28,9 ha. Vergelyking van verschillende groot
heden kan tot minder juiste gevolgtrekkingen
aanleiding geven. Zou dit niet mede van invloed op
de gevonden netto-overschotverschillen kunnen
zijn?
BI.
Wij lazen in het tijdschrift
„Het Beste" een uitspraak van
de grote Engelse econoom
Parkinson, welke wij onze
lezers niet willen onthouden.
Laten wij deze wijze woorden,
ook in eigen omgevinggoed
ter harte nemen!
de L.
C. Northcote Parkinson, de opsteller van de Wet
ten van Parkinson („Werk breidt zich zodanig uit
dat de beschikbare tijd wordt gevuld" en „Iemands
uitgaven houden altijd gelijke tred met de stijging
van zijn inkomen"), komt in een artikel, geplaatst in
een bijlage van de Londense Times, tot de conclusie
dat men thans bezig is de bureaucraat die „nee" zegt
op elk voorstel, te vervangen door een geraffineer
der en doeltreffender soort ambtenaar:
de op-de-lange-baan-schuiver.
De op-de-lange-baan-schuiver zegt geen „nee"
tegen een nieuw idee. Hij vormt een kommissie op
het te bestuderen. De kommissie stelt een ontwerp
voorstel op en hevelt de diverse onderdelen ervan
over naar „subkommissies die zich moeten bezig
houden met de juridische, financiële, cynische, tech
nische, politieke, hysterische, statistische, onuitvoer
bare en habituele aspecten van het plan." Gerugge-
steund door de aldus verworven inzichten geeft de
kommissie een interim-rapport uit dat wordt voor
gelegd aan een kommissie van onderzoek. Dit lichaam
zal na ongeveer zes jaar bijeenkomen en uiteindelijk
procedures opstellen om te beslissen of het al dan
niet zin heeft verder te gaan. Als het zover is, heeft
de op-de-lange-baan-schuiver het spel gewonnen
zonder één enkele keer „néé" te hebben gezegd. „Dat
het verzamelen van feitenmateriaal aldus dient ter
^vervanging van het nemen van beslissingen is alge
meen bekend", verklaart Parkinson. „Wat we niet
inzien is dat het verzamelen van feitenmateriaal ook
een vervangingsmiddel is voor denken".
minder
TJET zeer interessant kan zijn om bepaalde cij-
fers en getallen van twee verschillende pe
rioden eens te vergelijken? Zo worden ieder jaar,
meestal in maart, cijfers verstrekt inzake de op
brengst van onze Nederlandse belastingen over het
afgelopen jaar. We willen hier eens enkele cijfers
laten volgen over de jaren 1966 en 1967. Hier volgt
eerst een tabel over de z.g. kohierbelastingen, alles
in miljoenen guldens.
minder
III.
1966
1967
meer
Invoerrechten
807
824
17
Omzetbelasting
3400
3913
513
Benzine en olieaccijns
1108
1328
220
Tabaksaccijns
712
817
105
Alcohol-, bier- en wijnaccijns
394
437
43
Suikeraccijns
101
102
1
Zegel-/registratierechten
330
314
16
Motorrijtuigenbelasting
382
470
88
Totaal
7234
8205
987 16
Als we nu de totalen der drie groepen samen tel-
I.
1966
1967
meer
len vinden we.
1966
1967
meer
Inkomstenbelasting
3586
4169
583
Vennootschapsbelasting
1927
2076
149
I. Kohierbelastingen
5920
6726
806
V ermogensbelasting
186
202
16
11. Bel. Ink./Winst/verm.
4409
4961
552
Grond belasting
140
141
1
III. Kostprijsverh. bel.
7234
8205
971
Personele belasting
81
138
57
806
Algeheel totaal
17563
19892
2329
Totaal
5920
6726
In de tweede plaats een overzicht over beide ja
ren maar dan betreffende de niet-kohierbélastin-
gen.
Belastingen op inkomenwinst en vermogen (in
miljoenen guldens).
minder
II.
1966
1967
meer
Loonbelasting
3768
4360
592
Dividendbe lasting
384
350
34
Commissarissenbelasting
31
32
1
Kansspelbelasting
3
4
1
8
Successierechten
223
215
Totaal
4409
4961
594
42
rENSLOTTE nog wat meer samengedrongen
een overzicht van de kostprijsverhogende
belastingen weer in miljoenen guldens.
Nu is het niet onze bedoeling om uitvoerig bij de
diverse posten van deze tabellen stil te staart
Niet dat deze niet belangrijk genoeg zouden zijn
maar de korte stukjes van deze rubriek lenen zich
daar minder goed voor.
Duidelijk zien we wel dat in totaal ongeveer 2,3
miljard gulden meer is ontvangen in 1967 dan in
1966. Deze tabellen geven voor ons kleine land wel
enorme bedragen te zien.
Tevens blijkt het grote verschil tussen de diverse
belastingen. Let eens op Inkomstenbelasting en de
grondbelasting.
We hebben reeds meermalen betoogd dat zowel
de grondbelasting als de vermogensbelasting eigen
lijk uit de tijd zijn.
Uit deze tabellen blijkt hun betrekkelijke onbe
langrijkheid. In 1967 bedroeg deze belasting tesa-
men 1,72 van het algehele belasting-totaal. Bo
venstaande tot „leringe en vermaak" van onze
lezers.
MEIJERS.
s