9e Zeeuws-Vlaamse Studiedag in Terneuzen Intensivering van het Akkerbouw bedrijf 10 Voor de negende maal organiseerde de Stichting ter Be vordering van het Landbouwkundig Onderzoek in Zeeuwsch* Vlaanderen in samenwerking met de R. L. V. D. haar jaar- rijks weerkerende studiedag. Het openingswoord van de voorzitter, de heer A. de Feijter te Cadzand, werd reeds eer der opgenomen. Als thema voor deze dag gold: „Intensiveringsmogelijk heden van het Akkerbouwbedrijf". Het perspectief van in tensieve produktietakken en gewassen voor Zeeuws-Vlaan- deren werd door een viertal deskundigen uit de doeken ge daan, terwijl de lezingenserie werd besloten met de erva ringen van een boer uit het Groningse, die het heeft ge zocht en gevonden in intensieve teelten. In een serie artikelen willen we een résumé geven van wat deze Studiedag de Zeeuwsvlaamse boer had te bieden. Nieuwe veestal tussen de oude gebouwen. De boer zal zich onge twijfeld hebben gerealiseerd, dat hij nu voor minstens 20 jaar „vast" zit aan de melkveehouderij. „DE TOEKOMST AKKERBOUW- OF GEMENGD BEDRIJF" Ir. L. Th. J. M. DE WIT, rijkslandbouwconsulent ÏYE oppervlakte cultuurgrond per arbeidskracht wordt gaandeweg groter. Voor de groep L.E.I.-bedrijven in Zeeuws-Vlaanderen is deze op gelopen tot 15 ha. Hoewel er in Zeeuws-Vlaande ren een aantal bedrijven in de grootteklasse 25 a 30 ha voorkomt met één arbeidskracht de boer), is dit in deze streek toch niet het algemene beeld: meestal is er naast de boer nog een werk kracht aanwezig, soms de zoon, soms de vader. Soms vreemd personeel. Een scherpe grens is er dan ook niet te trekken tussen het één- en twee- mansbedrijf. De arbeidsbezetting op deze bedrij ven schommelt tussen 1.0 en 2.5 met gemiddeld 15 ha per volwaardige arbeidskracht. Bij een bezetting van 2 man op een bedrijf van 30 ha is het qua arbeidsbehoefte mogelijk om de oppervlakte van een financieel interessant gewas als suikerbieten op te voeren tot aanzienlijk meer dan 7.5 ha. Helaas verbieden vruchtwisselingseisen dit. Hetzelfde geldt voor een gewas als aardappe len, waar voor de vakkundige teler toch wel „brood' in zit. Gaan we een bedrijf van 30 ha toerusten met twee arbeidskrachten (waaronder de boer) en een maximale oppervlakte intensieve gewassen met een hoog saldo, dan valt op: a. dat het netto-over schot teleurstelt; b. dat ongeveer de helft van het arbeidsaanbod (2200 uren/jaar) niet productief kan worden aangewend. a. Akkerbouwbedrijf, 30 ha, 2 man, loonwerk 10 ha wintertarwe, 5 ha zomertarwe, 7,5 ha aardappelen, 7,5 ha suikerbieten Totaal saldo 40.740 Niet toegerekende kosten ƒ39.125 Beschikbare arbeidsuren Voor veldwerk nodig 1300 Algemene werkzaamheden 1100 4400 2400 Netto overschot Arbeidsinkomen per persoon 1.615 10.808 4400 Beschikbare arbeidsuren Voor veldwerk nodig 1100 Algemene werkzaamheden 1100 Niet benut 2200 b. idem, eigen mechanisatie Totaal saldo Niet toegerekende kosten Netto overschot Arbeidsinkomen per persoon 2200 uren! 47.602 45.958 1.644 10.822 Niet benut 2000 uren! Gaat men zelf mechaniseren, waarbij natuurlijk zeer hoge benuttingspercentages van de machines moeten optreden en ook de werktuigkosten aan zienlijk zullen stijgen, dan verandert het netto overschot praktisch niet. Wat wel verandert, is het aantal manuren. In het tweede geval moeten er meer uren be steed worden aan veldwerk, omdat men nu een maal zelf gemechaniseerd heeft. Van beide bedrijfsopzetten kan dus de conclusie zijn arbeid over de helft) geld (inkomen) tekort. Is voor dit tweemansbedrijf van 30 ha het ar- beidsoverschot nuttig aan te wenden, zodat het netto-overschot stijgt? Achtereenvolgens werden door ir. De Wit be handeld de mogelijkheden van de melkveehouderij en de varkenshouderij. a. Melkveehouderij Uitgaande van een bedrijf met 15 ha bouwland (3 ha wintertarwe, 3 ha zomertarwe, 6 ha sui kerbieten, 1,5 ha uien en 1,5 ha aardappelen) en 15 ha grasland en toepassing van het wissel bouwsysteem, waarbij elk jaar 3 ha nieuw gras land wordt aangelegd, kan de volgende begro ting worden opgesteld. b. Gemengd bedrijf, 2 man, loonwerk, 30 melk koeien. Totaal saldo 57.350 Niet toegerekende kosten 41.050 Netto overschot I 16.300 Bij nieuwe stal: extra stalkosten 4.000 Netto overschot II 12.300 Arbeidsinkomen per persoon 16.150 Beschikbaar arbeidsloon 4400 Voor veldwerk en vee 3000 Algemene werkzaamheden 1100 Niet benut 4100 300 uren! Het bijbouwen van een geheel nieuwe stal voor 30 melkkoeien met jongvee vraagt aan bouwkos ten 40.000. Rekening houdend met 10 jaar- kosten daalt het netto-overschot van 16.300 tot 12.300 en het arbeidsinkomen per persoon van ƒ18.150 tot ƒ16.150. Een gemengd bedrijf als hier geschetst heeft een arbeidsbehoefte van ruim 4000 manuren per jaar, waarbij enkele toppen aanwezig zijn. Gezien de bereikte resultaten aan het eind van het jaar kan men echter wel stellen dat de extra-uren goed betaald zijn. Of het verantwoord is om de melkveestapel uit te breiden ten koste van de akkerbouwgewassen, hangt af van verschillende factoren o.a. van de te verwachten opbrengsten van de akkerbouwgewas sen, de mogelijkheid om intensieve teelten toe te passen en de productiviteit van het melkvee. Vooral wanneer bij uitbreiding van het aantal melkkoeien een nieuwe stal gebouwd moet wor den, dient men zich af te vragen of de investering wel verantwoord is en de meer uren arbeid die aan het melkvee worden besteed wel voldoende betaald worden. Iedere ondernemer zal voor het eigen bedrijf aan de hand van de opbrengsten en kosten van akkerbouw en veehouderij uit moeten maken of een verschuiving in de richting van meer melkvee voor zijn bedrijf verantwoord is. Het maakt im mers een aanzienlijk verschil of men 4 of 5 ton tarwe, 40 of 50 ton bieten per ha en 4300 of 5000 kg melk per koe kan verwachten! Ook bij koeien is de opbrengst van de grootste betekenis voor de rentabiliteit. c. Varkenshouderij Het is ook mogelijk om het eerder gesignaleerde overschot aan arbeid, op het intensieve, twee mans akkerbouwbedrijf onder te brengen in een bodem loze produktietak. Inderdaad „bodemloos", omdat er voor het houden van fok- en mestvarkens en kel arbeid en kapitaal nodig is en nagenoeg geen grond. Het per jaar af mesten van 500 mestvarkens vraagt een stalruimte voor 700 mestvarkens. De investering in een dergelijke stal kan gesteld wor den op 40.000. De biggen worden gekocht voor 60 per stuk en afgeleverd bij 90 kg levend gewicht voor een prijs van 2,70 per kg levend gewicht. De op brengst per varken is dan 189. Aan totale kosten (voer, dierenarts, rente, risico en huisvesting) is te rekenen 177 per varken. Dit is te verwezen-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1968 | | pagina 10