Koopprijzen landbouwgronden 1966/67
Waardering
'an sanering
Waarom naar het O.- en S. Fonds?
5
EET MEER PEULVRUCHTEN
De Peulvruchten Studie Combinatie in Wagenin-
gen heeft de resultaten gepubliceerd van een on
derzoek naar voorbereide peulvruchten, dat vier
jaar in beslag nam. In de kommissie van onderzoek
waren vertegenwoordigd de industrie, de handel en
onderzoekinstituten. Voorzitter was de heer J.
Glotzbach van het Produktschap granen, zaden en
peulvruchten en sekretaris Ir. R. P. Lammers van
de Peulvruchten Studie Combinatie. Voor het on
derzoek was f 300.000,uitgetrokken, waarvan de
ene helft betaald werd door het Produktschap en
de andere helft door het Ministerie van Landbouw.
Uitgangspunt was, dat de consument enerzijds
verfijnder, lichter en gevarieerder gaat eten en
anderzijds, dat de huisvrouw minder uren in de keu
ken kan en wil besteden.
Nu is er al een ontwikkeling aan de gang. We
noemen de verpakte peulvruchten, de spliterwten,
capucijners en bruine bonen In blik en glas, natte
soepen van erwten en bonen, pakjes droge soep
en snelgevroren bereide peulvruchtengerechten.
Toch mankeert er nog wel eens iets aan de kwa
liteit en bovendien is het gewenst, dat er droge
instant peulvruchten aan de markt komen. Hierop
was het onderzoek mede gericht In het verslag
wordt de konklusie getrokken, dat er veel nieuwe
inzichten zijn verworven. Het doel echter om te
komen tot ver voorbereide peulvruchten van goede
kwaliteit en liefst zonder verteringsbezwaren werd
nog niet bereikt. Het onderzoek zal daarom door
bedrijfsleven en overheid moeten worden voortge
zet, opdat droge peulvruchten hun plaats geheel
kunnen innemen tussen de andere zogenaamde
instantprodukten.
Wij hopen dat het onderzoek wordt voortgezet in
het belang van alle schakels, inklusief de telers, en
van de konsument. De peulvrucht is het waard. Sla
de handen ineen. Ook bij de research, die veel
geld vraagt.
J. D.
E.V.O. OP DE BRES VOOR DE LANDBOUW
Enige tijd geleden werd in een aantal gevallen
tegen houders van landbouwtraktoren die gebruik
maakten van de middenweg, met name de Zuid-
zandsestraat te Oostburg, door de politie proces
verbaal opgemaakt omdat deze weggebruikers ver
plicht waren op grond van art. 26 van het nieuwe
Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens, ge
bruik te maken van de ter plaatse bestemde vent-
weg.
Tegen deze verkeersmaatregel, waarmede vol
gens de mening van de E.V.O. de verkeersveilig
heid niet werd gediend, werd bij het College van
Burgemeester en Wethouders van de gemeente
Oo9tburg bezwaar aangetekend. Eén dezer dagen
ontving de E.V.O. van dit College een beschikking
waaraan wij ontlenen dat de Raad der gemeente
Oostburg op 19 december besloot:
1. Aan bestuurders van motorvoertuigen die niet
sneller kunnen en mogen rijden dan 20 km per
uur, toe te staan, de middenbaan van de Zuid-
zandsestraat te gebruiken;
2. Deze maatregel aan te duiden door plaatsing
aan de beide beginpunten van de gescheiden
rijbanen rechts van de middenbaan van een
bord met wit opschrift: „Inrijden motorvoertui
gen toegestaan".
R. M. L. S. SCHOONDIJKE 25 JAAR
Onder bijzonder grote belangstelling is op fees
telijke wijze op donderdag 11 januari de 25e ver
jaardag van de Rijks Middelbare Landbouwschool
te Schoondijke gevierd. Zowel organisatorisch als
van opzet zat deze middag voortreffelijk in elkaar.
De aanbieding van de eerste exemplaren van het
gedenkboek over deze school vond op zeer origi
nele wijze plaats. Jammer dat de oud-direkteur de
heer L. van Dijk, die veel voor het tot stand komen
van deze school heeft gedaan, door ziekte verhin
derd was. Met veel belangstelling hebben wij ge
luisterd naar het betoog van ir. Bouman, oud-rijks-
landbouwconsulent te Axel, over het onderwerp
„Wereldboerderij en ik". Een beschouwing over de
landbouw, veeteelt en visserij op onze aarde en de
produktiemogelijkheden enz. waarin hij de vraag
trachtte te beantwoorden waar onze boeren in de
toekomst komen te staan. Ir. Bouman heeft na zijn
werkzaamheden in Zeeuws-Vlaanderen op interna
tionaal niveau veel over de wereld gezworven.
Op onderhoudende wijze putte hij uit zijn opge
dane ervaringen. Wij hopen op e.e.a. in ons vol
gend nummer in het kort nog nader terug te ko
men. De R. M. L. S. Schoondijke gaat onverveerd
verder. Op naar het 50-jarig jubileuml
Bi
|N de afgelopen jaren hebben ruim 11000 bedrijfs-
hoofden in land- en tuinbouw een aanvraag in
gediend om in het kader van de beëindigingsrege
ling -van het Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor
de landbouw hun bedrijf te beëindigen. Van deze
aanvragers hebben er momenteel meer dan ruim 5000
hun bedrijf via deze regeling beëindigd en zijn er
ruim 3500 afgewezen omdat zij niet aan de voorwaar
den voldeden; van de overigen is de aanvraag nog in
behandeling.
Op verzoek van de Cultuurtechnische Dienst heeft
het L. E. I. d.m.v. een enquête onder aanvragers, een
onderzoek ingesteld o.a. naar de redenen waarom
men het bedrijf wenste te beëindigen en naar de
financiële positie vóór en na beëindiging.
Uit het onderzoek kwam o.m. naar voren, dat 47
van alle aanvragers, ziekte, ouderdom en invaliditeit
als eerste reden noemden van hun aanvraag tot be
drijfsbeëindiging, zoals uit de tabel blijkt. Door Vs van
de aanvragers werd de slechte inkomenspositie als
eerste reden voor de wens tot bedrijfsbeëindiging ge
noemd.
Gesaneer- Afge- Alle
den wezenen aanvragers
Ziekten, ouderdom,
invaliditeit 38 56 47
Slechte inkomens
positie, geen
toekomst meer 33 32 33
Geen opvolger 28 6 17
Andere redenen 1 6 3
100
100
100
WAT de hoogte van de beëindigingsuitkeringen
betreft, was 79 van de gesaneerden zeer
tevreden. Opmerkelijk was dat 74 van de gesa
neerden te kennen gaf, dat zij ook zonder deze uit
kering na het 65e jaar het bedrijf d.m.v. de beëindi
gingsregeling beëindigd zouden hebben.
Hoewel de afgewezenen niet aan de voorwaarden
voldeden vertoonden zij veelal een grote verwant
schap met de groep gesaneerden. Van de afgeweze
nen verkeerde 44 in financiële moeilijkheden. Dat
beëindiging voor deze groep in veel gevallen harde
noodzaak was, bleek uit het feit dat in februari 1967
34 van de afgewezenen het bedrijf ondanks de
afwijzing beëindigd had en dat 33 van plan was dit
zo spoedig mogelijk te doen.
In de studie wordt voorts o.m. aandacht besteed
aan het bedrijfstype, de bedrijfsomvang, de perspec
tieven en de daarmee samenhangende plannen die
men met de bedrijven heeft.
Voor wat de groep potentiële aanvragers betreft
bleek bijv. dat 25 van deze groep t.z.t. het bedrijf
via de beëindigingsregeling zou willen beëindigen ter
wijl nog eens 18 belangstelling had voor deze wijze
van beëindigen. Ook is ingegaan op vragen zoals de
wijze waarop men van het bestaan en de inhoud ken
nis heeft genomen, op het gedrag na beëindiging via
de regeling dan wel na afwijzing van de aanvraag, op
de wensen en kritiek van de betrokkenen t.a.v. de
regeling en op het doel van de beëindigingsregeling.
Het bleek bijv. dat men vrij algemeen de verbetering
van de landbouwstructuur als doel van de regeling
zag, in de praktijk ervoer men de beëindigingsrege
ling echter sterk als een sociale regeling.
De studie bevat een beknopt verslag van de opzet
en de resultaten van het onderzoek terwijl hierin te
vens enkele conclusies en een slotbeschouwing zijn
opgenomen. In de slotbeschouwing is een poging
ondernomen tot een evaluatie van het gevondene
waarbij o.m. is gelet op de economische en sociale
aspecten van de regeling. Belangstellenden kunnen
deze studie bestellen door overschrijving van 5,
op postrekening No. 41.22.35 t.n.v. het L.E.I. onder
vermelding van „Zend Studie No. 58".
VOORLOPIGE CIJFERS
Het C. B. S. heeft in zijn statistisch bulletin de
koopprijzen van landbouwgronden 1966/'67 (voor
lopige cijfers) gepubliceerd. Het tekent daarbij aan
dat aan de gemiddelden van de „tuinbouwgebieden"
wegens het geringe aantal verkopingen slechts gerin
ge waarde kan worden toegekend.
Koopprijzen van landbouwgronden 1966/'67
(voorlopig)
Los bouwland
1964/'65 1965/'66 1966/'67
gld/ha
Zeekleigebieden
8.120
8.450
8.090
Rivierkleigebieden
9.120
9.780
9.200
Weidestreken
7.520
6:670
7.310
Zandgronden
6.840
7.570
7.410
Veenkoloniën
5.770
6.730
6.510
Tuinbouwgebieden
6.630
7.240
7.470
Nederland
7.500
7.940
7.710
Boerderijen (1 ha en meer)
1964/'65 1965/'66
196S/'67
1964/-65
1965/'66
1966/'67
Los
grasland
Zeekleigebieden
8.540
8.670
8.920
Zeekleigebieden
7.280
7.560
7.290
Rivierkleigebieden
10.720
11.860
10.680
Rivierkleigebieden
7.660
6.960
7.530
Weidestreken
7.100
7.320
7.410
Weidestreken
6.530
6.790
6.580
Zandgronden
7.760
8.620
8.840
Zandgronden
6.270
6.670
6.650
Veenkoloniën
6.200
7.140
7.270
Veenkoloniën
5.600
5.760
5.680
Tinbouwgebieden
7.500
11.420
11.600
Tuinbouwgebieden
6.630
7.210
6.450
Nederland
7.780
8.420
8.560
Nederland
6.530
6.810
6.780
aan de gemiddelden van deze
gebieden slechts
Wegens het geringe aantal verkopingen kan
geringe waarde worden toegekend.
(Vervolg
VERANDERING IN DENKEN
De opstellers van het L. E. I.-rapport wijzen op
een verandering in de gedachten over bedrijfsbe
ëindiging, waartoe de saneringsregeling best eens
veel bijdragen zou kunnen hebben. Het zal meer
en meer regel worden onder de kleinere boeren om
er ongeveer op de 65-jarige leeftijd mee op te hou
den.
Natuurlijk houdt dit nauw verband met de A.O.
W.-uitkeringen en met de mate waarin die in een
minimumbestaan ten plattelande kunnen voorzien.
Wanneer de beëindigingsregeling er niet was ge
weest, meent het rapport, dan zou vaak de betref
fende grond toch wel vrijgekomen zijn. Het voor
deel van de beëindigingsregeling zou dan zijn, dat
dat nu zoveel eerder is gebeurd. Geschat wordt,
dat er tijdsvoordeel van 5 tot 7 jaar zou zijn. Zo
veel te eerder is er dus een iets betere verdeling
van de bedrijfsgrootte en zijn er dus iets betere mo
gelijkheden voor de blijvers ontstaan.
De regeling heeft een zekere voorbeeldwerking
gehad; de psychologische weerstanden tegen be
drijfsbeëindiging zijn verminderd. Er is nog één
punt, dat de aandacht trekt en dat is de wijze waar
op volgens het L. E. I.-rapport de betrokkenen wer
den voorgelicht en geadviseerd. Hierbij valt voor
al de belangrijke plaats van de districtshouder op.
De positie van de standsorganisaties en haar voor
lichters was in het begin van de regeling nog van
weinig betekenis.
Natuurlijk hebben degenen, die afgewezen wer
den, de meeste kritiek op de regeling. Die kritiek
betreft dan vooral het feit, dat er te weinig met
de persoonlijke omstandigheden van elke aanvra
ger rekening wordt gehouden. Men wil er graag
een sociale regeling in zien, al blijkt men vaak wel
te weten, dat het ook om de verbetering van de
n pag. 1)
gemiddelde bedrijfsgrootte gaat.
INSTRUMENT VAN E. E. G.-BELEID
Men kan tot de slotsom komen, dat de beëindi
gingsregeling van het Ontwikkelings- en Sanerings
fonds onder Nederlandse omstandigheden 'n nuttig
instrument van het landbouwbeleid was en is. Er
is wel voorgesteld om ook zo spoedig mogelijk een
dergelijke E. E. G.-regeling in het leven te roepen.
Het is bekend hoe sterk dr. Mansholt de laatste tijd
weer alle aandacht vraagt voor de structurele pro
blemen van de E. E. G.-landbouw. Zijn redenering
is in zeer grove lijnen deze: Het prijsbeleid kan
nauwelijks nog verbetering ondergaan; de boeren
stand moet steeds harder werken op steeds meer
eenmansbedrijven om in inkomen enigszins mee te
kunnen komen; en juist deze ongunstige leef- en
werkomstandigheden zullen steeds minder geac
cepteerd worden door de betrokkenen zelf. Er moet
dus worden gestimuleerd om tot veel grotere
produktieeenheden te komen, waarop modern en
rationeel kan worden gewerkt. Veel mensen in de
landbouw zullen dan voor de noodzaak komen te
staan om elders emplooi te zoeken.
De Nederlandse ervaring met saneringsmaatre-
gelingen doet wel enige twijfel rijzen of deze maat
regelen het in E. E. G.-kader zullen doen. Er is
een deugdelijk voorlichtings-, advies- en uitvoe
ringsapparaat voor nodig. En naast zo'n regeling
is in elk geval een bewust en eveneens kostbaar be
leid op economisch en sociaal terrein nodig. Name
lijk een bevordering van werkgelegenheid buiten
de landbouw en een sociale politiek, die een goede
oudedagsvoorziening inhoudt en ook op andere
wijze daar helpt waar men met de rug tegen de
muur staat.
Str.