Verplicht of vrjjwillig verzekeren Wist U dat 5 JJOALS bekend werd op 1 juli 1967 de Wet Ar beidsongeschiktheidsverzekering (WAO) van kracht Deze Wet is van toepassing voor alle werk nemers en niet voor de zelfstandige ondernemers. De W.A.O. vervangt in feite de oude ongevallen en ziekengeldverzekering. De loongrens waarover premie betaald moet worden ligt bij deze Wet op f 20.000.—. Met de invoering van de W.A.O. zijn er ook en kele wijzigingen gekomen in het begrip werknemer. Volgens de oude wetten werd bijv. een meewerken de minderjarige zoon in het bedrijf van zijn vader niet als werknemer beschouwd omdat er geen ge zagsverhouding en een normaal loondienstverband bestond. Dit kriterium is bij de WAO verlaten. In dien vader en zoon een arbeidsovereenkomst aan gaan is de verhouding werkgever-werknemer ge schapen en kan nu ook de minderjarige en/of meer derjarige meewerkende zoon onder alle verplichte sociale wetten komen te vallen. HET A.S.F. Over deze kwestie heeft de bedrijfsvereniging Agrarische Sociale Fondsen (A.S.F.) zich onlangs via een circulaire tot alle aangesloten ondernemers gewend, waarin op deze mogelijkheid werd aange wezen. We ztjn ons er van bewust al wat laat te zijn met onze reaktie op genoemde circulaire. Voor een aantal ondernemers rees aan de hand daarvan de vraag of zij hun zoon nu onder de ver plichte verzekeringen moesten laten vallen of niet. Zelfs zijn er al enkele vaders toe overgegaan op deze vraag een bevestigend antwoord te geven. Het lijkt ons daarom alsnog nuttig nader op deze kwestie in te gaan. VERPLICHT OF VRIJWILLIG Afgezien van allerlei principes komt bij deze kwestie de konkrete vraag naar voren: „Kan ik mijn minderjarige zoon beter en goedkoper onder de verplichte sociale wetten laten vallen of is het voor deliger hem via vrijwillige verzekeringen tegen allerlei risico's te dekken?'' Het is een ieder bekend, dat het wetttelijk sociale verzekeringspakket een zeer ruime dekking biedt. Men is verzekerd via het ziekenfonds tegen alle medische kosten (3e klasse) ook dokters, apothekers en tandartskosten. Via de WAO, is men verzekerd ingeval van ziekten, ongeval en invaliditeit tegen inkomstenderving. Bij overlijden treedt de weduwe- en wezenwet in werking zodat ook dit risico gedekt is. Het wette lijke sociale verzekeringspakket zit aardig water dicht in elkaar en is derhalve wel aantrekkelijk. Logischer wijze kost zo'n uitgebreid pakket wel iets en dat noemen we dan de sociale lasten. Laten we aannemen, dat een vader toch wel graag zijn minderjarige meewerkende zoon onder dit sociale pakket wil laten vallen. Zijn kans is er. Hij maakt een arbeidsovereenkomst met zijn zoon en daarmee is zijn zoon dan verplicht verzekerde (werknemer op eigen bedrijf) geworden. Zijn zoon zal voortaan ook op de loonlijst moeten voorkomen. DE vader moet nu goed bedenken, dat hij zijn zoon, behalve kost- en inwoning (is ook loon) een normaal loon moet gaan betalen. Immers aan de hand van de op de foonlijst uitbetaalde bedragen zal de eventuele uitkering bij ziekte en ongeval of Invaliditeit gebaseerd worden. Wordt bijv. voor de zoon op de loonlijst vermeld 27,50 aan kost en inwoning plus 10,zakgeld totaal 37,50 per week, dan vallen de sociale lasten inderdaad mee maar dan kan papa beter zijn zoon zeggen, dat hij welis waar verplicht verzekerd is maar geen of nauwelijks dekking heeft Stelt u zich voor, dat deze zoon invalide zou ge raken dan ontvangt hij wekelijks 37,50 uitkering. Een schandalig laag bedrag. GOED LICHTZIET U WEL f")OK de landbouwtrekker op de weg moet 's nachts verlicht zijn. Onder nacht wordt in de wet verstaan de tijd van een half uur na zonsondergang tot een half uur voor zonsopgang. De verlichting moet bestaan uit tenminste 2 stads lichten aan de voorzijde. De achterzijde van de trekker, de aanhangwagen of het getrokken werk tuig moet met twee rode achterlichten zijn uitge rust. Deze achterlichten moeten op 300 meter af stand zichtbaar zijn. Bij mist zijn stadslichten onvoldoende en dienen koplampen met groot- of dimlicht te worden ge voerd. Ook overdag bij slechte weersomstandig heden, waardoor het zicht beperkt is, moeten de trekkers verlichting kunnen voeren. Dit is van toe passing bij zware regenval, sneeuw, mist e.d. Heeft uw trekker geen passende verlichting, kom dan niet op de weg. Onze eerste en dringende waarschuwing is dus: Als U uw zoon verplicht wil verzekeren doe het dan ook goed!" Voor een 18-jarige geeft de CAO een loon aan van rond 90,bruto per week. Als u voor kost en inwoning 27,50 per week mag rekenen zult u daarnaast nog 62,50 aan loon moeten betalen. Op de loonstaat moet voor de 18-jarige zoon op z'n minst 90,bruto loon per week prijken, hetgeen neerkomt op 52 x 90,is een jaarloon van ƒ4.680, Wat zyn de sociale lasten? Over dit jaarloon van 4.680,moet nu aan sociale lasten betaald worden t.w. Algemene Ouderdomswet AOW 9 Algemene Weduwen en Wezenwet AWW 1,4% Algemene Kinderbijslagwet AKW 2,3% Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten AWZ 0,4 Kinderbijslagwet Loontrekkenden 3,1 Ziekenfondswet 7,2 Ziektewet 5,7 Arbeidsongeschiktheidswet 4,2 Werkloosheidswet 0,4 Wachtgeldverzekering vaste arbeiders 0,3% Totaal percentage sociale lasten 34,- Welk percentage van deze sociale lasten de werk gever of werknemer (anders gesteld vader of zoon) betalen moet kunnen wij in dit verband gevoeglijk buiten beschouwing laten. In totaal moet er aan sociale lasten betaald worden 34%, hetgeen in dit geval neerkomt op 'n bedrag van 34 van 4.680, is 1.591,20. Bovendien moet er iedere week nog een zegel van 4,50 voor het bedrijfspensioenfonds geplakt worden, dat is nog eens 234,per jaar. Voor deze jongeman komen de sociale lasten dus neer op 1.825,20 per jaar. Voor zoons ouder dan 18 jaar is het bedrag aan sociale lasten nog hoger, omdat deze een hoger loon moeten hebben. In bovenstaande opsomming komen enkele wetten voor bijv. de Werkloosheidswet en Wachtgeldver zekering, welke voor de meewerkende zoon van geen belang zijn. En als de zoon maar tijdelijk in loon dienst is omdat hij zijn vader binnen enkele jaren als ondernemer opvolgt, dan hebben ook de geplakte zegels voor het pensioenfonds weinig of geen effect. Kosten vrijwillige verzekering Tegenover de verplichte verzekering voor de jongeman van 18 jaar, waar we in ons voorbeeld van uitgegaan zijn en waarvoor de sociale lasten dus 1.825,20 bedragen, willen wij nu de kosten stellen van de vrijwillige verzekering. Wij gaan daarbij ook uit van een jaarloon van 4.680,d.i. 15, per werkdag. Om te beginnen moet dan over het bedrag van 4.680,het percentage lasten van de volksverzekeringeh betaald worden. Immers, aan deze verzekeringen t.w. A.O.W.; A.W.W.; A.K.W. en A.W.Z. moeet iedere zelfstandige een premiepercen tage van 13,1 bijdragen. Verder gaan we deze jongeman verzekeren tegen ziekenhuiskosten, specialistenhulp, huisarts, etc. 3e klasse zoals hij ingevolge de ziekenfondswet ver plicht verzekerd zou zijn. Vervolgens dient voor hem een arbeidsongeschiktheidsverzekering gesloten te worden van 15,per dag ter vervanging van de ziekte- en arbeidsongeschiktheidswet. Tenslotte nog een vrijwillige pensioenverzekering ter vervanging van het bedrijfspensioenfonds. Op vrijwillige basis bedragen dan de jaarlijkse kosten: a. algemene volksverzekering 13,1 van 4680, is ƒ613,08; b. ziekenhuis verpleging 282, c. arbeidsongeschiktheidsverzekering ad. 15,— per dag tot 65 jaar is 360,57. Pensioenverzekering met uitkering van 1000,— na 65 jarige leeftijd 160, Totale lasten op vrijwillige basis 1.415,65. Vrü groot verschil Wij hebben getracht de zaak noch naar de ene noch naar de andere kant te flatteren. Uiteraard valt er te discussieren over het feit, of bij vrijwillige verzekering de 13,1% premie-volksverzekering wel volledig betaald moet worden over 4680, Aan de andere kant zullen er ongetwijfeld onder nemers zijn, die de volgende redenering naar voren brengen: Ik ga mijn meewerkende minderjarige zoon verplicht verzekeren. Maar dan niet tegen een normaal loon, zoals hiervoor vermeld. Neen. ik voer hem op de loonstaat op voor bijv. 2000, Dan zijn de sociale lasten niet te hoog en mijn zoon is toch fijn volledig verzekerd tegen ziekenhuis kosten etc. Nogmaals een bijzonder slechte redenering, waar mede de zoon enorm veel tekort wordt gedaan. Stel, dat in zo'n geval de zoon tengevolge van een onge val of ziekte langdurig arbeidsongeschikt wordt of zelfs invalide. De uitkering op grond van het opgegeven loon wordt dan 2000.— per jaar of rond 40,per week. Bij 100 blijvende invalidi teit wordt dan slechts 80 van 2000,dat is 1.600,per jaar uitgekeerd. Daar mag de zoon het dan tot zijn 65e jaar mee doen, tenzij hij in aanmerking komt voor de bij standswet. Konklusie Dc zaken reëel tegenover elkaar stellende is onze konklusie dat voor de meewerkende zoons een dek king op vrijwillige basis gezocht moet worden, zeker wanneer de zoon tzt. toch opvolger of op andere wijze zelfstandige ondernemer gaat worden. Afgezien van het principiële punt, dat naar onze mening, een minderjarige meewerkende zoon niet tijdelijk in loondienst bij zijn vader moet werken, zijn de verschillen in lasten, zoals hiervoren is weer gegeven, bovendien te groot. Een ieder trekke hier uit zijn konklusies! deL. f\NZE veredelingslandbouw door de uitleg van het Departement van Financiën op de vraag wat is een landbouwbedrijf' zeer in het nadeel is? Nu zou men van fiscale zijde hierop kunnen ant woorden dat de situatie dezelfde blijft als onder het Besluit I.B. 1941. Dat is mogelijk, maar nu heb ben we in de wet Ink Bel. 1964 in het geheel geen steun meer. De vraag en tevens het studie-onderwerp van Financiën was nu „hoe moet men het woord „Land bouwbedrijf" in art. 8 letter b. en art. 70 van de wet I.B. 1964 opvatten?" Het gaat daarbij om twee mogelijkheden: a. in de zin van art. 18 besluit I.B. 1941 (zie art. vorige week); b. in de zin van art. 1 van de Pachtwet. Art. 1 van de Pachtwet luidt (letter b.): Deze wet verstaat onder: b. landbouw: 1. akkerbouxo; 2. weidebouw 3. veehouderij; 4. pluimveehouderij; 5. tuinbouw, waaronder fruitteelt, boomkweke rij, bloementeelt, bloembollenteelt; 6. teelt van griendhout en riet; 7. elke andere tak van bodemcultuur (uitgezon derd de bosbouw). O ET zal onze lezers, als ze art. 1 van de Pacht- wet eens vergelijken met art. 18 Besluit I.B. 1941 opvallen dat de omschrijving van het begrip landbouwbedrijfin de Pachtwet ruimer is. De toenmalige staatssecretaris (dr. v. d. Berge) gaf dit ook toe, maar merkte op, dat anderzijds het Besluit I.B. 1941 weer ruimer was dan de Pachtwet, daar in het tweede lid van art. 18 Besluit I.B. 1941 ook de binnenvisserij en viskwekerij onder de vrijstel ling vielen. Dat is juist, maar Kelpt ons niet over onze bezwaren heen. Als wij ons nu eens tot de pluimveehouderij be perken is de situatie zo, dat als van alle voeder 30 of meer wordt aangekocht er van geen landbouw bedrijf sprake is. Hier loopt de fiscale wetgeving dus zeer sterk achter bij de ontwikkeling van het bedrijf. Daar op het kleine landbouwbedrijf geen voldoende bestaan te vinden was, indien niet zeer sterk werd geïntensiveerd breidde de pluimvee houderij zich uit. Hieruit vloeide voort de mogelijkheid dat de pluimveehouder zelf op zijn eigen landbouwbedrijf niet zoveel voeder kon produceren dat hij zijn be hoefte voor 70 dekken kon. Dan is hij geen boer meer maar industrieel, oordeelde onze fiscale rech ter. Maar er is meer. Zelfs al zou deze boer-pluim- veehouder nog wel in staat zijn om voldoende voer voor zijn pluimvee in eigen landbouwbedrijf te telen, dan is het zeer goed mogelijk dat dit niet economisch is, daar verkoop van eigen graan en aankoop van gemengd pluimveevoeder voordelig uitkomen kan. Hier zet de fiscale wetgeving een rem op een gezonde bedrijfseconomische en ook economische ontwikkeling. /VU schrijft de tegenwoordige staatssecretaris van Financiën wel dat hij bereid is een split sing te maken, dus in ons voorbeeld tussen land bouwbedrijf en pluimveehouderij, maar dit is o.i. een maatregel die maar ten dele voldoet, vooral daar hij een soepele regeling, beslist tot het punt van de bedrijfssplitsing beperkt. Gevolg van een en ander zal dus wel zijn dat by een beroep op de landbouwvrijstelling bij ver vreemding van gronden de pluimveehouderij en onze verdere veredelingslandbouw er naast grijpt. Dat nu de binnenviserij en viskwekerij land bouwbedrijfblijven, als onder het besluit I.B. 1941 gunnen we deze branches van harte, maar dit kan ons bezwaar als boven geschetst niet wegnemen. Bovendien kan ook die visserij nog wel eens met de „interpretatie" te maken krijgen. In hoeverre het niet zijn van landbouwbedrijf voor onze veredelingslandbouw ook nog voor an dere belastingwetten gevolgen hebben kan zal moeten worden afgewacht. MEIJERS.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1968 | | pagina 5