Aspecten van de aardappelteelt Van het C.O.P.A. (Vervolg van pag. 10) daad al over gepraat). Maar op korte termijn zou in elk geval de heffing op alle plantaardige vetten voor menselijke consumptie er moeten komen en wel ter hoogte van 45 cent per kg vet. (Het oude Raad- besluit zou op 10 cent neerkomen). Het standpunt van de Nederlandse landbouworga nisaties is altijd geweest, dat er een matige heffing op margarine gelegd zou (fienen te worden. RUNDVLEES Tegelijk met de basisregeling voor de éne, vrije markt van zuivelprodukten moet die voor slacht- runderen, slachtkalveren en afgeleide produkten er komen. In de ontwerp-rundvleesregeling wordt veel van wat we nu al kennen, voor de toekomstige gemeen schappelijke markt gehandhaafd: oriëntatieprijzen voor slachtrunderen en slachtkalveren en aan de buitengrens douanerechten plus hele, halve of geen aanvullende invoerheffingen. Vooral twee dingen maken de rundvleesregeling interessant, n.l. de bodem in de markt voor rund vlees (zgn. interventieregeling) en de speciale invoer regeling voor bevroren rundvlees. Wat de interventie betreft, wordt voorgesteld nader te bepalen kwalitei ten in de hele E. E. G. aan te kopen, als de gemiddelde E. E. G.-marktprijs beneden 93 van de oriëntatie prijs daalt. Maar als de marktprijs beneden 98 is, kan daar regionaal al mee worden begonnen als er gens de marktprijs voor bepaalde kwaliteiten tevens beneden de aankoopprijs is gezakt. Al die categorieën, kwaliteiten en aankoopprijzen moeten dan nog nader worden vastgesteld. Het C. O. P. A. is het in principe wel eens met die interventie in twee étappen, maar zou de zekerheid willen hebben, dat de aankoopprij zen altijd op het 93 %-peil zouden liggen. Tot nu toe gold voor bevroren vlees in beginsel dezelfde regeling als voor vers vlees, zij het dat ge regeld voor bepaalde contingenten fabrieksvlees de invoerbelasting werd verminderd. Voorgesteld wordt nu om enerzijds de bescherming aan de buitengrens voor alle bevroren vlees meer duurzaam te maken door een vaste drempelprijs te hanteren. Anderzijds zal dan voor fabrieksvlees in bepaalde tijden de hef fing kunnen worden geschorst. Het C.O.P.A. zal in beginsel deze regeling wel aanvaarden, maar zou graag meer willen vastleggen over de voorwaarden van die schorsing van heffingen bijv. afhankelijkheid van de marktsituatie en/of koppeling aan de afzet van E. E. G.-voorraden. In de Ministerraad ligt ook de rundvteesregeling niet gemakkelijk. Er zijn eigenlijk twee kampen: Nederland én Duitsland willen liberaler en dt anderen strakker te werk gaan dan de Commissie voorstelt. MOTIE VAN DE C. O. P. A. Op 7 maart j.l. kwamen bet presidium en de alge mene vergadering van het C.O.P.A. bijeen om hirs goedkeuring te hechten aan de werkstukken van hun adviescolleges. In plaats van met verschillende stuk ken vond men het juister om met een kort stuk, dal de hoofdzaken behandelt, naar buiten te treden. De rundvlees- en de consumptiemelkregeling heeft men voorlopig maar even laten rusten. In een soort motie zijn alleen de belangrijkste zaken met betrek king tot de zuivel en de onderlinge verhouding van de vetsoorten aan de orde gesteld. Hierboven zijn ze successievelijk al weergegeven. De C. O. P. A.-leiding komt liever niet met verdeeld standpunt naar buiten en daar is de tekst van de motie dan ook op afge* stemd. Voornaam punt in de C. O. P.A.-uitspraak is de af wijzing van elke verlaging erf bevriezing van de melk- richtprljs en de boter- inleveringsprijs. Het C. O. P. A. heeft er waarschijnlijk goed aan gedaan om zh,h op dit moment tot de hoofdzaken te beperken. (Vervolg van pag. 17) Op verschillende bedrijven wordt aan de aardappelen een hogere foefaat- gift gegeven als volgens de norm van het verstrekte bemestingsadvies nood zakelijk is. Dit kan da#i bedoeld zijn als een voorraadbemesting. Het is een methode die financieel bezien goed mogelijk is, omdat men bij aardappelen beter betaald wordt voor de fosfaatbemesting dan bij granen. Wel moet men bedenken dat bij hoge opbrengsten (45 ton en meer aard.) toch reeds royaal bemest moet worden, want het advies geldt bij normale opbrengsten. Dit geldt ook voor andere gewassen. Kali. Een gewas aardappelen van 30 ton per ha onttrekt 166 kg K20 aan de grond, by een opbrengst van 45 tem per ha is dit 248 kg K20 per ha. Ten gevolge van nieuwere inzichten is de norm voor de kalibemesting bij aard appelen vrij drastisch verhoogd. Volgens deze nieuwe norm is in onderstaand schema het gevonden kaligetal van het grondonderzoek met de daarbij ge adviseerde hoeveelheid K20 vermeld. Kaligetal tot 11 11—12 13—15 16—20 21—26 27—3* 34 op Waardering zeer laag laag vrij laag voed vrij hoog hoog zeer hoog Geadviseerde hoeveelheid in kg per ha 380 330 280 230 170 110 60 kg zuivere Kali Chloor aanwezig in Kali 40 Kali 60 Opbrengstderving in kg aard. p/ha by uitstr. van Kali 40 Kali 60 nov. febr.-mei nov. febr.-mei 100 200 300 125 250 375 80 160 240 0 400 700 400 800 1100 0 100 400 250 500 800 GRONDBEWERKINGEN DE WERKTUIGEN 2. 3. De kali dient tijdig gegeven te worden. Er bestaat wel een duidelijk ver schil tussen de aanwending van kali 60 patentkali of zwavelzure kali. Chloor dat in een vrij aanzienlijke hoeveelheid in de chloorhoudende kali meststoffen voorkomt heeft een onprettige eigenschap. Hierdoor kunnen n.L vrij aanzienlijke opbrengstdervingen worden veroorzaakt, zoals uit het volgende staatje blijkt. Er bestaan verschillende werktuigen en werkwijzen om het gestelde doel te bereiken. Afhankelijk van de grondsoort en de mate van bewerkbaarheid zal hieruit een keuze moeten worden gemaakt. 1. Kromtandeggen met een tandlengte van 15 tot 17 cm. By te diep werken dienen één of méér rijen tanden omgekeerd te worden. Door de heen en weer gaande bewegingen bestaat het risico dat de grond niet overal even diep bewerkt wordt. Duizendpooteggen met een tandlengte van 17 cm, deze kunnen zonodig nog extra belast worden. Kultivatoren met verkruimelrollen, het gebruik hiervan is beperkt tot de gemakkelijk bewerkbare gronden. By het gebruik van kromtandeg en kultivator is een te diepe grondbewerking direkt zichtbaar. De kromme tanden brengen dan n.L direkt natte grond naar boven. Lely Boxereg, deze vraagt op zware grond veel trekkracht De mogelijk heden van gebruik moeten worden gezien tussen het gebruik van krom tandeggen en duizendpooteggen enerzijds en aangedreven eggen ander zijds. Voor goed bewerkbare gronden zijn ze toch wel universeel bruik baar. Aangedreven eggen in verschillende uitvoeringen van 2 tot 4 balken met tanden en in prys variërend van 2000,tot 5000,Ze kunnen voor zien zijn van: a. vertikaal staande rechte tanden; b. iets slepend staande rechte tanden. By deze aangedreven eggen is het niet te zien of men t« diep werkt Bewerkte natte grond blyft n.l. door deze rechte of slepend staande tanden meer onderin zitten. Dikwijls wordt toch te diep gewerkt Het heeft niet de minste zin om deze natte ondergrond te bewerken. Deze eggen zyn vooral doelmatig op moeilijk bewerkbare grond. By goede af stelling is een overal gelijke dikte van de-bewerkte laag mogelijk. Door de regelmatige, overal even diepe werking van deze eggen verloopt het rooien vlot Er komen dan geen harde stukken meer uit de onderkast van de ruggen op de rooimachine. Frezen. Bij het volvelds frezen vóór het poten moet de grond volkomen droog zijn. Voor een goed resultaat moet men dan meestal geruime tijd later beginnen dan met eggen. Ook is het mogelijk om de grondbewer king, in dit geval dus het frezen, in één gecombineerde werkgang gelijk tijdig met het poten uit te voeren, de capaciteit van de pootmachine zal hierbij zeker verminderen. POTEN Deze uitkomsten zijn gemiddelden van een groot aantal proeven. Voor lichte gronden zal men rekening moeten houden met een iets grotere en voor zwaardere gronden met een kleinere opbrengstderving. Mede met het oog op zoutschade, die in het voorjaar kan optreden wan neer grote hoeveelheden kunstmest in één keer gegeven zijn, zou aanwen ding van kalizout 60 in de nazomer op de stoppel voor een aantal percelen aantrekkelijk kunnen zijn. Opbrengstderving is dan niet te vrezen. Boven dien zal dit een goedkope bemesting zijn. In het voorjaar kan dan een N P meststof, bijv. 25 -f- 25 -f 0 of 20 -f- 20 -+• 0 gegeven worden, of in enkelvou dige vorm, als kas en superfosfaat. Vreest men een te hoog d.s. gehalte als bijv. de aardappelen voor de chips- industrie bestemd zouden worden dan kan chloorhoudende kali soms beter voldoen, omdat het drogestofgehalte o.a. door chloor verlaagd wordt. De brochure gaat, wat de grondbewerking betreft, in op het ploegen in het voorafgaande najaar en eventuele late herfstbewerking. Daarna wordt ingegaan op het Pootklaarmaken van de grond waaraan verschillende eisen gesteld dienen te worden: a. De grond moet voldoende droog zyn, niet alleen het dunne bovenlaagje, maar de gehele te bewerken laag van 8 a 12 cm. b. De diepte van bewerken mag niet meer zijn dan de voor bewerking ge schikte droge bovenlaag. Daarom is het niet mogelijk om 'n bepaalde diepte aan te geven. Door de zwaarte van de grond, struktuur, enz. kan de diepte van bewerking vrij sterk variëren. Minimaal is 8 cm gewenst om later een voldoend hoge rug te kunnen opbouwen. Het is niet nodig om dieper dan 12 cm te gaan. e. Het gebruik van doelmatige werktuigen. De verschillende grondsoorten zullen eed verschillende bewerking en daarbij ook het gebruik van verschillende werktuigen vragen. Als eis moet gesteld worden dat het pootklaar maken in maximaal 2 bewerkin gen moet geschieden. De eisen hierbij te stellen zijn: voldoende verkrui meld; voldoende diep en overal een gelijke diepte. Rijenafstand. Op vele bedrijven wordt reeds op 75 cm geplant De moge lijkheid om een voldoende hoge rug op te bouwen zyn hier gemakkelijker te bereiken dan bij 66 cm rijenafstand. Bij het rooien behoeft per ha minder rijlengte opgenomen te worden. Bij 75 cm is dit 13.333 m, by 66 cm is dit 15.000 meter rijlengte, een verschil van 12% Bovendien zou bij 75 cm bij een ondiepere bewerking reeds vroeger met het pootklaarmaken van de grond kunnen worden begonnen. Dit kan een vroegere gewasontwikkeling en een kleinere kans op uitdroging van de grond geven. Bij de teelt van vroege aardappelen blijft er nog steeds een grote voor keur voor een kleinere rijenafstand bestaan. Pootmachine. Bij het afstellen van de pootmachine en by het poten moet met de volgende eisen rekening worden gehouden: 1. De pootdiepte moet nauwkeurig worden afgesteld. 2. De pootdiepte is bepalend voor de rooidiepte, vooral omdat de nieuwe aardappelen ongeveer op gelijke hoogte of iets hoger groeien als waar de poter in de grond wordt gebracht. 3. De poters moeten in de losse grond worden gepoot. Tussen poter en de onderliggende vaste laag grond moet zich circa 1 cm losse grond bevinden. De rooischaren kunnen dan juist over deze vaste laag heen glijden, ter wijl de aardappelen dan niet beschadigd worden. De vorentrekkers van de pootmachine mogen dus nooit door de vaste grond gaan. Het poten op de wielsporen van de trekker is zeer ongewenst. 4. De toedekschijven van de pootmachine moeten op de juiste diepte worden ingesteld. Er moet 3 cm losse grond op de poters worden gebracht. Dit mag nooit natte ondergrond zijn. 5. Achter de pootmachine kunnen desgewenst aanaardschijven of -scharen worden aangebracht zodat, tegelijk met het poten, ruggen worden gemaakt Wellicht is dit niet onder alle omstandigheden mogelijk en gewenst Opdezg manier kan in één bewerking de aardappelrug volledig afgewerkt worden. De rijenafstand moet zeer nauwkeurig worden aangehouden^ smalle of te wyde aansluitrijen geven bij het aanaarden moeilijkheden. Hierbij worden de poters telkens van plaats gedrukt en dit geeft dan kans op een gevoelig opbrengstverlies. tSkH volgt)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1968 | | pagina 19