voor 1968
Bij de Rassenkeuze
Zaaizaad past niet in een plan-economie!
3
(Vervolg van pag. 1)
zou het niet meer kunnen telen van dit gewas lei
den tot een minder gewenste bouwplan-versmal
ling. Terecht moeten evenwel aan de nieuwe oogst-
methoden hoge eisen worden gesteld vanwege de
kwaliteit van het geoogste produkt. Ook de erwten
rassen zullen in de toekomst hiervoor beter ge
schikt moeten worden. In feite komt dit neer op een
geringere gevoeligheid voor ongunstige weersom
standigheden tijdens afrijping en oogst. Het is ver
heugend dat van kweker^zijde hiervoor positieve
belangstelling bestaat.
Bij vlas is Wiera nog steeds het belangrijkste
ras, gevolgd door Rei na en Fibra.
De situatie bij de aardappelen kan goed worden
vergeleken met een kompetitie. De inzet: het ras
Bintje; de partijen: de kwekers enerzijds en de ver
betering van de fytoftorabestrijding en overige teelt-
technische maatregelen anderzijds. Internationaal
is deze aardappel vermaard, wat voor de export
van niet te onderschatten betekenis is; daarnaast
neemt het een steeds groter deel van de binnen
landse konsumptie voor zijn rekening en leent het
ras zich goed voor industriële verwerking. Dit doet
de vraag rijzen of vervanging van dit ras in het al
gemeen nog wel mogelijk is, gelet op de afzet.
In de rassenberichten wordt ook gesproken over
konservenerwten en stamslabonen. Uit een oog
punt van vruchtwisseling kunnen deze gewassen
interessant zijn. Met name op de Zeeuwse eilanden
bestaat voor deze produkten tot nu toe praktisch
geen belangstelling.
Een dergelijk gewas geeft gemakkelijk aanzienlijke verliezen bij het rooien.
E rassenkeuze bij suikerbieten is op dit mo
ment wellicht het meest gekompliceerd. Begrijpelijk
speelt ook hier de bruto-opbrengst van de rassen
een grote rol en zal dit ook blijven doen. Dit niet
tegenstaande zullen bij de keuze toch meerdere
kriteria een duidelijke rol moeten spelen. Het lijkt
mij goed enkelen hiervan, die nauw samenhangen
met de mechanisatie, afzonderlijk te noemen.
In geval bij de voorjaarswerkzaamheden doelbe
wust wordt gekozen voor een teeltmethode met
zo min mogelijk handwerk, is het zinvol een posi
tieve betekenis toe te kennen aan een hoge één-
kiemigheid, zonder dat dit gaat ten koste van de
kiemkracht Maar ook de wijze van rooien van de
bieten zal duidelijker bij de rassenkeuze moeten
worden betrokken. De meerrijige rooimachines heb
ben hun intrede gedaan en zullen in de nabije toe
komst verdere opgang maken. Praktisch alle rooi
machines, zeker de meerrijigen, zijn gebaat met een
gelijkmatige, niet te ver boven de grond uitsteken
de kop en een wortel die, met behoud van een
goede vorm, wat stevig in de grond staat. Hierbij
gaat het, naast de kwaliteit van het gerooide pro
dukt, vooral ook om het voorkomen van aanzien
lijke wortelverliezen tijdens het rooien. Van belang
in dit opzicht blijft ook een goede schieterresisten
tie, zoals het afgelopen najaar weer duidelijk is ge
bleken. Het verschil tussen de werkelijk gerooide
en de gegroeide opbrengst moet zo klein moge
lijk zijn.
Dit jaar is voor het eerst in de Rassenlijst een
suikerbietenras opgenomen met natuurlijk mono-
germzaad, wellicht zullen spoedig meerdere vol
gen. De ontwikkeling van deze rassen is interes
sant en biedt perspektief voor de teler.
IN dit nummer van uw Landbouwblad wórden
veel informaties verstrekt, die van belang
zijn voor de rassenkeuze. Toch wil ik niet nalaten,
voor nadere informatie, de 43e Rassenlijst voor
Landbouwgewassen 1968 warm in uw belangstel
ling aan te bevelen.
Tot slot spreek ik de wens uit dat 1968 een goed
boerenjaar mag worden, zowel naar opbrengst als
prijs. Een wel doordachte rassenkeuze speelt een
belangrijke rol bij het realiseren van deze wens.
CEBECO
Afd. Zaaizaad en Pootgoed -
0 E nieuwe Zaaizaad- en Plantgoedwet begint
al te funktioneren op het gebied van de zaai-
zaadproduktie. De telers van zaaizaad van winter
tarwe hebben al kennis kunnen maken met de ge
volgen, die de wet ook voor de zaaizaadtelers heeft:
zaaizaadproduktie kan alleen plaatsvinden op kon-
trakt tussen teler en de kweker van het betrokken
ras of diens licentiehouder (coöperatie of hande
laar, die tegen betaling van een licentievergoeding,
het recht gekregen hebben om zaaizaad van het ras
te produceren en in het handelsverkeer te brengen).
Dit systeem geldt nu ook voor de zomergranen en
de peulvruchten; voor het vlas geldt een iets an
dere regeling en voor pootgoed is een geheel af
zonderlijk systeem, omdat de wet de aardappel
rassen in een aantal groepen indeelt die elk afzon
derlijk een eigen regeling hebben.
Het is daarom van groot belang om een poging
te doen dit nieuwe systeem op z'n bruikbaarheid
voor de praktijk te toetsen en het geheel iets dich
ter bij de zaaizaadteler en ook de zaaizaadverbrui
ker te brengen.
Welnu, het is maar al te goed bekend dat in het
verleden de zaaizaad-produktie en -afzet weinig
ups en veel downs gehad heeft. Meestal was er een
grote of kleine overproduktie, met het gevolg dat
er relatief een slechte afzet was tegen (voor teler
en handelaar) lage prijzen; dit laatste natuurlijk tot
voordeel van de verbruikers. Het mes sneed dus
van twee kanten: én een laag afzetpercentage én
een lage prijs. Dit leidde vaak tot achter de markt
aan telen: een ras dat niet gevraagd was, terwijl de
produktie ruim voldoende voor die vraag was, on
derging het volgende jaar een sterke vermindering
van de zaaizaadproduktie met het gevolg, dat het
jaar daarop de produktie kleiner was dan de vraag
en de prijzen sterk konden oplopen.
IN deze vrij labiele situatie nu kan onder de
1 nieuwe wet wat meer orde en stabiliteit ge
bracht worden, tot voordeel van alle betrokken par
tijen, ook de verbruikers. De wet schept namelijk
de mogelijkheid, dat de kweker van het ras de pro
duktie in de hand houdt en wanneer alle kwekers
dit gezamenlijk ook doen is er reeds heel wat ge
wonnen. Aan de produktiezijde blijft dan alleen nog
over de schommeling in de opbrengsten en de kwa
liteit. Vergelijk maar de jaren 1965 en 1967. Maar
wellicht is hier ook nog iets aan te doen door bijv,
slechts een bepaalde hoeveelheid per goedge
keurde oppervlakte zaaizaad voor plombering in
aanmerking te laten komen. Op deze wijze kan de
vooraf als gewenst geachte hoeveelheid zaaizaad
vrij goed benaderd worden. (Uiteraard zijn zaai
zaden geen fietsbellen, waarvan men van tevoren
precies kan zeggen hoeveel er geproduceerd zul
len worden).
De andere sterk fluktuerende faktor was de prijs.
De kwekers zijn van mening, dat door het vast
stellen van groothandelsprijzen het gevaar van
sterke prijsschommelingen bedwongen kan wor
den. En wij menen, dat ook de verbruiker van zaai
zaad ten zeerste gebaat is bij een stabiele prijs. Er
kan dan nog gediscussieerd worden over de vraag
hoe hoog die prijs moet zijn. Zoals met alles moet
die prijs redelijk zijn; is hij te hoog, dan wordt het
produkt niet verkocht en is hij te laag, dan wordt er
niet voldoende geproduceerd. Uitgaande van dit
principe kan de toekomst met vertrouwen worden
tegemoet gezien.
Hoewel wij niet verwachten, dat zaaizaad in de
toekomst als schoolvoorbeeld van plan-economie
gebruikt zal worden, zijn wij toch van mening dat
het nieuwe systeem na enkele jaren van kinderziek
ten, meer orde en rust zal brengen in een sektor,
die tot nog toe gekenmerkt was door een te groot
aantal onzekere elementen, waardoor het geheel
vaak meer geleek op een loterij dan op een tak van
economische bedrijvigheid.