Boer en ondernemer Wie Polykuhn zaait, zal winst oogsten rr De verstandige bietenteler kan de toekomst voorspellen (omdat hij bij-de-tijd blijft). Hij weet nü al alles van zijn volgende oogst. Want hij zaait Polykuhn, dan heeft hij zekerheid. Een succesvolle teelt, een rijke oogst. Bent u óók zo'n verstandige bietenteler? P' K (Slot; DE financiering van de bedrijfsvoering ^rordt steeds knellender. Nu de mechanisatie extra zware investeringen vergt, het loonpeil voortdu rend blijft stijgen en het landbouwbedrijf steeds kapitaalintensiever wordt kunnen velen de touw tjes niet of slechts met moeite aan elkaar knopen. De kapitaalsbehoefte wordt steeds omvangrijker. Dit probleem komt levensgroot om de hoek kijken bij de generatiewisseling. Dit gezien de veelal zeer grote bedragen die zijn geïnvesteerd in grond, ge bouwen, inventaris en bedrijfskapitaal. Er is dan ook grote behoefte aan het aantrekken van duur vreemd kapitaal. Daarbij komt ook nog dat door net prijsplafond van het gemeenschappelijk landbouw beleid en door de stijgende onkosten er slechts wei nig rendement overblijft voor het in gebouwen en grond gestoken vermogen; althans veel minder dan overeenkomt met de huidige hypotheekrente waar mee boerderijen aangekocht of boedelscheiding in den regel zwaar worden belast. Bovendien moet hierbij worden bedacht dat door de beroepskeuze van andere kinderen doorgaans veel kapitaal aan de ouderlijke boerderij wordt onttrokken. Liquidi teitsmoeilijkheden kunnen dan ook gemakkelijk leiden tot achterstallig onderhoud, achteruitgang in levensstijl en mede daardoor tot verarming van het platteland. ÜEN ernstig probleem achtte de heer Smeenk dat het rendement van het daarvoor benodigde geld veelal in de agrarische bedrijfstak lager is dan in vrijwel elke andere sector van het bedrijfsleven. Via het borgstellings- en saneringsfonds en even tueel wellicht via rentesubsidie zou hierop een op lossing moeten worden gevonden. Daarom zal de financiering voor goed opgezette verantwoorde land- en tuinbouwbedrijven met een goede leiding en van voldoende grootte in de naaste toekomst bijzondere aandacht vereisen. Niet alleen die van de organisaties maar ook van onze banken! Dat het bij de investeringen in de landbouw om grote bedragen gaat blijkt uit het feit dat volgens schattingen de Nederlandse boer- en tüinderstand reeds meer dan 16 miljard gulden beheert waar van ongeveer 4 miljard gulden gefinancierd door eigenaren die land en gebouwen pachten. Dat blijft dus 12 miljard gulden over, die de bedrijfsgenoten zelf in hun bedrijf hebben gestoken en waarvan volgens raming ca. 80 uit eigen vermogen zou be staan en de rest door familie en boerenleenban ken enz. is verstrekt. Men schat dat voor de nood zakelijke aanpassing binnen enkele jaren, zeker een twee a drie miljard gulden zal moeten worden geïnvesteerd. UET is duidelijk dat de financiering van de agra fe rische bedrijven één van de grootste knel punten blijft vormen en wel door de volgende fak- toren. De omvang van de noodzakelijke investeringen is snel toegenomen en groeit nog steeds. - De vermindering van het aantal meewerkende gezinsleden is gepaard gegaan met een omvang rijke afvloeiing van vermogen uit de agrarische sektor. De gezinsuitgaven zijn snel toegenomen. De verplichte bijdragen voor de sociale verze keringen en de premie voor de vrijwillige sociale verzekeringen zijn t.o. van de hoogte van het inkomen drastisch verhoogd. De inflatoire ontwikkelingen der laatste jaren hebben langs verschillende wegen ook een stijging van het rentepeil de financierings problemen aanmerkelijk vergroot. Voor de zelfstandige ondernemer vormt derhalve een eigen vermogen een welhaast onmisbare voor waarde voor het beginnen met en het voortbe staan van een onderneming. Dit mede omdat het eigen vermogen een soort buffer vormt tegen het dragen van financiële risico's. Zeer vele boeren en tuinders zijn echter als gevolg van de onbevredi gende rentabiliteit, de progressie van de inkom stenbelasting en de hiervoor genoemde faktoren, niet in staat door besparingen een toereikend eigen vermogen op te bouwen. WAT de progressie in de inkomstenbelasting betreft verkeert de Nederlandse agrarische ondernemer ten opzichte van zijn collega's in de andere E. E. G.-landen in een bijzonder ongunstige positie. In deze landen geldt (in verschillende vor men) een normatief stelsel. Het Nederlandse sys teem gaat uit "van de individuele inkomsten van betrokkene met daarbij de progressie. De vraag of de Nederlandse boeren en tuinders te veel belasting betalen in vergelijk met hun col lega's in de 5 andere landen vond de heer Smeenk moeilijk te beantwoorden, omdat men ook de an dere belastingen bij deze vergelijking dient te betrekken. De belastingdruk in de verschillende E. E. G.-landen ligt volgens de laatste gegevens daarbij de belastingdruk in Italië op 100 stellende, als volgt: Nederland 163, België 170, Luxemburg 193, Bondsrepubliek 205 en Frankrijk 214. Als zodanig geen juiste gegevens omdat men eigen lijk moet kijken naar het aandeel van het bruto nationale produkt. Dit in aanmerking nemende wordt in België 21 aan belastingen opgebracht, Luxemburg 22 Italië 20 Nederland 23 en 24 in Frankrijk en de Bondsrepubliek. Ne derland heft echter als hoogste, 56 van de be lastingen als inkomstenbelasting, België 41 Luxemburg 50 Bondsrepubliek 47 Frank rijk 39 en Italië 27 Nederland kent naast deze hoge inkomstenbelasting ook nog de zware progressie op de hogere inkomens. De Belgische en Franse agrariërs wier inkomen minder wordt afgeroomd door het normatieve inkomstenstelsel kan daardoor zijn bedrijf meer moderniseren en meer investeren. Zonder ver betering op dit punt zal er zeker een scheve ver houding ontstaan in de concurrentiepositie van de Nederlandse land- en tuinbouwer en die van zijn collega's in de E. E. G., wanneer de prijzen van de produkten steeds meer gelijk worden. Nadere studie hieromtrent in het kader van de harmoni satie van het belastingstelsel in de E. E. G. ver dient dan ook aanbeveling. IYE sociale lasten in Nederland zijn de laatste jaren enorm gestegen. Uitgedrukt in een per centage van het premieplichtig inkomen zijn de sociale lasten van 1957 tot 1967 gestegen van 23 naar 34 Per 1 januari komt hier nog een stij ging van 1,3 bij. Uit gegevens die bij de E. E. G. te Brussel ter tafel zijn gebracht blijkt duidelijk dat de Nederlandse agrariër aanzienlijk hogere premies betaalt dan zijn collega's in de andere E. E. G.-landen. Daarbij komt dat daar aan kin derbijslag, gezinstoelagen enz. vaak hogere bedra gen worden verstrekt dan volgens de Nederland se Algemene Kinderbijslag Wet. Het behoud van onze concurrentiepositie in de Euromarkt maakt het dan ook noodzakelijk dat een herzieninng van de financiering van de sociale verzekering ook nader in studie moet worden ge nomen. Inmiddels zijn in Nederland enkele agrarische wensen op belastinggebied in vervulling gegaan zoals de afschaffing van het registratierecht bij overdracht van het bedrijf van vader op zoon. Dan heeft het borgstellingsfonds wat meer mid delen beschikbaar gekregen, en verder het weder invoeren van de investeringsaftrek en het herstel van de vervroegde afschrijving. Ook de voorstel len t.a.v. de B. T. W. zijn een stap in de goede richting al zijn er nog wel wensen te dien aan zien. HOOR de wijzigingen in het maatschappelijk leven, de snelle economische groei buiten de landbouw, de arbeidstijdverkorting en de ontwik kelingen op het Europese vlak wordt de agrarische ondernemer in toenemende mate voor vragen ge plaatst waarop het voor velen van hen moeilijk en zelfs onmogelijk is individueel het juiste ant woord te geven. Bij velen heeft deze ontwikkeling dan ook twijfel doen rijzen aan de toekomstmoge lijkheden van het agrarisch bedrijf. Daardoor zijn spanningen ontstaan waarvoor de overheid en de organisaties open oog zullen moeten tonen om aanvaardbare oplossingen te verkrijgen. Het aanpassingsproces betekent dat de bedrijfs voering een meer individualistisch karakter krijgt. De persoonlijke initiatieven worden belangrijker, de boer en tuinder wordt daardoor meer onder nemer. De toekomstige bedrijfsvoering zal voor namelijk worden bepaald door de persoonlijke belangstelling van de ondernemer, waarbij na tuurlijk de economie een belangrijk woord mee spreekt. Maar hij zal zelf moeten beslissen over de instandhouding en ontwikkeling van zijn be drijf. En uit dien hoofde zal hij zich op de hoogte dienen te stellen van de technische ontwikkelin gen en arbeidsmethoden en deze zal hij steeds kri tisch moeten beoordelen. Aan het moderne onder nemerschap worden waarlijk hoge eisen gesteld. Het land- en tuinbouwbedrijf nu en in de toe komst staat of valt met de kwaliteiten van de boer en tuinder als ondernemer. ALS voornaamste opgave voor de naaste toe- komst zag de heer Smeenk, in het slotwoord van zijn inleiding, het nog meer inhoud geven aan het structuur- en ontwikkelingsbeleid waar door een verdere aanpassing aan de zich snel wij zigende omstandigheden kan worden bevorderd. Met name zal moeten worden voorkomen dat de concurrentiepositie van de Nederlandse land- en tuinbouw t.o.v. die in de andere E.E.G.-landen slech ter gaat worden. Met name moet daarby worden ge dacht aan de fiscale sector, hetgeen noodzakelijk is. Een soort actieprogramma is nodig dat de vol ledige inzet en alle krachten van organisaties vereist om gezamenlijk deze problemen het hoofd te kunnen bieden. Het gaat hierbij om een belang rijke zaak n.l. het scheppen van een nieuw beter perspectief voor onze Nederlandse land- en tuin bouw! Aldus de heer Smeenk. leverbaar als: normaal zaad precisie zaad C 3,25 4,25 mm D 3,50 4,50 mm M 3,25 4.75 mm POLYKUHN rodukt van de Koninklijke Beetwortelzaad-Cultuur, uhn&Co. n.v.. Naarden.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1968 | | pagina 17