Delisa zomergerst objectief bezien Nieuwe gecombineerde loontabellen Deelbouw en sociale verzekering Verhoging max. dagloon en de ziekenfondspremie 7 Werkgevers- en arbeidszaken Omstreeks 1 februari 1968 zal de 19e herziene druk verschijnen van de „Gecombineerde Loon tabellen voor de Land- en Tuinbouw". Zoals gebrui kelijk zijn in deze nieuwe uitgaaf de wijzigingen in de premie, o.a. AOW; AKW; AWZ; Ziekenfonds en W. en W. wet verwerkt, welke met ingang van 1 januari 1968 van kracht zijn geworden. De uitvoering is zodanig, dat met behulp van spe ciale kleurendruk, het nettoloon gemakkelijk is af te lezen. Alle in te houden bedragen aan loon belasting premie AOW/AWW en sociale verzeke ringen zijn bij iedere loonberekening vermeld, waar door het loonbriefje zonder verdere berekening kan worden ingevuld, zowel voor week- als daglonen, alsmede berekeningen voor bijzondere beloningen voor vaste- en losse werknemers. De prijs is f 10,50 bij vooruitbetaling. Ter voorkoming van verzendkosten wordt gead viseerd bij bestelling gelijktijdig het verschuldigde bedrag over te maken op girorekening 20.94.71 t.n.v. Boekhoudbureau van de Holl. Mij van Landbouw te 's-Gravenhage, onder vermelding van „Gecombi neerde Loontabellen" 1968. Na het verschijnen volgt franco toezending van de bestelling. Ook kan via de afd. Werkgevers- en arbeidszaken der Z. L. M. te Goes besteld worden. In dat geval gaarne uw bestelling opgeven aan de heer J. F. Blanksma, Landbouwhuis-Goes, tel 011005010. De wijzigingen, die zich per 1 juli j.L op het ter rein van de sociale verzekering hebben voltrokken, hebben ook gevolgen voor wat betreft de verzeke ringsplicht van degenen, die arbeid in deelbouw verrichten. Het belangrijkste is wel, dat Sedert 1 juli de rege ling, waardoor deelbouwers onder de verplichte verzekering worden gebracht, niet alleen geldt voor de Ziektewet, de Ziekenfondswet, de Arbeidsonge schiktheidsverzekering en het Bedrijfspensioen fonds voor de Landbouw, doch in tegenstelling tot voorheen ook voor de Werkloosheidswet. De voorwaarden, die voorheen golden om een deelbouwer als verplicht verzekerde te kunnen aan merken, .zijn eveneens uitgebreid. Hoewel deze uitbreiding voor het merendeel van de gevallen van weinig betekenis zal zijn, willen wij hierop volledigheidshalve toch ingaan. VOORWAARDEN Er worden thans twee voorwaarden gesteld. Ie. De deelbouwer mag dit werk niet verrichten in de uitoefening van een bedrijf of in de zelfstandige uitoefening van een beroep. 2e. De verdiensten uit de deelbouw moeten een belangrijk bestanddeel vormen van het in- komen van de betrokkene. Voor wat de eerste voorwaarde betreft heeft het bestuur van het A.S.F., althans voorlopig, besloten niet als verzekerde aan te merken de deelbouwer, die tevens een eigen agrarisch bedrijf bezit. Hierbij is er van uitgegaan, dat de deelbouwovereenkomst als een onderdeel, althans een verlengstuk, van het eigen bedrijf is te beschouwen. Met betrekking tot de tweede voorwaarde geldt de wettelijke regeling dat de deelbouwer, alvorens als verzekerde te kunnen worden aangemerkt, moet hebben aangetoond, dat hij met die werkzaamheden gedurende tenminste een kalendermaand gemiddeld tenminste 35 van het wettelijk minimum-loon heeft, verdiend. Daar het minimum-loon ten tijde van het schrijven van dit artikel 128,per week bedroeg, moeten de verdiensten derhalve op z'n minst 35 daarvan of J 44,80 per week hebben bedragen. Voldoet de deelbouwer in een kalender maand aan die eis, dan is hij de opvolgende maand verzekerd, mits hij dus geen eigen bedrijf bezit. VOORBEELD Een voorbeeld ter yerduidelijking. Iemand zonder eigen landbouwbedrijf gaat op 15 maart in deelbouw werken en was vóór die datum niet verzekerd. In dat geval valt hij eerst ge durende de maand mei onder de verplichte ver zekering indien gebleken is, dat hij in de maand april met dat werk gemiddeld tenmiste 44,80 per week verdiende, of, gelet op de vermoe delijke opbrengst, geacht moet worden te hebben verdiend. Voor de maand juni geldt alsdan verzekerings plicht indien over de maanden april en mei gemid deld genoemd bedrag werd verdiend, terwijl in juli verzekeringsplicht zal bestaan wanneer over de maanden april, mei en juni aan genoemde eis werd voldaan. Zo vervolgens zullen ter beantwoording van de vraag of in de daarop volgende maand verzekerings plicht aanwezig is, steeds de gemiddelde verdien sten van de drie voorafgaande maanden in de be oordeling moeten worden betrokken. Het bovenstaande geldt voor iemand, die vóórdat hij in de deelbouw ging werken, niet verzekerd was. Het meest voorkomende geval is echter dat de deelbouwer, vóórdat hij met de werkzaamheden begon, wèl onder de verplichte verzekering viel, omdat hij bijvoorbeeld tevoren in dienstbetrekking werkte. In het als voorbeeld gestelde geval blijft de betrokkene alsdan verzekerd tot en met de maand april. Gedurende de daaropvolgende maanden zal ook in dat geval echter eerst verzekeringsplicht be staan indien in de voorafgaande maand (en) aan de eis van 44,80 per week wordt voldaan. Hoewel deze regeling vrij ingewikkeld is, zal de toepassing daarvan in de praktijk weinig moeilijk heden opleveren. In de eerste plaats omdat, zoals vermeld, de mees te deelbouwers vóór de aanvang van die werkzaam heden reeds verzekerd waren en derhalve tot en met de eerstvolgende kalendermaand verzekerd blijven en in ae tweede plaats, omdat de verdien sten in de deelbouw meestal aanmerkelijk hoger Hggen dan 44,80 per week. Uiteraard kunnen zich in dit verband nog wel pro blemen voordoen. Bij twijfel omtrent de verzeke ringsplicht van deelbouwers kan men zich wenden tot het regionaal kantoor van het A.S.F. te Goes, de districtsagent of de inspecteur van het A.S.F. Zoals reeds werd opgemerkt vallen de deelbou wers sedert 1 jüli 1967 eveneens onder de Werkloos heidswet. Dit betekent, dat zy bij onvrijwillige werkloos heid, met inachtneming van de daarvoor geldende bepalingen, aanspraak op uitkering kunnen maken. Aangezien ten aanzien van de groep niet in dienst betrekking zijnde werknemers, waartoe ook de deel bouwers behoren, soms moeilijk zal zijn vast te stellen of de werkloosheid een onvrijwillig karak ter draagt, heeft de Sociale Verzekeringsraad de minister geadviseerd aan hun recht op werkloos heidsuitkering een bijzondere voorwaarde te ver binden. Deze nog door de minister te stellen voorwaar den zal vermoedelijk inhouden, dat geen uitkering ingevolge de Werkloosheidswet zal worden ver strekt zolang de arbeidsverhouding voortduurt. Het bestuur van de B.V.A.B. acht het echter ge wenst deze uitkeringsmogelijkheid open te laten voor bepaalde onderbrekingen van de deelbouw- werkzaamheden in de spruitkool. n.L die wegens langdurig aanhoudende vorst, alsmede zwaar sneeuwdek, en heeft een dienovereenkomstig voor stel bij de S.V.R. ingediend. Welke regeling uiteindelijk tot stand zal komen is op het ogenblik nog niet bekend. SAMENVATTEND GELDT VOOR DEEL BOUW DUS DE VOLGENDE REGELING: L De verzekeringsplicht voor deelbouwers is uit gebreid tot de Werkloosheidswet. Z. De verzekeringsplicht geldt niet voor degenen, die als zelfstandige een eigen agrarisch bedrijf uitoefenen en daarnaast in deelbouw werken. 3. Er is verschil tussen de deelbouwer, die ten minste 35 van het minimum-loon (tenminste 44,80 per week) verdient en degene die daar beneden blijft. Verdient men 35 van het minimum-loon of meer, dan is men onmiddellijk verzekerd aio men tevoren in loondienst werkte dan wel zie kengeld of W.W.-uitkering genoot. Is dit laat ste niet het geval, dan gaat de verzekering pas in, nadat tenminste een volle kalendermaand in deelbouw is gewerkt. Verdient men minder dan 35 van het mini mum-loon, dan is men in beginsel niet verze kerd tijdens de deelbouwarbeid. Werkte men echter tevoren in loondienst of genoot men zie kengeld of W.W.-uitkering, dan is nog verze keringsplicht aanwezig totdat tenminste een volle kalendermaand is verstreken. De Sociale Verzekeringsraad heeft de bedrijfsver enigingen medegedeeld, dat ervan kan worden uit gegaan, dat ingaande 1 'januari 1968 a. de loongrens krachtens de Ziekenfondswet is verhoogd van 12.400,tot 13.200,— per jaar b. het maximum-dagloon, waarover zieken fondspremie is verschuldigd, zal worden verhoogd van 38,40 tot f 43,(bij een vijf daagse werkweek). Alhoewel deze laatste maatregel formeel nog rechtskracht moet verkrijgen kunnen ook de werk gevers by het vaststellen van de door hun daarvoor in aanmerking komende (zoals bedrijfsleiders) werknemers verschuldigde ziekenfondspremie met het maximum-dagloon van 43,reeds rekening houden. Ir. W. WILTEN, N.I.B.E.M. TNO. Polderstraat 10, Rotterdam. - 25. 70ALS in mijn artikel „Brouwgerst 1968" in het Rassennummer van vorige week werd vermeld, wordt aangeraden zich by de rassenkeuze van de zomergerst in 1968 te beperken tot de uitzaai van Cambrinus en Zephyr. De redenen daarvoor zijn de volgende: Zowel Cambrinus ais Zephyr zijn nationaal en internationaal als brouwgerst erkend. Men kan zeker zijn van een afzet op een brouwgerstmarkt van deze goedopbrengende rassen welke een goede veerkracht van het stro bezitten. De kans op een onaangename legering is bij deze rassen gering. Bij de uitzaai van Deiisa dient men er zich re kenschap van te geven dat dit ras in Nederland het stadium van de beproeving als brouwgerst niet te boven is. Zowel landbouwkundig als bij de ver werking m de industrie blijven bij Delisa nog en kele vraagpunten over! CTEVIGHEID VAN STRO. De conclusie van het onderzoek in voorgaande jaren is dat deze in 't algemeen voldoende geacht kan worden. De erva ringen van voorgaande jaren hebben echter ook geleerd dat de soepelheid van het stro beslist on voldoende is. Delisa, uitgezaaid op dé ha-velden van het N.IJJ.E.M. TNO te Colijnsplaat in 1963, in ver gelijking met Balder, vertoonde een dusdanige plat te legering, en als gevolg daarvan een zodanig slech te kwaliteit dat. de oogst niet meer vermouten en ygrbrouwen. kon worden. Teneinde dat jaar niet geheel als beoordelingsjaar voor Delisa verloren te laten gaan, werd een partij zaaizaad aangekocht uit Noord-Beveland. Deze par tij had een eiwitgehalte van boven de 11% en bleek bij navraag eveneens zeer zwaar gelegerd te zijn met het bekende gevolg van de slechte kwali teit welke zelfs in het grootste importland van brouwgerst (Duitsland) niet zou zijn geaccepteerd. MA deze ervaringen is zelfs overwogen het gehele onderzoek met Delisa (toen nog Cebeco 6107) te beëindigen. Blijkbaar is dit niet alleen het geval geweest bij het N.I.B.E.M.. daar voor uitzaai op de ha-velden 1964 zelfs geen zaaizaad ter beschikking was. Dit laatste heeft echter wederom een verlies betekend van een jaar onderzoek op praktijkschaal, zowel landbouwkundig als bij de verwerking in de industrie. Dat deze ernstige legeringsverschijnselen in 1965, 1966 en 1967 niet werden geconstateerd (in 1965 zeker tot onze grote verbazing) betekent nog niet dat deze legering onder bepaalde omstandiheden bij Delisa weer kan voorkomen zodat dit ras land bouwkundig bepaalde risico's bij de verbouw heeft. Bovendien heeft dit ras in de 43e Rassenlijst 1968 een 6 voor doorwas terwijl Cambrinus en Zephyr daarvoor 7,5 ontvingen! DIT dan naar aanleiding van de opmerking in de eerste regels van het artikel over „De positie van het gerstras Delisa" 'op blz. 11 van het Rassen- nummer van het Zeeuws Landbouwblad: „Er heerst in het bróüwgerstgebied een zekere on duidelijkheid betreffende het gerstras Delisa. Niet zozeer over de landbouwkundige kwaliteiten enz., enz." Het is zeer de vraag of deze risico's: geringe veer kracht en gevoeligheid voor doorwas opwegen te gen de gemiddeld 2 hogere korrelopbrengst t.o.v. de gangbare brouwgerstrassen Cambrinus en Zephyr. Voorts is over het onderzoek naar de verwerking op industriële schaal reeds opgemerkt dat enkele Nederlandse brouwerijen bij Delisa moeilijkheden hadden met de wortelfiltratie en een te lange „sle pende" gisting constateerden (resultaten van oogst 1965 en 1966die van 1967 staan uitteraard nog niet ter beschikking). Zodra dit ook in het buitenland wordt geconstateerd zal men ook daar wat gereser veerder staan tegenover de bereidheid Delisa aan te kopen. Men heeft in Duitsland beslist minder er varing dan in Nederland. I\E positie van het ras Delisa kan op grond van serieus onderzoek dus als volgt worden ge karakteriseerd „Nog niet geheel als brouwgerst aanvaard, afzet ervan als brouwgerst niet zeker." Naar de mening van het N.I.B.E.M. TNO zal uit zaai van Delisa in het bróüwgerstgebied in 1968 bovendien de kans op rasvermenging van partijen brouwgerst vergroten waarmede aan de kwaliteit van de Nederlandse brouwgerst geen goed wordt gedaan. Ondanks de hoopgevende resultaten welke Delisa bij de vermouting heeft gegeven is het nu nog niet verantwoord Delisa in het bróüwgerstge bied op grote schaal uit te zaaien. Aan het einde van 1988 zal het N.I.B.E.M., met één jaar meer er varing bij de verwerking, met een nog duidelijkere uitspraak kunnen komen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1968 | | pagina 7