39
De Raad van Ministers heeft herfst 1967
het suikerreglement aanvaard. Een regeling
waarhij de produktie en consumptie van sui
ker in de E.E.G. met elkaar in evenwicht zijn,
zou neerkomen op een bietenprijs van plus
mipus 55 per ton hij 16 gehalte.
Voor de Nederlandse boer, die in tegen
stelling tot zijn E.E.G.-partners de pulp niet
terug krijgt, zou dit worden 55 -f- plus mi
nus 5 voor de pulp plus minus 60.
Door politieke hesluiten is de basisprijs
echter niet komen te liggen op 55, maar op
62 (Nederland ƒ67).
Het gevolg is overproduktie, en daarom
heeft men een quotumsysteem ingevoerd. De
E.E.G.-produktie boven het quotum tot 135
brengt de half magere prijs op van 36
(Nederland, fél). Boven 135% zal op de
wereldmarkt afgezet moeten worden (magere
su.iker).
De produktie van suiker in de E.E.G. wordt
voor 1968/1969 geschat op 7.000.000 ton, de
consumptie op 6.000.000 ton.
Het gevolg zal zijn dat er in de E.E.G. een
overproduktie komt van 1.000.000 ton suiker.
Dit gaat de gemeenschap 360 miljoen per
jaar kosten of 3.000 per ha per jaar voor
iedere hectare suikerbieten die er teveel is.
Dit zijn nog kleine bedragen als men bedenkt
dat het E.E.G.-zuivelbeleid de gemeenschap
3,5 miljard per jaar kost.
Nederland heeft hetzelfde quotum ge
kregen als België. Het gevolg van het goede
oogstjaar zal voor Nederland betekenen een
suikeroverschot van 100.000 ton, wat zijn
konsekwenties op de uitbetalingsprijs zal
hebben.
|N tegenstelling tot Nederland heeft België geen
Coöperatieve Suikerfabrieken. De Belgische boer
(zo zegt men) is „daarvoor te individualistisch inge
steld. Hij wenst zijn zaakjes zelf te regelen zonder
leveringsplicht". Vandaar ook de veelheid van parti
culiere suikerfabrieken (21) en fabriekjes met hun
onderlinge concurrentie. Zo is er de grootste groep
van suikerfabrieken te Tienen die ca. 75 van alle
bieten verwerken. Verder de groep te Lippens met ca.
10 en de groep te Naveaux met 4 De rest wordt
door een aantal kleine tot zeer kleine fabriekjes ver
werkt.
De grootste verwerkingscapaciteit hebben de fa
brieken te Wanze (8 k 10.000 ton bieten per dag) en
te Tienen (ca. 6000 ton bieten per dag).
De leveringsvoorwaarden wijken dan ook af met
hetgeen In Nederland gebruikelijk is. Zo moeten bijv.
de fabrieken contractueel binnen de daartoe gestelde
leveringstermijn van 8 weken alle bieten afnemen.
Kan een betreffende fabriek de aanvoer niet verwer
ken dan wordt aan de boeren een onlopende (ooslag)
vergoeding betaald voor de tijd dat er nog bieten
op het erf opgeslagen moeten blijven liggen. De fa
brieken trachten dan ook de campagne zoveel moge
lijk te bekorten en binnen de 8 weken te houden. Dit
jaar begon deze'op 3 oktober en werd op 7 december
afgesloten!
Enkele gegevens over de Belgische suikerbietenteelt
van- de laatste jaren (afgerond).
Kristal
Wortel-
Gem.
Areaal
suiker-
opbrengst
suiker
Jaar
ha
produktie
ha
gehalte
1963
57.400
319.200
37 450
16 95
1964
63.900
501.000
52 000
1685
1965
65.360
379.500
38.800
16.45
1966
66.470
375.000
38.900
15.50
1967
77.870
520.000
50.000
±15.6
(raming)
HET BELGISCH „BIETENINSTITUUT"
MET in 1932 door de Belgische Suikerindustrie op
gerichte „Belgisch Instituut tot verbetering van
de Biet" (B. I. V. B.) heeft veel voor de goede voorlich
ting aan de bietentelers gedaan. De financiering van
dit Instituut wordt voor 85 door de fabrieken ge
dragen terwijl de overheid de resterende 15 be
taald. In de 30-er jaren begon dit Instituut op proef-
schaal met de selectie en de zaadteelt.
Omdat België in de tweede wereldoorlog en de eer
ste jaren daarna hoofdzakelijk was aangewezen op
de import van suikerbietenzaad uit de U. S. A. en
Rusland (zaad met lage opbrengsten en zeer veel
schieters), richtte de Belgische Suikerindustrie in 1948
de Belgische Maatschappij voor Suikerbeetzaad (B. M.
V. S.) op. In 1949 kwam de B. M. V. S. op de Belgi
sche markt met het door het B. I. V. B. gekweekte
diplolde ras „X-E".
De situatie is tot 1 Januari 1968: het B. I. V. B.
kweekt en de B. M. V. S. zorgt voor vermeerdering
en afzet van het zaad. Na 1 januari 1968 zal de B. M.
V. S. het kweekrecht van het Instituut overnemen.
In 1943 begon het Instituut te werken aan een poly
ploid ras, dat in 1959 resulteerde in opname op de
Belgische rassenlijst van het ras „Poly-x", de naam is
later „Polyx" geworden. In 1962 werd Polyx in de
Nederlandse rassenlijst opgenomen.
De Polyx is ontstaan uit kruising van ±16 diploïde
met 24 tetraplolde lijnen. Deze brede basis van de
Polyx geeft een groot aanpassingsvermogen en dit
ras wordt dan ook in België, Nederland, Frankrijk tot
ta Marokko en Turkijke verbouwd.
Het percentage van het Belgische suikerbieten-
Tevens wordt op meer dan 96 van het areaal
chemische onkruidbestrijding toegepast.
In tegenstelling tot Nederland wordt in België al
gemeen een volleveldsbespuiting „Avadex" gebruikt
vóór het zaaien, dit om de grasachtigen vooral
duist te vernietigen.
Het op eindafstand zaaien, zoveel zaadjes neerleg
gen dat er bij een veldopkomst van, 50 precies
genoeg planten/ha komen te staan, heeft de belang
stelling van de Belgische bietenteler. De kiemomstan-
digheden zijn bij dit riskante systeem van zeer groot
belang, daarnaast dient men beslist speciaal-zaad en
chemische onkruidbestrijding te gebruiken. Het op
eindafstand zaaien wordt voornamelijk toegepast op
de leemgronden afslibbaar van 17 k 18), die 50 k
60 van het Belgische bietenareaal beslaan.
NAJAARSMECHANISATIE
IJOOR het systeem van op eindafstand zaaien en
ook mechanisch dunnen neemt het procent on
regelmatige gewassen toe, het koppen van zo'n gewas
geeft veel verliezen. In België ziet men de oplossing
voor dit probleem in de 6-rijige ontbladeraars met
scalpeermessen. Er wordt geschat dat nu reeds 15
k 20 van de suikerbieten op deze manier worden
gerooid.
Het systeem is interessant voor de boer omdat een
daling van 0,1-^0,2 in suikergehalte duidelijk ge
compenseerd wordt door meer worteloobrengst.
Daar komt nog bij dat door uitbreiding van het
suikerbietenareaal in België er meer pulp ontstaat.
Omdat de Belgische bietenteler de pulp van zijn bie
ten weer terugkrijgt van de fabriek, is de belangstel
ling voor koppen en blad dalende; met als gevolg stij
gende belangstelling voor ontbladermachines.
In 1966 was de Drijs voor konpen en blad/ha
Bfrs 7 k 8000, in 1967 was dit Bfrs 3 k 4000. Op de
gemengde bedrijven met kleine oppervlakte suiker
bieten wordt nog veel gerooid door loonwerkers met
1-rijige verzamelrooiers waarbij ook de koppen
blad worden verzameld. De koppen blad worden
dan vaak met de pulp ingekuild. BI.
LJET Belgische suikerbietenareaaf dat Jarenlang
tussen de 57.000 en 63.000 ha schommelde,
stijgt in 1965 tot ruim 65.000 ha, in 1966 tot circa
66.500 ha en neemt dank zij een goed gerichte pro
paganda in 1967 een sprong tot circa 77.900 ha.
En aangezien België in de E.E.G.-suikerregeling
voor 1968 een contingent van 550.000 kg suiker toe
gewezen heeft gekregen, wordt verwacht dat het
areaal tot 88.000 - 90.000 ha zal toenemen. Een uit
breiding die voornamelijk mogelijk zal zijn in de
Vlaanderen waar de vruchtwisseling met suiker
bieten nog 1 7 is. Daarnaast nog een beperkte
mogelijkheid tot uitbreiding in Henegouwen met een
vruchtwisseling van 1 op 5 a 6. De verwerking van
de met dit toenemende areaal grotere bietenoogst
zal de Belgische suikerindustrie geen direkte moei
lijkheden opleveren. Vóór 1967 duurde de cam
pagne nooit langer dan slechts acht weken. De
areaaluitbreiding van 1967 kon dan ook gemakke
lijk opgevangen worden door een iets langere cam
pagne. En gezien de nog niet benutte capaciteit zal
ook de voor 1968 verwachte areaaluitbreiding en
de daarmee samenhangende bietenopbrengstver-
hoging geen onoverkomelijke bezwaren met zich
meebrengen.
areaal dat in 1967 met Polyx is bezaaid bedraagt
65 waarbij het een vraag is in hoeverre de mono
poliepositie van de Belgische zaadteeltindustrie op
dit cijfer van invloed is. In Nederland is in 1967 ca.
7/2 van het bietenareaal met Polyx ingezaaid,
waarbij naar verhouding in Friesland, Groningen,
Utrecht en Gelderland op de daarvoor geschikte gron
den een hoge/ percentage, variërend van 1020
is ingezaaid, terwijl ook in Zeeuws-Vlaanderen de be
langstelling voor dit ras bepaald toeneemt.
De verbetering van de rassen gaat echter voort.
Zoals reeds de vorige week is vermeld, wordt er hard
gewerkt aan de genetisch monogerme variëteiten. Bin
nen enkele jaren hoopt men de variëteit „Monopolyx"
op de markt te brengen.
DE MECHANISATIE.
|N België wordt bijna voor 100 zaad van poly-
ploïde rassen gezaaid met gebruikmaking van
precisie zaai. De Belgische suikerfabrieken hebben
deze hele ontwikkeling sterk gestimuleerd door zelf
veel „Tank"-zaaimachines te kopen en deze later aan
loonwerkers verkocht.