Jaarvergadering CEBECO
Vooruitzichten voor onze peulvruchten
21
WIJZE VAN SAMENWERKEN VAN GROOT BELANG
De eerste vijf maanden van het in juli begonnen boekjaar 1967/1968 van Cebeco, nationale aan- en
verkoop vereniging voor land- en tuinbouw, zijn in het algemeen niet gemakkelijk geweest. Ir. IJ. de
Boer, algemeen direkteur van Cebeco, deelde dit mede in de algemene vergadering die donderdag 21
december te Amsterdam werd gehouden. Met name in het eerste kwartaal van het boekjaar hebben de
tinanciële resultaten van de importgranen sterk onder druk gestaan, als gevolg van de hoge graanpro-
auktie in vele landen. Ook bleef toen de omzet in deze en enkele andere ingevoerde veevoedergrond
stoffen achterwege, doordat ook in het binnenland veel veevoedermateriaal beschikbaar kwam, dat
echter niet via Cebeco verhandeld wordt. In de laatste paar maanden was er een herstel in omzet en
financiële resultaten.
De omzet in meststoffen ging pormaal vooruit. De afdelingen voor zaaizaden en peulvruchten en voor
poot- en consumptie-aardappelen toonden samen cijfers die nagenoeg gelijk zijn aan die van vorig jaar.
De afdeling bestrijdingsmiddelen ging in omzet belangrijk vooruit. De omzet van de afdeling aardolie
producten vertoonde een duidelijke groei, de aktiviteiten van het ingenieurs- en bouwbureau vermin
derden iets.
De heer De Boer was, wat de verwachtingen voor het gehele jaar betreft, gematigd optimistisch. Op
verschillende gebieden rondom ons zijn de markten roerig, zodat voorzichtigheid geboden blijft. Toch
kan het de leden-verenigingen voor een meer of minder groot deel van hun aktiviteiten wel goed gaan,
want er zijn" situaties waarin Cebeco aan de aangesloten coöperaties verliest, waardoor deze laatste
juist in gunstige posities komen. Ir. De Boer vatte een eventuele moeilijke situatie dan ook niet al te
tragisch op, want het gaat om de resultaten van het geheel.
EN wat dit geheel betreft, aldus Ir. De Boer, is de
wijze van samenwerken in de toekomst
van groot belang. Hij wees in dit verband op het
grote belang van de struktuur van de Coöperatie.
Het structurele vraagstuk bij de Coöperatie, al
dus spreker, spreekt, evenals elders in het bedrijfs
leven, een bijzonder grote rol.
Uitvoerig ging de heer De Boer in op de bijzon
dere positie der Coöperatie en de medezeggenschap.
In de coöperatieve ondernemersvorm is daaraan in
grote mate vorm en inhoud gegeven.
Van beslissende betekenis is daarbij de „organi
satie" van de zeggenschap. Wie er van uitgaat, dat
iedereen op ieder moment over alles moet kunnen
meespreken, brengt de zeggenschap op een hellend
vlak.
Er moet tegen worden gewaakt, dat de be
sluitvorming niet te sterk beïnvloed wordt
door degenen die zijn achtergebleven in het
meedenken over wat nodig is. Deze acht-
terblijvers treft geen verwijt, althans niet zon
der meer, want de materie waarvan men op de
hoogte moet blijven, is moeilijk en kan onmogelijk
door iedereen verwerkt worden.
IR De Boer wees er zijn gehoor op, dat een onder
neming, die zich niet blijvend kan meten met
andere en die er voortdurend naar moet streven
beter te zijn dan die andere, op straffe van de kans
op ondergang, het niet onverschillig kan zijn, welke
besluiten de massa neemt. Hoe men ook over de
coöperatie denkj, zakelijk zal zij gewoonweg „bij
de tijd" moeten blijven. Dit houdt helaas in, dat de
ieden van de coöperatie het zich niet kunnen ver
oorloven alles bij het oude te laten, al was die oude
tijd van de coöperatie nog zo goed en al zou men
het met elkaar wat aangenamer willen inrichten,
dan de huidige ontwikkelingen toelaten.
Voor dit bij de tijd blijven is deskundigheid onont
beerlijk en zal men specialisten niet kunnen mis
sen. Het kan niet anders dan dat boeren en tuin
ders als de kapiteins van hun onderneming op het
kompas van deze deskundigen moeten varen, even
als andere ondernemers in het bedrijfsleven dat
doen. Zij zullen evenwel door middel van hun be
leidsorganen moeten zorgen, dat de zakelijke activi
teit verricht blijft worden in het boeren- en tuin-
dersbelang en een afglijden van ondernemingsacti
viteiten in andere richting wordt beteugeld.
Waar zeggenschapsmogelijkheden zich niet vóór
de besluitvorming presenteren, is de verantwoor
dingsplicht achteraf op zijn plaats. In het bijzon
der geldt dit voor de massa. Opening van zaken
moet daarbij worden gegeven, zoveel als mogelijk is.
Bij lopende zaken kan dit in bepaalde gevallen
ongewenst zijn. Het is duidelijk, dat de zeggen
schap van de massa tot zijn recht moet kunnen
komen en komt door middel van de door haar inge
stelde bestuursorganen en de door haar daarin
benoemde personen, die nadrukkelijk met het be
heer en dus de zeggenschap zijn belast. Zo niet,
dan is een zakelijk, slagvaardig beleid niet mogelijk.
IVEZE gedachten werden door Ir. De Boer weer-
gegeven tegen de achtergrond van zijn mening,
dat de organisatorische opzet en de werkwijze van
verenigingen en Cebeco zich moet aanpassen aan
de zakelijke eisen en niet andersom. Dit alles onder
de erkenning, dat het in de coöperatie niet alleen
maar kan gaan om het nemen van een groot aan
tal zakelijke beslissingen in rationeel verband met
elkaar.
Ingaande op het oude patroon van de Cebeco-
nisatre met het grootste deel kleine leden, maar een
eigen verantwoordelijkheid en eigen beheer en be-
leidsmogelijkheden was het de overtuiging van de
heer De Boer dat er veel is dat vraagt om samen
voeging en verlegging van verantwoordelijkheden
door grotere samenhang van de belangenbeharti-
gingen. Zijn, zo vroeg hij zich af, de beide schakels
ledenverenigingen en Cebeco nog wel op de juiste
wijze aan elkaar gehaakt? Ir. De Boer was van
mening dat dit niet het geval was en zei hierover
onder meer: Cebeco is niet meer een centrale orga
nisatie met het grootste deel kleine leden, maar een
centraal onderdeel van een totale organisatie» be
heerst door het nieuwe type leden-coöperaties n.l.
grote verenigingen en grote combinaties. Enkele
gedachten met betrekking tot de positie van Cebeco
in de toekomst, legde Ir. De Boer aan de vergade
ring voor:
Het optreden van de Cebeco-groep „naar buiten"
moet zoveel als mogelijk is onder de naam van en
door het apparaat van Cebeco geschieden.
Onder „naar buiten" moet worden verstaan: bui
ten de totale Cebecogroep, dus derden, andere on
dernemingen, zowel Nederlandse als buitenlandse.
De boeren en tuinders hebben contact met hun
eigen coöperaties, die wel een Cebeco-stempel dra
gen, maar verder hun eigen identiteit hebben.
De verhouding tussen Cebeco en de streek ver
eniging moet onder de loupe worden genomen. Wel
licht kan de verhouding op enkele gebieden zo
blijven als zij nu is, verbeteringen uiteraard niet
(Vervolg van pag. 15)
LANDBOUWSTAMBONEN
Dit betreft thans praktisch geheel bruine bonen,
die in hoofdzaak in Zeeuws-Vlaanderen worden
geteeld.
Het totale verbruik in Nederland -f- de export
bedroeg de laatste jaren ruwweg 10.000 ton. De
export bedroeg 2000 a 2500 ton, waarvan het groot
ste deel naar Zweden. De binnenlandse afzet is dus
het belangrijkste.
Vergroting van de afzet in de komende jaren lijkt
ons nauwelijks aanwezig. Dat betekent dus dat de
teeltomvang in elk geval niet vergroot kan worden.
Wat de mogelijke concurrentie uit andere landen
betreft hebben wij de overtuiging dat de Hollandse
bruine bonen door de goede smaak een sterke posi
tie innemen.
Teneinde de kostprijs laag te houden zal bij
voortduring gestreefd moeten worden naar ratio
nalisatie van teelt en vooral van de oogst. Wat de
teelt betreft komen de precisiezaai en de chemische
-onkruidbestrijding, alsmede het gebruik van ziekte-
resistente rassen aan deze wens tegemoet
Het thans algemeen geteelde ras Bern is resistent
tegen de vetvlekkenziekte maar bleek de laatste
jaren behoorlijk vatbaar voor de vlekkenziekte. Het
laat zich aanzien dat ook tegen deze ziekte spoedig
resistentie zal zijn gerealiseerd.
Wat de oogst betreft zijn eveneens reeds vorde
ringen gemaakt: afschoffelen of maaien met de Bu-
satis-dubbele messebalk.
Het machinaal plukken van de rijpe peulen bleek
uiteindelijk, althans met de huidige rassen, geen
mogelijkheden te bieden.
Het is duidelijk dat men hiervoor rassen met
weinig vliezige, moeilijk openspringende peulen
dient te hebben.
Het consulentschap te Axel ziet nog interessante
aspekten in het maaien (c.q. afschoffelen) gevolgd
door machinaal laden met zelfladende wagen om
daarna met beluchting te drogen op het erf onder
ademende plastic.
CONSERVENVRUCHTEN
Vooral na de oorlog heeft in West-Europa de
groenteverwerkende industrie een enorme expansie
ondergaan. Men mag veilig aannemen dat deze
uitbreiding zich verder zal voortzetten.
Naarmate de teelt en vooral de oogst gemecha
niseerd kon worden en nadat de teelt vrij werd
gegeven ging men de teelt van conservengroentes
in grote eenheden uitoefenen; dat betekende teelt
op landbouwbedrijven.
De doperwten^zijn hier duidelijk vooropgegaan,
daarna volgden de sperciebonen, vooral toen de
machinale pluk tot ontwikkeling kwam; thans zien
wij ook de tuinbonen meer en meer naar de akker
uitsluitende (landbouwwerktuigen, bestrijdings
middelen e.a.), maar op het gebied van de mest
stoffen, van de veevoedergrondstoffen, op een aiv
dere wijze ook bij zaaizaden en pootgoed, moei reke
ning worden gehouden met een zich sterk wijzi
gende situatie.
Is het niet beter, omdat er sprake is van rechten
en verplichtingen, de statuten van Cebeco te ver
anderen, opdat niet aan de directeuren van Cebeco
enerzijds en die van verenigingen anderzijds wordt
overgelaten hoe zij incidenteel een en ander mid
dels contracten regelen? Is het niet beter de boeren
en tuinders middels de beleidsorganen van hun co-
operaties, het kader vast te laten stellen binnen
hetwelk zakelijk gehandeld mag worden?
In onze besprekingen met directeuren van ver
enigingen is van die zijde een plan geopperd voor
een totale samenwerking, zowel horizontaal als ver-
ticaal, a.h.w. een landelijk Cebeco, dat boeren en
tuinders als leden heeft.
Ir De Boer zag op langere termijn uit een en ander
voortkomen dat door de gelijke zakelijke ver
houding van iedere vereniging tot Cebeco het wel
eens gemakkelijker zou kunnen worden om vereni
gingen ook in de gewesten van ons land tot onder
linge samenwerking op horizontaal niveau te bren
gen. Hij had geloof in de stelling, dat het gemakke
lijker is partijen tot samenwerking te brengen, wan
neer men ze allen richt op de verwezenlijking van
een gemeenschappelijk doel dat buiten hun eigen
kring ligt, dan door ze alleen maar onderling met
elkaar te laten praten.
Het voorgaande was slechts „een greep" uit de
interessante inleiding door Ir. IJ de Boer uitgespro
ken. De volledige inleiding zal in „Samen Sterk"
worden gepubliceerd, zodat de belangstellende
lezer daarin nader van een en ander kennis kan
nemen.
ZIJN DE KOSTEN VAN CEBECO TE LAAG
Ook de direktie van Cebeco in Rotterdam signa
leert de aanzienlijke kostenstijgingen binnen hun
ondernemingen. Vooral in de arbeidsintensieve af
delingen en bedrijven is het bijna niet mogelijk de
stijgingen door grotere omzetten op te vangen. Het
behoort tot de taak van een direktie de kosten
voortdurend op hun doelmatigheid te testen. Om
bij Cebeco te blijven, in het boekjaar 1965/'66 be
droegen de kosten rond 11,8 miljoen en in 66/67
ruim 13 miljoep. De omzet steeg van ƒ784 mil
joen tot ƒ855 miljoen. Wij vinden het jammer, dat
uit het gepubliceerde jaarverslag niet te lezen valt
hoeveel Cebeco de laatste jaren aan ontwikkelings
kosten uitgeeft. Wij vragen ons namelijk af welke
bedragen hiermee gemoeid zijn. Mede gelet op de
betekenis van Cebeco als industriële en handels
organisatie. Vooral nu is het toch van het grootste
belang, dat deze nationale coöperatie alles in het
werk stelt om niet alleen bij te blijven, maar zo mo
gelijk op de ontwikkeling vooruit te lopen. Dat
vraagt om onderzoek, voorbereiding en uitvoering,
zonder dat daar direkt opbrengsten tegenover staan.
Het zou wel eens kunnen zijn, dat de kosten nog
niet voldoende stijgen. Als toenemende omzetten
onvoldoende soulaas bieden, dan moeten de mar
ges maar omhoog. De boeren en tuinders in Neder
land zijn gebaat met een up to date Cebeco. Liever
nu een ietsje meer betalen dan in de komende jaren
achteraan te komen. Kosten thans mits verant
woord kunnen voor de toekomst van groot be
lang zijn
J. D.
bouw gaan nu ook deze peulvrucht uit het loof kan
worden gedorsen.
Enkele cijfers over de oppervlaktes contractteelt
voor conserven in de akkerbouw-sektor in 1967.
doperwten 7.900 ha
sperciebonen 1.650 ha
tuinbonen 150 ha
Regionaal verschilt de omvang van deze teelten
nogal wat. Een opmerkelijk belangrijk produktie-
gebied voor alle drie de consedvenpeulvruchten
is westelijk Noord-Brabant.
Men kan zich afvragen of de provincie Zeeland
t.z.t. bij verdere uitbreiding van de industriële pro-
duktie ook niet in de sfeer van de grondstoffenpro-
duktie zou kunnen komen te liggen.
Wij zijn geneigd om deze kansen niet al te hoog
aan te slaan. Niets wijst er namelijk op dat een
verdere uitbreiding van de contractteelt in weste
lijk Noord-Brabant moeilijkheden zou ondervinden.
Bedenken wij daarbij dat het Brabantse teeltgebied
dichter bij de industrie ligt dan Zeeland.
Men kan zich overigens nog afvragen of Zeeland
kansen zou hebben aan de Belgische industrie te
leveren.
Ook dit aspekt slaan wij voorshands niet hoog
aan.
Tenslotte is er een algemener probleem aan de
orde wanneer wij West-Europa bekijken. Het komt
er op neer dat de Nederlandse groenteconserven-
industrie in de toekomst zware concurrentie gaat
ondervinden van die in Bèlgië en vooral Noord-
Frankrijk. Wij geven de Nederlandse industrie heu#
wel een kans maar menen dat de concurrentie zwaar
zal zijn.