Geslaagde veehouderijmiddag te Axel De fokwaarde van de Zeeuwse K.l. stier Wargaster Combinator 8 Op verzoek van de Provinciale commissie ter bevor dering van rijkswege van de Rundveefokkerij1 in Zee land is betreffende het eerste onderzoek op exterieur- vererving van de stier Wargaster Combinator, 59758 S., geb. 1-1-1961. Eigenaar: Coöp. Ver. Centraal Stie renstation Zeeland G. A., Goes door de Prov. Keu ringscommissie en de Inspekteur van het N. R. S. een rapport samengesteld van belang voor de melkvee houders en -fokkers. De keuring werd op dinsdag 14 november 1967 te 's-Heer Hendrikskinderen gehouden en omvatte een ongeselekteerd monster van 20 jonge koeien. Op Tholen werden op 14 bedrijven 16 dochters bekeken, zodat in totaal 36 dieren bij het onderzoek waren betrokken. De geboortedata van de koeien lagen tussen 14-9-1963 en 1-11-1965. Resultaten produktievererving Wargaster Combinator berekend per 15-11-'67. Gemiddelde produktie van 42 melklijsten van de dochters aantal dochters aantal onvoll. lijsten gemidd. kg melk leeftijd 'i vet aantal dagen kg kg melk gr. vet melkvet per dag per dag eiwit 42 5 2.1 3599 3.84 296 138 12.16 466 3.30 Vergelijking moeders en dochters op ongeveer dezelfde leeftijd aantal dochters moeders gemidd. leeftijd kg melk vet aantal dagen hg melkvet kg melk gr. vet eiwit per dag per dag d 32 m 2.1 3612 3.88 295 140 12.24 475 3.33 2.3 4117 3.95 328 163 12.55 497 3.37 eiwit- lijsten 7 aantal eiwit- lijsten 6 Omschrijving bouw ontwikkeling type inelktekens benen Algemeen voorkomen: voldoende uniforme groep goed ontwikkelde dieren met een ruime middenhand en kwalitatief voldoende maar iets weinig sprekende melktekens. b bespiering b b kop en horens b b voorhand b b middenhand ab b achterhand b Op grond van 32 D/M vergelijkingen zijn bij de melk vaarzen de volgende produktie-indexen te berekenen: melkindex 10.85 (voorlopig) vetindex 3.81 Deze indexen doen een voldoende produktie-vererving verwachten. Het onderzoek op melkbaarheid leverde als gemiddelde van een groep van 25 melkvaarzen de volgende resultaten op: melksnelheid (gecorrigeerd naar melkgift van 7 kg): verdeling melk over de kwartieren namelk gedrag 2.46 kg/min. (zeer goed) 41.3 (voldoende) 0.099 kg enkele vaarzen zijn iets zenuwachtig tijdens het melken ^OOR de geïnteresseerde studieklubleden uit Zeeuws-Vlaanderen werd dinsdag 9 januari een Veehouderij middag gehouden. Er waren 90 belangstellenden aanwezig, die zeker een leerzame middag kregen te verwerken. Deze bijeenkomst kwam tot stand, uit samenwerking tussen de zandstudieklubs en de Stichting ter Bevordering van het Landbouwkundig Onderzoek het hoofdorgaan van de 14 akkerbouwstudieklubs en de Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst voor Zeeuwsch-Vlaanderen. De voorzitter van deze middag, de heer A. Matthijs te Koewacht, ging in zijn openingswoord eerst in op de groepsvoorlichting aan rundveehouders in dit gebied. Deze geschiedt in samenwerking met het Rijksvee- teeltkonsulentschap, door middel van vijf rundveekernen in het akkerbouwgebied en zes studieklubs voor gemengde bedrijven. Hoewel er slechts 15 van de kultuurgrond in grasland ligt, is het toch nog een belangrijke produktie- tak. In 1967 waren ongeveer 5230 melkkoeien en 30500 stuks jong- en mestvee aanwezig. Zoals vrijwel overal het geval is, zien we ook hier de laatste jaren een afname van het aantal bedrijven met vee, terwijl het aantal stuks vee per bedrijf toeneemt. Dit verschijnsel zal zich in de komende jaren in versneld tempo voorzetten. Hierbij zijn de gebouw 3n een grote handicap. Behalve wat voederprodukten van het grasland, als hooi en ingekuild gras, bestaat het rantsoen groten-' deels uit bijprodukten en nagewassen van het bouwland, Deze produkten zijn niet alleen goedkoop, maar maken het tevens mogelijk, dat een tamelijk zware veebezetting per ha kan worden gehouden. Hiermede neemt de rendabiliteit per ha grasland toe, wat vooral voor de kleinere bedrijven gunstig is. Door het uitgebreid sortiment van voedermiddelen is de voederwinning geen eenvoudige zaak. De laatste jaren zijn onder invloed van hogere lonen en arbeids schaarste enkele nieuwe voederwinningsmethoden naar voren gekomen. Deze middag werden door twee inleiders uit Wageningen een tweetal belangrijke onder werpen n.l. de veevoeding en voederwinning behandeld. DE VOEDING VAN RUNDVEE IN EEN AKKERBOUWSTREEK heer ir. M. P. de Jong, rijksveeteeltkonsulent voor de veevoeding te Wageningen, begon met er op te wijzen dat een doelmatige veevoeding zeer belangrijk is. De landelijke produktie ligt de laatste jaren op 4100 k 4200 kg melk per koe. Het krachtvoer- verbruik is met 100 kg per koe toegenomen. Het aantal koeien per ha breidt zich uit. Door middel van onderzoekcijfers toont spreker aan dat de erfelijke aanleg slechts tot zekere hoogte van invloed is op de produktie. De uitwendige omstandigheden spelen de grootste rol. In de weiperiode dient men het vee voldoende en goed gras te verstrekken met zonodig bijvoeding van ruw- of krachtvoeder om de produktie op peil te houden. Wat de kwaliteit van het ruwvoeder voor deze win ter betreft is het zo, dat bij voedering van stoppel knollen aan melkvee zich in den lande weer ver schijnselen van nitraatvergiftiging hebben voorge daan. Voorzichtigheid blijft dus geboden. Van hooi en gras is over het algemeen de zetmeelwaarde iets lager dan, de voedernorm ruw eiwit zo goed als nor maal. De variaties zijn echter weer zeer groot. Er komen partijen hooi met veel stof en schimmel voor. Maai- kneuskuilen hebben een ruime ZW-VRe verhouding. Bij rantsoenberekening dient men hiermede rekening te houden. Dat van voordroogkuilen de slagingskan- sen vergroten bij een hoger droge stof-gehalte van het produkt bewijzen de analyses. Bij ingekuilde bietenkoppen en -blad is een stijging waar te nemen van het boterzuurgehalte. Wellicht een gevolg van vergrote nonchalance bij het inkuilen. Ruwvoeder van goede kwaliteit heeft een gunstige invloed op de micro-organismen in de pens van het dier, waardoor een betere voederbenutting, met als gevolg een betere produktie van het dier, wordt ver kregen. Van hoogwaardig ruwvoeder kan een grotere hoeveelheid worden opgenomen. Doordat in deze streek het saprijk ruwvoeder goedkoop is, is er een gunstige invloed op het inkomen. Spreker pleitte er voor, dat voor een goede voe ding de zgn. A-mengsels minimaal 660 gram ZW per kg zouden moeten bevatten. Bij de prijs per 100 kg dient men dus de ZW in de gaten te houden. Verder dient men eiwit volgens de normen te voeren. Eiwit in krachtvoer is niet zo duur. Ten opzichte van een A-mengsel komt een zgn. D-krachtvoedermengsel slechts ongeveer 10 gulden per koe per winter duur der uit. Wel is het zo, dat eiwittekorten bij een rant soen met veel ruwvoeder en weinig krachtvoer meer funest is, dan wanneer in een rantsoen veel kracht voer voorkomt. Met de hier gebruikte ruwvoeders dient per dag 1 kg fosforrijke mineralenbasiskoek of zgn. Zeeuwse mineralen te worden verstrekt. Dit is ook van belang tijdens de droogstand. Hoog produktieve dieren heb ben tijdens de droogstand, om voldoende reserves te kunnen vormen, een rantsoen nodig geschikt voor meer dan 10 -kg melk, terwijl de krachtvoergift ge leidelijk moet worden verhoogd. Melkgevende vaar zen geve men een toeslag van 2 kg krachtvoer per dag boven de norm. Voor jongvee is een regelmatige groei belangrijk. Zij vragen de volle aandacht. Klachten over een te lage produktie kunnen wellicht worden teruggevoerd tot een lagere voederwaarde dan berekend, een min dere opname van het voeder of een minder goed ge slaagd produkt. VOEDERWINNING OP GEMENGDE BEDRIJVEN tweede spreker, ir. H. Thomas, rijkslandbouw- konsulent voor de weide- en voederbouw te Wageningen, stelt dat landelijk 33 van het gras land uitsluitend wordt beweid. Voor Zeeland is dit 72 wat meer aandacht voor de graslandverzorging vraagt. Van het voeder dat in Zeeland van het grasland wordt gehaald is 87 hooi. Gras bestemd voor hooi moet in een vrij jong stadium worden gemaaid, daar anders het ruwcelstofgehalte ongunstig wordt, de voederwaarde achteruit gaat en de grasmat onnodig lijdt. Het komt er op aan dat de veldperiode zo kort mogelijk is. Op de grond liggend hooi ondergaat grote verliezen aan droge stof en daarmee aan voederwaar de. Daarom kort na het maaien beginnen met schud den en dit intensief 2 x per dag volhouden. Wanneer het drogestofgehalte meer dan 65 be draagt is alleen maar keren, i.v.m. verliezen, beter op zijn plaats. Van belang is verder dat niet te veel gelijk wordt gemaaid. In Zeeuws-Vlaanderen wordt nog veel hooi geruiterd. Het is arbeidsintensief, ter wijl de kwaliteit gemiddeld niet veel beter is dan van opperhooi. Beter is dan ook om, wanneer de te win nen hooimassa meer dan 15 k 20 ton bedraagt, over te gaan op ventilatiehooi. De kwaliteit hiervan is beter, terwijl de kosten aan persen van het hooi ver vallen. Het kneuzen van het gras bij de hooiwinning ver keert nog in het proefstadium. De verliezen lijken groot. Bij het inkuilen moet de pH laag zijn. Ademhaling van het ingekuilde produkt als gevolg van toetreding van lucht, kan met goed plastic worden voorkomen; EXTR A-ZUIVELWAARDET OESLAG OOK VOOR ZUIDWESTEN Het bestuur van het Produktschap voor Zuivel heeft gelet op het niveau van de door de con- sumptiemelkbedrijven betaalde melkprijzen op 17 januari 1968 besloten, over alle tussen 12 november 1967 en 30 maart 1968 in het binnenland afgezette consumptiemelk en consumptiemelkprodukten boven de gebruikelijke zuivelwaardetoeslagen een aanvul lende zuivelwaardetoeslag te verlenen van 25 cent per 100 liter. Voor de in het binnenland afgezette gecondenseerde melk en room zal een dienovereen komstige aanvullende zuivelwaardetoeslag worden gegeven. Op 6 december 1.1. had het bestuur besloten uitsluitend voor Westelijk Nederland een aanvullen de zuivelwaardetoeslag te verlenen van 50 cent per 100 liter consumptiemelk en consumptiemelkproduk ten. Op verzoek van de minister van landbouw en Visserij heeft het bestuur zich nadien nog eens be raden over de vraag, of er aanleiding bestaat om voor andere delen van het land soortgelijke maatregelen te treffen. Dit heeft thans geleid tot de beslissing om voor het gehele land een aanvullende zuivelwaarde toeslag te geven. de temperatuur blijft daardoor laag en de ensilage verloopt beter. Het inkuilen met toevoegmiddelen is de laatste jaren afgenomen. Bij maaikneuzen is 60 a 70 van de kuilen geslaagd te noemen. Hiervoor moet het gras niet te jong en toch eiwitrijk zijn. Dit bevordert n.l. de slagingskansen. Bij voordrogen van graskuil moet het gras juist wel jong en bladrijk zijn, daar dit in enige mate broei kan tegenhouden. Tij dens het inkuilen dient het gras minstens 40 droge stof te bevatten en het is goed om de kuilen niet te groot op te zetten, dit in verband met herbroei bij het open maken. TOCH NOG VEEL VRAGEN gjEHALVE de genoemde inleiders hadden in het forum zitting de heren ir. L. Th. J. M. de Wit, rijkslandbouwkonsulent (voorzitter), ir. W. L. Harm- sen, rijksveeteeltkonsulent voor Zeeland en R. de Bruyckere, bedrijfsdeskundige voor de gemengde be drijven. De vragen konden schriftelijk worden gesteld en waren dermate groot in aantal, dat een gedeelte tot een nadere gelegenheid onbeantwoord moest blijven. Resumerend kwamen de behandelde vragen op het volgende neer: Hoewel mineralenarm, vooral aan Na zijn aardappelen een goed en momenteel goedkoop voer. Zijn ze behandeld met een kiemremmings- middel dan is enige voorzichtigheid geboden. Door bij ongunstig weer in de maand november de melkkoeien 's nachts op te stallen en met hooi of zelfs stro bij te voeren, kan men de produktie redelijk op peil houden. Kunstmatig gedroogd ruwvoeder met krachtvoe der gemengd (in brokvorm) kan wellicht alleen ekonomisch verantwoord zijn indien de prijs hier van tussen die van ruwvoeder en krachtvoeders in ligt. Voorlopig is er in dit opzicht weinig perspektief. Melkkoeien houden zonder grasland. Hierbij krij gen de pensfunkties een afwijkende voedering te verwerken, wat o.a. zou kunnen leiden tot een voortplantingsverval. Verder zou dit wellicht een dure voeding worden. Beter is een tussenweg van bijv. 5 melkkoeien per ha, waarvan er hier reeds voorbeelden zijn. Wat aan gras te kort is kan met bijvoeding van andere voedermiddelen worden aangevuld. Op deze manier zijn zeer hoge saldi mogelijk. Zgn. vacuümkuilen bieden weinig perspektief. Een luchtdichte afdekking is het belangrijkste. C J. GOVERS, R. L. V. D. Axel.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1968 | | pagina 8