Aspecten van de aardappelteelt Door de Vereniging voor Bedrijfsvoorlichting Oost Zuid-Beveland is In een groot aan- tal bijeenkomsten de aardappelteelt aan de orde geweest Dank zij de medewerking van velen waaronder funktionarissen van de R. L. V. D. te Goes, de heer D. Hartmans, des kundige bij het C. E. R. B. E., de heren J. v. d. Zande en C. van Driel van de C. T. V. te Zierkzee, ir. E. F. van Hijfte, direkteur van de C. H. V. en verschillende andere deskun digen, heeft de werkgroep „Rationalisatie" van de Vereniging aangevuld met een aantal geïnteresseerde leden, kennis kunnen nemen van al datgene dat er momenteel op het gebied van de aardappelteelt in beweging is. De secretaris van de werkgroep, de heer M. van Gastel, heeft de taak op zich geno men de behandelde stof in brochurevorm samen te vatten. Moes het zijnerzijds een sum miere weergave zijn van al datgene wat van belang was, voor Uw redakteur ligt de zaak nog veel moeilijker. Hij heeft getracht uit het grote aantal onderwerpen enkele facetten te lichten en samen te vatten die de aandacht nog eens in het bijzonder waard zijn en me de ter opfrissing van reeds bekende feiten en gegevens. Zoals de voorzitter van de Werkgroep Rationalisatie de heer E. van Hootegem het in zijn voorwoord neerschrijft: „Van een kapitein op een schip wordt verondersteld, dat hij de zeemanskunst zodanig meester is, dat hij onder alle omstandigheden de juiste beslissingen zal nemen. Ervaring speelt hierbij een zeer grote rol. Toch blijkt het voor deze mensen noodzakelijk te zijn zich regelmatig te onderwerpen aan een vorm van bijscholing, waarbij zij op de hoogte gesteld worden van nieuwe ontwikkelingen en technieken en waarbij zij hun eigen ken nis kunnen toetsen aan de ervaringen van anderen. Hetzelfde geldt voor akkerbouwers. We mogen onszelf gerust vakmensen noemen, maar toch is een regelmatige bijscholing en toetsing van hetgeen wij doen noodzakelijk." GRONDSOORT Tot circa 35 afslibbaar zijn praktisch alle grondsoorten geschikt om aardappelen op te verbouwen. Minder gunstige profielopbouw, struktuur, ontwatering, vochthuishouding, humus- en kalkgehalte kunnen echter even zovele beperkende faktoren zijn. Bij toename van de zwaarte van de grond kan de struktuur een zodanige rol gaan spelen dat zowel het rooien onder zeer droge, maar speciaal onder natte omstandigheden veel meer risico's met zich medebrengt. Alle cultuurmaatregelen (ook voor andere gewassen in de vruchtopvol ging) dienen gericht te zijn op het behoud van een goede struktuur, waar door een goede bewerkbaarheid van de voor aardappelen bestemde gronden wordt verkregen. VRUCHTOPVOLGING Alle gewassen zijn geschikt als voorvrucht voor aardappelen. Tn de prak tijk wordt toch wel een bepaald onderscheid gemaakt. Op deze wijze kunnen vier groepen onderscheiden worden. Zeer goed Granen, vlas en erwten met groenbemesting en/of stalmest. Goed bewerkte graszaadstoppel met groenbemesting. Luzerne, rode klaver en uien. Koolzaad en karwij met een groenbemesting. Goed Granen, vlas, erwten, koolzaad en karwij zonder groenbemesting. Matig Onvoldoende bewerkte graszaadstoppel. Suikerbietenland droog geploegd. Grasland of kunstweide gefreesd. Slecht Gescheurd grasland en kunstweide. Nat bereden of nat geploegd (bieten)land. In vele gevallen speelt de struktuur, die het gevolg kan zijn van de teelt van deze gewassen en/of groenbemesters of een opvolgende grondbewerking een veel grotere rol als de voor vrucht zelve. Bijvoorbeeld kan droog omge ploegd bietenland soms veel beter zijn dan een te nat omgereden groenbemes- ter. Bovendien behoeft voor aardappelen niet extra diep geploegd te worden. Gronden die in het voorjaar voldoende open, (niet dicht geslempt), ge makkelijk bewerkbaar en voldoende droog zijn verdienen voor de aardappel teelt dan ook de voorkeur. Te vroeg in het voorjaar beginnen is ongewenst Na aardappelen kunnen alle gewassen worden geteeld. Aardappelen wor den voor alle gewassen als een goede voorvrucht beschouwd. Door de mate waarin de grond bij het rooien wordt gezeefd is het gewenst om zo spoedig mogelijk na het rooien de grond met de cultivator open t# rijden, zodat de kansen op verslemping worden verkleind. POOTGOED Voor het bereiken van het hoogst mogelijke netto resultaat gaat het voor de consumptie-aardappelteelt om een maximale opbrengst boven de 40 mm. Voor de frites-industrie om knollen boven de 55 mm. De pootgoedteelt vraagt om sortering tussen 35 en 45 mm in een zo vroeg mogelijk stadium. Wacht met de grondbewerking tot de grond voldoende droog Is. Bij de keuze van het werktuig dient meer rekening gehouden te worden met de grondsoort Door de losse grond eerst op zij te schuiven en het aantal bewerkingen te beperken voorkomt men het vastrijden van de bouwvoor. y F'-S-:; Voor het verkrijgen van een van een automatische pootma lopen zijn of waarvan <1

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1968 | | pagina 14