Wisselwerking tussen plantenteelt
en plantenveredeling
1
Er is een duidelijke en levendige beïnvloeding te onderkennen tussen teelt en veredeling van landbouw
gewassen. Verscheidene economische en technische omstandigheden bepalen de keuze van gewas en ras.
Arbeidsvoorziening en mogelijkheden tot mechanisatie hebben evenzeer en zelfs grote invloed op gewas- en
rassenkeuze en rentabiliteit van de teelt.
Omgekeerd brengen veranderingen in de bedrijfsvoering waarmede vooral bedoeld worden de blijvende
veranderingen tengevolge van minder personeel en meer machines met zich mede, dat het sortiment
van rassen, waaruit de teler zijn keuze kan doen, daaraan aangepast moet worden. Men dient zich in dit
verband wel te realiseren, dat het kweken van een nieuw ras 10 tot 15 jaren vergt. De kweker heeft dien
tengevolge de opgave, zijn kruisingsprogramma en zijn selektie-kriteria zo spoedig mogelijk af te stemmen
op de gewijzigde situaties. Nog beter zou het zijn, indien de kweker toekomstige ontwikkelingen zou kun
nen aanvoelen en dienovereenkomstig bij het verrichten van kruisingen en selektiewerk zou handelen. Dan
zou het niet 10 k 15 jaar duren alvorens aangepaste rassen de teler ter beschikking zouden staan. Welnu,
de kwekers doen hun best, maar zij blijven brood-etende profeten.
Behalve de boven aangeduide veranderingen van structurele aard in de bedrijfsvoering heeft het voor
komen van ziekten een grote invloed op de rassenkeuze. De teler kan van het ene jaar op het andere van
ras veranderen en in vele gevallen een ras kiezen, dat minder vatbaar is voor of zelfs resistent is tegen
ziekte, die zijn vorig gewas heeft aangetast. De kweker zal echter vele jaren moeten werken aan de voor
hem hieruit voortkomende taak, nieuwe rassen met resistentie tegen deze ziekte aan het sortiment toe te
voegen. En dan uiteraard rassen, die tevens zijn aangepast aan de boven geschetste gewijzigde omstandig
heden.
In het volgende zal met enkele voorbeelden bij het gewas tarwe getracht worden de hierboven in algemene
termen aangeduide wisselwerking te illustreren.
TARWE
KORT STRO
De oude rassen van 50 tot 100 jaar geleden hadden
lang en slap stro en waren zeer bladrijk. Hun op
brengst was, naar huidige maatstaven, laag. Toen het
gebruik van kunstmest steeg, namen de gevallen van
ernstige legering sterk in aantal toe. De tarwever-
edeling richtte zich dientengevolge vooral op stevi
ger stro, wat gepaard bleek te gaan met een geringere
lengte.
De behoefte aan korte, stevige rassen nam ook toe
door de in gebruikname van de binder. De kwekers
hielden hier rekening mee en de gevraagde rassen
kwamen er. Daarna kwam men tot het inzicht, dat
deze rassen een zwaardere kunstmestbemesting
vooral stikstof in een economische meeropbrengst
konden omzetten. Als uitvloeisel hiervan trad in toe
nemende mate legering op, waaruit weer opnieuw
behoefte ontstond aan nog steviger rassen. Toen deze
er kwamen, konden de telers niet nalaten, hun kunst-
mestgiften wederom te verhogen.
De invoering van de maaidorsmachine en de daling
van de stroprijzen hebben in dit opzicht eveneens
hun invloed doen voelen. De eerste uit de Verenigde
Staten ingevoerde, aldaar gebouwde machines waren
afgestemd op de Amerikaanse gewassen. Zij waren
niet berekend op de naar Amerikaanse maatstaven
grote hoeveelheden stro, die zij in de Nederlandse
gewassen te verwerken kregen. Enerzijds werden door
de Europese fabrikanten de machines aangepast, an
derzijds maakten de kwekers rassen met weer korter
stro.
Het zal wellicht mogelijk blijken, de stevigheid van
toekomstige tarwerassen nog verder op te voeren,
door rassen te kweken met nog korter stro. Hierbij
heeft de kweker het oog gericht op de moderne zéér
korte Japanse en Mexicaanse rassen, die op zichzelf
voor de Nederlandse boer niet bruikbaar zijn vanwege
onvoldoende produktie en te grote vatbaarheid voor
de hier voorkomende vormen van gele roest, maar
die wel „leveranciers" zouden kunnen zijn van de
eigenschap „zeer kort stro". De rassen van het ogen
blik zijn reeds minstens 25 cm korter dan die van
50 jaar geleden; de rassen van de toekomst zullen,
afgaande op het type van de Japanse en Mexicaanse
rassen, misschien nogmaals 25 cm korter worden.
IIET is hier de plhats om op te merken, dat de
rassen van het ogenblik aanzienlijk meer kor
relopbrengst geven dan die van 50 jaar geleden, doch
dat er in de totale produktie aan droge stof weinig
of geen vooruitgang is geboekt. De „winst" aan droge
storproduktie in het zaad is gepaard gegaan met een
evengroot „verlies" van drogestofproduktie in het
stro (halm en blad). De moderne rassen hebben dus
een veel gunstiger korrel/stro-verhouding dan de
oude rassen.
De huidige tarwerassen gaan dus, uit het standpunt
van de teler, veel doelmatiger met hun produktie-
apparaat om dan de vroegere rassen. De eerder ge
noemde Japanse en Mexicaanse rassen hebben een
nog gunstiger korrel/stro-verhouding en dit is zonder
twijfel aantrekkelijk. In hoeverre deze verhouding te
verenigen is met een hoger zaad-produktie-niveau dan
in deze rassen aanwezig is, zal de ervaring leren.
Anders gezegd, de praktijk van de plantenveredeling
zal moeten aantonen waar een natuurlijke grens ge
steld is aan het streven naar steeds hogere zaad
opbrengsten door middel van verschuiving van de
droge-stof-produktie van het stro naar de korrel.
Want een grens moet er zijn; zonder bladeren, sten
gels en aren is korrelproduktie niet mogelijk. Maar
waar ligt die grens?
STEVIG STRO
CTROSTEVIGHEID is een samengestelde eigen-
schap. Zij wordt bepaald door kortheid, stijfheid
en veerkracht van het stro. Een ras met stijf stro zal,
als de grond niet doorweekt is, relatief lang overeind
blijven, terwijl de halmen van een ras met veerkrach
tig stro eerder zullen gaan hangen of tijdelijk lege
ren. Daarentegen, gaat een gewas van een ras met
stijf stro tengevolge van harde wind bij doornatte
grond plat tegen de grond, dan zal het gewas zich
niet of weinig oprichten, terwijl in het geval van een
ras met veerkrachtig stro de aren weer van de grond
geheven worden. Beide eigenschappen, stijfheid en
veerkracht, hebben hun voor- en nadelen en de kwe
ker zoekt naar de beste combinatie.
ZIEKTERESISTENTIE
Politiek-economische maatregelen, moeilijkheden in
de arbeidsvoorziening en mogelijkheden voor de
mechanisatie hebben er toe bijgedragen, dat de be
langstelling voor de teelt van tarwe meer is gestegen
dan voor die van andere granen. De hiermede paral
lel lopende afnemende teelt van vlas, erwten, karwij,
blauwmaanzaad en ook haver, beperkt de vrucht
wisseling aanzienlijk en vergroot de risico's van ziek
te-aantasting. Van nature zijn rogge en haver ge
zondere gewassen dan tarwe; bij een door de econo
mie ingegeven vergroting van het tarwe-aandeel in
het totale gewassen-bestand gaat men dit des te meer
ondervinden. Met name geldt dit voor de gele roest
en de voetziekte(n).
Over de gele roest en de aantasting van een aantal
rassen in 1967 is reeds veel geschreven. Het is niet
nodig, er nu en op deze plaats wederom diep en uit
voerig op in te gaan. Het zal voldoende zijn er hier
op te wijzen, dat de teler er verstandig aan doet,
meer dan één ras op zijn bedrijf te telen eir dan, wél
te verstaan, rassen met verschillende resistentie-
faktoren en/of resistentievormen. Rassen, die in het
afgelopen seizoen vatbaar zijn gebleken, kunnen beter
niet geteeld worden.
Met deze beoogde verscheidenheid van resistentie
in de onderscheidene resistente rassen wordt het de
ziekte moeilijk gemaakt zich tot schadelijke omvang
te ontwikkelen. Bij de wintertarwe is deze gewenste
verscheidenheid wel aanwezig, bij zomertarwe niet
of nauwelijks. De kwekers zullen gaarne de verschei
denheid zo spoedig mogelijk vergroten. (De teler van
basiszaad kan voor zijn bedrijf uiteraard van deze
mogelijkheden geen gebruik maken; ter vermijding
dopr 7
Dr. Ir. C. MASTENBROEK
Veredelingsbedrijf - Cebeco
van vermenging is de teelt van slechts één ras toege
staan).
In het kader van dit artikel is het gepast te ver
melden, dat er in de geschiedenis voorbeelden zijn
van een nogal eenzijdige rassenkeuze, die aanleiding
gaf tot een zodanige epidemie van gele roest, dat
ernstige oogstdepressies het gevolg waren. De kwe
kers werden daardoor, voorzover nodig, opnieuw
aangespoord tot het selecteren van resistente rassen.
Bij de oogvlekkenziekte is er een andere situatie.
Omdat deze ziekte in de grond overblijft en de plant
vanuit de grond aantast, is het optreden van de ziekte
mèt de uitbreiding van het tarwe-areaal veelvuldiger
geworden en de schade toegenomen. Er zijn resisten
tie-verschillen tussen de rassen, echter helaas niet in
die mate als voor gele roest. De 42ste Rassenlijst
van 1967 geeft voor resistentie tegen oogvlekken
ziekte bij de wintertarwe cijfers van 4 (Heine VIII)
tot 7 (Felix, Manella, Tadorna en Stella) en bij de
zomertarwe van 6 (Opal) tot 8 (Peko). Hier is dus
sprake van meer of minder vatbaar c.q. resistent,
Blijft dan nog de vraag, hoe hoog het niveau van de
resistentie is van een ras, dat een 8 krijgt. In ieder
geval is het wel zeer gewenst, dat de kwekers hun
best doen om zo spoedig mogelijk rassen met een
werkelijk goede resistentie aan het sortiment toe te
voegen. Voorzover er reeds aan gewerkt is, is al wel
gebleken dat resistentie van een goed niveau weinig
voorkomt en zeker niet in de produktiefste rassen
van het ogenblik. De resistentie moet dus „ver ge
haald worden" en er zal extra veel tijd mee gemoeid
zijn.
Vooralsnog staat de tarwetelende boer in zijn strijd
tegen de voetziekte alleen het wapen van de vrucht
wisseling ter beschikking. Het is te wensen, dat hij
er een zo goed mogelijk gebruik van zal weten te
maken.
De afrijpingsziekten zijn in sommige jaren even
eens van betekenis. Aangezien echter hun optreden
veel meer van het klimaat in een incidenteel jaar dan
van het tarwe-areaal afhankelijk is, kan een behan
deling van deze groep ziekten hier gevoegelijk achter
wege blijven. Ook wordt voorbijgegaan aan bruine
roest en meeldauw, die stellig niet zonder, maar wel
van gemiddeld geringere betekenis zijn in ons land.
(Dit artikel wil geenszins streven naar volledig
heid
HYBRIDETARWE
Omdat de belangstelling voor de tarwe teelt op
economische overwegingen berust, is het wel gepast,
nog een enkel woord te wijden aan de hybride-tarwe.
Bij het gewas mais hebben zgn. dubbel-hybriderassen
het produktiepeil zeer aanzienlijk verhoogd. Na de
ontdekking van manlijke steriliteit is het kweken van
hybride-rassen met op heterosis berustende hogere
opbrengsten ook bij tarwe, theoretisch mogelijk ge
worden. De praktische moeilijkheden op de weg naar
dit doel zijn voorlopig echter nog vele en groot. Hoe
groot de meer-opbrengsten bij het reeds zeer hoge
Nederlandse produktie-niveau zullen kunnen zijn,
valt niet te voorspellen. Zeker is, dat de kosten van
veredeling en van zaadproduktie zeer hoog zullen zijn
en. dat het zaaizaad voor de teelt van konsumptie-
tarwe duur zal zijn. Berekeningen en schattingen
maken het waarschijnlijk, dat de meer-opbrengst van
het hybride-ras minstens ca. 20 zal moeten bedra
gen, wil de teler er financieel voordeel van rdogen
verwachten.
MENGRASSEN
Aansluitend bij de hierboven wenselijk gestelde
rassenspreiding nog een enkel woord over meng
rassen. Hieronder worden verstaan rassen,, die zijn
opgebouwd uit een aantal selekties, die uiterlijk niet
van elkaar te onderscheiden zijn en waarvan een
mengsel zich dientengevolge volkomen uniform voor
doet, maar die zich door hun bezit van verschillende*
resistentiefaktoren t.o.v. een of meer ziekten van
elkaar onderscheiden. Dergelijke rassen, doelbewust
zo samengesteld, zijn in Nederland niet op de markt.
Ervaringen in Mexico en elders hebben de waarde
van deze methode in de strijd tegen schadelijke ziek
ten onomstotelijk aangetoond. Het is denkbaar, dat
rassen van deze aard ook voor Europa en voor Neder
land van waarde zouden kunnen zijn. Het is te hopen
dat de interpretatie van het begrip ras ruimte laat
voor dit soort rassen.
Met bovenstaande voorbeelden bij het gewas
tarwe zal, naar mag worden gehoopt, duidelijk ge
worden zijn, dat de wisselwerking tussen teelt en
veredeling gecompliceerd, veelzijdig en voortdu
rend is. Wensen geven aanleiding tot veranderin
gen en verbeteringen, die op hun beurt wijzigingen
in het gebruik met zich mede brengen, waaruit
weer nieuwe of verdergaande wensen worden ge
boren. enz. Het is een vicieuze cirkel, waartegen
over:' 3 geen bezwaren bestaan. De kwekers
blijven aan het werk en de telers krijgen steeds
betere rassen tot hun beschikking.
ZEEUWS LAND- EN TUINBOUWBLAD
waarin opgenomen „Plattelandsjeugd"
(Verschijnt wekelijks)
Officieel Orgaan van de
ZEEUWSE LANDBOUW MAATSCHAPPIJ
Hoofdredacteur: Ir. J. Prins
Redactie, Abonnementen en Advertenties
J. F. Blanksma
Grote Markt 28, Goes
Tel. 01100—5010 en 5012
Tel. huis 01185—422
Advertenties en
Administratie over advertenties aan de"
Uitgeversmaatschappij N.V.
v/h Fa. P. J. van de Sande