Vlassers
vergadering
te
Koewacht
11
Op zaterdag 24 februari hield de R.K. Zeeuwsch-
Vlaamse Vlassersbond een algemene vergadering in
het patronaatsgebouw te Koewacht. Na afloop van
de gewone vergadering kwam als gast de Belgische
oud-minister A. Dequae. De voorzitter, de heer R.
Martinet, heette de heer Dequae hartelijk welkom in
het milieu van de Zeeuwsch-Vlaamse vlassers. Hij
achtte het van groot belang, dat in een van de
grootste crisissen, waarin de vlasnijverheid momen
teel verkeert, een man als de heer Dequae die, zoals
weinigen met de verschillende facetten van het
vlasprobleem bekend is, bereid was deze met ons te
komen bespreken. Spreker achtte zich de tolk te
zijn van allen, die nog belang hebben bij het vlas,
als hij de heer Dequae hiervoor dank bracht. De heer
Dequae begon zijn causerie met op te merken, dat
hij graag naar Koewacht is gekomen om het vlas
probleem hier te bespreken.
VLAS IS EEN CONJUCTUUR PROBLEEM.
Alle duurzame verbruiksgoederen zijn in of meer
conjunctuur gevoelig. Het meest kwetsbare hiervan
is het vlas. Wanneer het in de conjunctuur mis gaat
lopen is dit het eerst voelbaar bij het eindprodukt,
in dit geval de verkoop van de linnen goederen. En
deze situatie stoot dan door tot de basis, in dit geval
de grondstof: het vlas.
Naast een conjunctuurprobleem is dit ook een
structuurprobleem mede van technische aard. De
mechanisatie van het bedrijfsleven is ook in de vlas
sector niet ongemerkt voorbijgegaan. Met 10% van
de menselijke arbeid wordt evenveel geproduceerd
als 20 jaar terug. Dit heeft voor ieder bedrijf mee
gebracht, veel groter kapitaalbehoefte voor de aan
koop van grondstoffen als gevolg van de grotere
verwerking en veel kapitaal aan machines en op
slagruimte voor grondstof en machines. Ondanks
het feit, dat het vlas nog altijd vrij arbeidsintensief
is gebleven is het ook belangrijker kapitaalsintensief
geworden. Dit bracht mede, dat het vlas met een
grotere productie op de markt kwam. Maar dat was
ook het geval met onze concurrenten, andere natuur-
vezels, o.a. katoen en wol. Maar vooral de kunst
vezel. Producten, waarin vroeger vlas werd ver
werkt, werden vervangen door kunstvezels of plas
tic. Dit was een zware belasting voor het verbruik
van vlas. Het werkte ook storend bij het productie
apparaat. Ook problemen van technische aard werk
ten storend. Zo kwamen de producenten van kunst
vezels met tafellinnen en servetten in de Verenigde
Staten van Amerika op de markt, die vlek-afstotend
waren en niet gesterken moesten worden. Nu
dit procédee ook op het vlas met succes toegepast
kan worden, is men bezig het verloren terrein terug
te winnen. Men stelt in de Verenigde Staten van
Amerika ook vast, dat er een verandering plaats
heeft in het verbruik van synthetische verbruiks
goederen en een terugkeer van deze goederen ver
vaardigt uit natuurvezels. Men stelt vast, dat het
verbruik van vlas stabiel blijft, maar dat het vlas
geen aandeel heeft in het grotere verbruik aan tex
tiel in het geheel.
TE VEEL GRONDSTOFFEN.
Geconstateerd moet worden, dat verschillende
verbruiksgoederen, waarin vroeger vlas verwerkt
werd, nu kunststof gebruikt wordt. Maar omgekeerd
is men er ook reeds toe overgegaan, vlas te mengen
met andere vezels.
In 1964 was dit ineens gedaan. Als gevolg hiervan
was de uitzaai van vlas toen veel te groot. Het vlas
werd echter nog vrij vlug bij de teler opgenomen,
omdat ook de verwerkingscapaciteit bij de vlasser te
groot geworden was. Als gevolg hiervan, begon
Frankrijk met de stoffage van gezwingeld vlas. Er
moest een belangrijk verminderde uitzaai komen
om het teveel aan vlas weg te werken. De slechte
gang van zaken deel vele vlassers besluiten het be
drijf te staken om zich in een andere werkkring een
nieuw bestaan te verschaffen. In 1967 meende men
dat de sterk verminderde uitzaai de aanpassing zou
gebracht hebben en dat dit een marktverbetering
ten goede zou hebben. Maar de goede oogst van
1967 met zijn hoge opbrengst aan lange vezel heeft
dit verhinderd. Alleen bij de vlasafvallen kan van
een komende schaarste gesproken worden. Daarom
moet er in 1968 minder vlas gezaaid worden. En het
zal Frankrijk zijn, dat hiervoor de grootste bijdrage
moet leveren.
VLASREGLEMENT IN E.E.G.-VERBAND.
ER dient zou gauw mogelijk een vlasreglement in
E.E.G.-verband te komen. Dit had eigenlijk
moeten gebeuren bij de harmonisatie van de land
bouwproducten, maar is toen uitgesteld. Spreker
zegde, dat er nu hard aan gewerkt wordt Maar of
dit in 1968 voor elkaar zal komen, kan hij niet
zeggen. In dit reglement zal regelend opgetreden
worden zowel voor de uitzaai als voor de verwerking.
Hierin bestaat een disharmonie. Ongeveer de helft
van het vlas wordt in Frankrijk bewerkt. Voor de
andere helft, die in België en Nederland verwerkt
wordt beschikt België alleen over 7 a 800 bedrijven.
Daarbij komen nog de in Nederland overgebleven
bedrijven. Er is vooral in België een zeer grote over
capaciteit aan verwerking en die zal moeten ver
dwijnen. Spreker constateerde dat het verbruik aan
vlasvezel stijgende is, toch kampt men in Nederland
en België met een teveel aan verwerkingscapaciteit
Indien hierin een aanpassing kan komen en het even
wicht in vraag en aanbod is hersteld dan rijst de
vraag, of men proberen zal meer vlas uit Oost-
Europa in te voeren. In de satellietlanden zal dit
kunnen. Polen b.v. levert reeds vlas en lokken aan
West-Europa. Spreker noemde het een gunstig ver
schijnsel dat Rusland direct na de devaluatie van
het pond zijn prijzen verhoogde. Zelfs meer dan de
devaluatie bedraagt. Zijn èr tekenen, die wijzen op
een mogelijke verbetering in het najaar van 1968
van een harmonisatie in teelt, verwerking en afzet
kan nog niet gesproken worden. Spreker kon dan
ook alleen maar gewagen van een gematigd opti
misme.
De voorzitter dankte de heer Dequae voor zijn
zeer leerzaam en helder betoog inzake de toestand
voor de vlasteelt en de vlasbewerking. Hij beklem
toonde daarbij het belang van een goede linnen-
propaganda. De heer Van Rijswijk, afgevaardigde
van het Bedrijfschap voor Vlas, pleitte voor meer
bescherming van de linnenweefsels. Onder de be
naming van graslinnen enz. worden weefsels ver
kocht, die met linnen niets te maken hebben. Het is
echter moeilijk hier iets aan te doen.
OVERCAPACITEIT.
P\E Heer Van Acker wees op de overcapaciteit
aan bewerking in Nederland en vooral in
België. Hier zou op korte termijn iets aan gedaan
moeten worden. Een ander belangrijk punt achtte hij
het bevorderen van het mengen van vlas met andere
vezels, met als direct gevolg een vergroting in de
afzet. Het is bekend, dat de grote kunstvezelprodu
centen dit reeds lang in hun researchprogram op
genomen hebben.
Bij hun onderzoek gaan deze ondernemingen er
echter alleen van uit, of menging van hun vezel met
vlas financieel voordeel heeft. En wanneer zij hun
eigen vezel ongemengd kunnen verkopen dan den
ken zij er niet aan hierin nog vlas te verwerken.
Daarom achtte spreker het van belang, dat in Neder
land constant proeven zouden genomen worden op
welke manier en met welke vezel of vezels vlas het
best gemengd zou kunnen worden om een beter tex
tielproduct te krijgen en dat aan de resultaten van
dit onderzoek bekendheid zou gegeven worden. Hier
ligt een belangrijke opdracht van de Overheid aan
het Vezelinstituut en ook België zou h eraan mee
moeten doen. De heer Dequae antwoordt hierop, dat
de overcapaciteit een probleem zal zijn, als er ver
betering in het vlas komt.
HET ONDERZOEK MENGEN VAN VLAS
MET KUNSTVEZEL.
WAT het onderzoek naar mengen van vlas met
andere vezels betreft, dit vindt op het ogen
blik op vele plaatsen in de wereld plaats en is eigen
lijk het stadium van de proefneming voorbij. Het
wachten is op het in toepassing brengen in de be
drijven.
Als dat op wat ruime schaal gebeurt, zal men het
merken aan de vraag en dat zal vooral de lage
kwaliteiten ten goede komen. De Heer A. Paridaen
merkte op, dat België nog beschikt over 7 800
bedrijven, terwijl Frankrijk in 135 bedrijven de
helft van het vlas bewerkt Hoe moet dat als er ver
betering gaat komen en deze bedrijven die nu op
nauwelijks halve kracht werken, hun verwerking
gaan opvoeren? De heer Dequae antwoordde hierop,
dat velen uit het vlas, in een andere branche een
bestaan zullen moeten vinden. Sociologen voor
spellen, dat in de komende generatie 90% van de
bevolking éénmaal van beroep zal veranderen, 30%
zelfs wel vijfmaal. Als dat zo zal zijn, dan zal er
veel aangepast moeten worden. De heer P. de Waal
wees op de ontwikelingslanden en vreest grote con
currentie van die zijde. De heer Dequae wijst op
Japan. Dit land had vroeger een eigen vlasindustrie,
die nu verdwenen is. Japan is nu in steeds grotere
mate importeur van vlas. Als dergelijke landen gaan
industrialiseren gaan de lonen omhoog en vervalt
vaak de concurrentie. De heer A. Suy vraagt of de
stockering, zoals in België en in Frankrijk, niet be
lemmerend werkt, omdat daardoor de bedrijven
weer over geld beschikken en opnieuw gaan kopen
en verwerken. De heer Dequae zegt, dat in België
de Overheid slechts voor korte tijd geld tegen lagere
rente beschikbaar stelt en dat dit terug betaald moet
worden. In Frankrijk is dat anders. Daar neemt men
het vlas in en dit wordt betaald. En hiermee sluit de
voorzitter de discussie. Hij dankt nogmaals de heer
Deqaue voor de vlotte afhandeling van de gestelde
vragen en sluit hiermee de vergadering.
Noot van uw correspondent
P\E problemen van het vlas kan men samen-
vatten in een structuur- en conjunctuurpro
bleem mede van tecnische aard. Mede als gevolg
van de maatregelen van de Overheid zijn er belang
rijke verschillen ontstaan in de drie landen: Neder
land, België en Frankrijk. De jarenlange Overheids
steun maar vooral de mechanisatie van de dauw-
rootmethode hebben meegebracht, dat Frankrijk
zeker de helft van de vlasteelt en bewerking voor
zijn rekening neemt en van een grote importeur van
bewerkt vlas thans niet alleen in zijn binnenlandse
behoefte kan voorzien, maar daarnaast nog als ex
porteur hiervan optreedt Dit alles vooral ten nadele
van de Belgische (Kortrijkse) industrie. Als er een
Europees vlasreglement komt, zal België alles moe
ten doen om de positie van Kortrijk als kern van
de vlashandel en bewerking enigszins te kunnen
handhaven. Was Frankrijk het land, waar vroeger
de Kortrijkse vlasserij zich van grondstoffen voor
zagen, op het ogenblik zijn deze hiervoor op Neder
land aangewezen. Vooral in onze IJsselmeerpolders.
Onze eigen bedrijven ondervinden hiervan de con
currentie, vooral door de grote overcapaciteit van
de Kortrijkse vlasindustrie, die werkt met afge
schreven installaties en machines. Sedert 1932 heeft
ook Nederland steeds het bezit van een eigen vlas
industrie gestimuleerd. Het zal er nu omgaan, of
Nederland na al die opofferingen, die men er zich
voor getroost heeft als belangrijk teeltgebied de be
scheiden verwerkingscapaciteit wil behouden. Maar
dan zal meer belangstelling voor de vlasbewerking
moeten getoond worden. Het vlas ressorteert onder
het Ministerie van Landbouw en wij hebben de laat
ste jaren de mindere belangstelling van dit Ministe
rie moeten constateren. Het vlas van 1966 is slecht
geweest met een bijzonder laag rendement. De ver
liezen zijn ongekend hoog geweest. Dit heeft onze
vlasbedrijven op de rand van de ondergang gebracht
Toen men in België in 1967 begreep, dat het nood
zakelijk was het vlas meer te gaan steunen heeft
Nederland dit niet gedaan. Men heeft toen mede
gedeeld, dat dit om begrotingstechnische reden niet
kon. Gezien de geringe capaciteit van onze vlas
industrie en het geringe bedrag, dat een verhoging
van de bewerkingspremie met zich mede zou ge
bracht hebben, lijkt dit erg gezocht. Ook verwondert
het, dat er voor de vlassers, die noodgedwongen het
bedrijf moeten staken nog geen saneringsregel be
staat, zoals in de landbouw.
v. A.