Kaliumbemesting en blauwgevoeligheid van aardappelen
n uitbreiding van het melk
te» apfokperiode >6 onder
debedrijf, waar het rundvee
elders1) ïs veelal ook enig
i 20% van de oppervlakte
dit artikel dulden we voor-
louwbedrijf, kan het aantal
leidt zeker naar een verder-
ierlj, die een vereenvoudi-
in meebrengt, betekent een
oor benodigde hulpmidde-
pecialïsatie in de melkvee
van het jongvee ter hand
iarvan de uitkomsten al ja-
t rendement van het gras-
j op aankomt is dat het in-
n begroting spreekt duide-
kritlsch op te stellen. Een
Hen zeer zeker tot een na-
:IJn te realiseren als deze
'oudfg geformuleerde over-
amenwerking, waarvan elk
DE UITKOMST VAN DE SAMENWERKING VEEHOUDER-AKKERBOUWER
Het voordeel, in de nieuwe toestand van samenwerking, bedraagt voor de vee-
houder 4.180,13.590,9.410,en voor de akkerbouwer 660,
zoals we hebben gezien.
Het is vanzelfsprekend dat bij elke samenwerking de voordelen en mogelijke
nadelen gelijkelijk tussen de partners worden verdeeld. Beide voordelen van
f 4.180,en 660,komen dan neer op 2.420,voordeel per jaar voor elk der
partners. Dit houdt dus in dat de veehouder 1.760,en 9.410,d.i. 11.170,
per jaar betaalt aan de akkerbouwer voor de opfok van het jongvee. Het op deze
wijze berekende vergoedingsbedrag van 11.170,per jaar door de veehouder
uit te betalen aan de akkerbouwer kan gebaseerd worden op een vergoeding per
grootvee-eenheid jongvee. Bij een maandelijkse afrekening zou dit neerkomen op
6 maandelijkse vergoedingen van 1.135,en 6 van 725,Dit resulteert in
gemiddeld 931,per maand. De veehouder en de akkerbouwer krijgen in dit
voorbeeld zo een verbetering van 2.420,aan jaarlijks inkomen door onder
linge samenwerking.
NOG ENKELE BELANGRIJKE PUNTEN BIJ DEZE SAMENWERKING
Wanneer op het veehouderijbedrijf er nogal wat versnipperd grasland is, dat
op grote afstand van de bedrijfsgebouwen ligt, dan kan voor de exploitatie van
dit grasland de veehouder het best zijn eigen jongvee gebruiken.
De akkerbouwer, die tot nu toe mestvee heeft gehouden, moet bij de opfok van
dit jongvee ook de nodige aandacht blijven schenken o.a. raadplegen veearts, zor
gen voor het drachtig krijgen.
Op het veehouderijbedrijf kan er van jaar tot jaar wel enige variatie zijn in het
aantal stuks uit te besteden jongvee. Daar de akkerbouwer een vergoeding per
dier per jaar ontvangt, dient er bij deze samenwerking ook wel rekening te wor
den gehouden mèt het minimaal en maximaal uit te besteden stuks jongvee in
verband met de bezetting van het grasland met jongvee op het akkerbouwbedrijt
Als de oppervlakte grasland en de stalling op het akkerbouwbedrijf het toelaten,
kan er uiteraard ook een samenwerking tussen zo'n akkerbouwer met twee oi
meer veehouders worden nagestreefd.
RIJKSLANDBOUWCONSULENTSCHAP VOOR
HAKVRUCHTEN, IN OVERLEG MET
RIJKSLANDBOUWCONSULENTSCHAP VOOR
BODEM EN BEMESTING
De laatste jaren en met name deze winter is
blauw een gewoon verschijnsel in consumptie-aard
appelen, iets dat in een goede eetaardappel natuur
lijk niet mag voorkomen. Op verschillende fronten
moet men blauw tegengaan. Eén daarvan is de ka
liumbemesting, die we gezien de actualiteit
hier wat uitvoeriger zullen behandelen.
KALIUMGEHALTEN VAN KNOLLEN.
Volgens recente onderzoekingen van drs Vertregt
(IBS) heeft men geen last van blauw als de knol
len meer dan 2,5 kalium in de droge stof bevat
ten. Uit een oriënterend onderzoek van het IBS en
IBVL met Eigenheimer en Bintje uit het zuidweste
lijk kleigebied, bleek ook dat bij een K-gehalte van
meer dan 2,2 de aardappelen heel weinig gevoelig
waren voor blauw. Beneden 1,9 K bleken de
meeste aardappelen er zeer gevoelig voor te zijn.
In de praktijk bevatten de meeste partijen minder
dan 2,2 K. Gezien dit feit is het dus geen wonder
dat vele partijen nogal blauwgevoelig zijn.
VERHOGING VAN HET KALIUMGEHALTE.
Uit alle proeven die in het verleden zijn genomen
(vooral door het IB te Groningen), blijkt dat het
kaliumgehalte van de knollen toeneemt met het ka-
liumgehalte van de grond en de kaliumgift. Op de
ene grond reageert het K-gehalte van de knollen
sterker op de K-bemesting dan op een andere grond.
Toch blijkt uit al deze proeven dat men het K-gehal
te verhoogt met de K-bemesting.
Ter illustratie worden hier de reslutaten gegeven
van een proefveld op zavelgrond (K-getal 17) op de
proef boerderij te Westmaas.
Verband tussen K-bemesting, K-gehalte van
knollen en blauwgevoeligheid (gegevens AOC,
IBVL, NKIM).
'5,
<D
tol)
.5
<-> cti
w> rj
HO
O) Cl
w
0
168
338
Jammer is dat men met deze proef niet gegaan is
tot een bemesting van minstens 500 kg K2Ö. Gezien
de resultaten mogen we aannemen dat de gehalten
wel tot boven 1,9 K gekomen waren.
Volgens het officiële bemestingsadvies zou op dat
perceel 230 kg K20/ha voldoende geweest zijn. Wat
knolopbrengst betreft zal dit ook wel genoeg ge
weest zijn, maar om blauw goed tegen te gaan was
deze hoeveelheid te gering.
Een extra gift van 200 kg K20 betekent nog een
100, meer per ha. In gevallen waar blauw regelma
tig een probleem is, moet men daarom niet aarzelen
c
V *LJ
23 D
SS
O C
O
O r
73 C c w
3
1,56
46
1,70
30
1,82
16
deze extra hoeveelheid kali te geven. Dit geldt
speciaal voor die aardappelen die in de winter en
in het voorjaar worden afgeleverd.
Gedeelde K-bemesting of bladbespuitingen blij
ken volgens de gegevens van het IB te Groningen
geen duidelijke voordelen op te leveren boven
K-bemesting in het voorjaar.
Bij grote K-giften kan magnesiumgebrek ont
staan. Een aanvullende Mg-bemesting moet dan ze
ker worden overwogen.
CHLOORARME OF
CHLOORHOUDENDE KALI?
Aardappelen met een hoog droge-stofgehalte zijn
duidelijk gevoeliger voor blauw dan aardappelen
met een laag droge-stofgehalte.
Bij voorkeur wordt aan aardappelen chloorarme
kali gegeven, zeker aan pootaardappelen en aan
alle aardappelen die een hoog droge-stofgehalte
moeten hebben. Bij consumptie-aardappelen komt
het nog al eens voor dat de afnemer géén bijzonde
re prijs stelt op een hoog droge-stofgehalte. Gezien
de betekenis van blauw kan men in die gevallen
overwegen het droge-stofgehalte iets te drukken.
De extra hoeveelheid te geven kali zou men dan ala
kalizout 60 of als mengmeststof kunnen toedie*
nen. Bij voorzichtige toepassing hoeft men niet zo
bang te zijn voor opbrengstdepressie. Wel hebben
deze chloriden de neiging het verkleuren na het
koken iets te stimuleren. Voor rassen die hier last
van hebben moet men dus voorzichtig zijn liet fi ze
chloriden.