In dit Kerstnummer 1967 g> ;r si m ïajwt htet gesprek op de dag voor Kerstmis 2 aangedragen door uw redakteur 1e KATERN De pagina's voor de Vrouw Kerstmis 1967 Waar gaan we heen? Recepten Van kalkoenen en een Brabantse boerin rkeer „Kerstnacht in Franeker" stand van zaken", een overdenking tussen Kerstmis en Nieuwjaar Landbouwgewassen en hun namen, ook de Zeeuwse Over schapen en Scotland Yard bij de koeien Over „Tin" valt veei te vertellen Oude boerderijen in Zeeland. De XVIe aflevering va onze bekende serie. Ditmaal over het „Huys Vermuyden te Schakerloo (Tholen) Cox Orange 30 jaar geleden. Een duik in de geschie denis van een bekend fruitras Ook historisch is het artikel over „Oude weggetjes uit de Wester Ban van Schouwen omstreeks 1873" pag. 4-5 pag. 6 pag. 7 pag. 8-9 pag. 11 pag. 17 pag. 19 pag. 20 - 21 pag. 22 - 23 pag. 24 - 25 pag. 27 pag. 29 3e KATERN o.m. De openingsrede van de Algemeen Voorzitter der Z. L M. ir. J. Prins, uigesproken op de Algemene Vergadering maandag 18 december te Middelburg pag. Zeeuwse agenda en andere aktualiteiten De bekende Hoechst-puzzel voor de puzzelaars onder onze lezers met fraaie prijzen De Plattelands Jongeren Gemeenschap Zeeland brengt dit keer twee pagina's verzorgd door P. J. G. Noord- Beveland en.daar het eerste katern reeds enige dagen eerder gedrukt was, voordat de redakteur het laatste katern gereed had, zal er op de overige pagina's nog wel het een en ander te vinden zijn 33 - 35 e. v. pag. 34 pag. 40 - 41 pag. 46 - 47 „Neem nu mijn vrouw hè?" Ik moet het mannetje dat deze woorden sprak nogal verdwaasd hebben aangestaard, want het drong pas later tot mij door dat ze tot mij gericht moesten zijn. Bovendien kende ik zijn vrouw hele maal niet en had ik hèm pas enkele minuten ge leden voor het eerst van m'n leven gezien. Hij zat er al toen ik de wachtkamer van het zie kenhuis binnenstapte, waar ik mij moest vervoegen voor een periodieke controle. Toen ik niet meteen reageerde, vertrok zijn ge zicht in een pijnlijke grimas, waardoor het niet mooier werd. Het was een bijzonder gezicht. Hij had zich waarschijnlijk vergeten te scheren en zijp haar was kort en ruig. Het geheel deed denken aan een kokosnoot met twee onschuldig kijkende blauwe ogen. Ik zag dat hij weer moed verzamelde en hij waag de het opnieuw. „Neem nu mijn vrouw hè, die vond de kerst dagen altijd de fijnste van het jaar". Het bleek dat hij niet verwachtte dat ik van ver bazing van mijn stoel zou vallen of, wie weet, tranen uitbarsten, want hij vervolgde met een: ../ja, ik zal het nu zonder haar moeten doen, hè". Waar om dat „hè" er achteraan kwam was niet hele maal duidelijk, ik kon moeilijk beamen wat hi,5 zei, eenvoudig omdat ik niet wist wat er met zijn vrouw was gebeurd. Dit scheen echter tot hem door te dringen, want haastig zei hij: „Mijn vrouw ligt op zaal 13 ziet u?" Ik knikte maar eens, alhoewel ik niet wist welke soort zieken er op zaal 13 behandeld werden. Hij wendde zijn hoofd af, zat enige ogenblikken voor zich uit te staren en zei toen zonder me aan te kijken: „Ik denk nog vaak aan de tijd toen de kinderen nog thuis waren. We hebben er drie, ziet u. Twee dochters en een zoon", en terwijl hij zijn hoofd weer naar mij toedraaide, „een flinke jon gen hoor". Het laatste zei hij op een toon alsof ik hem dat zou willen betwisten, wat natuurlijk onzin was, om dat ik de zoon evenmin kende. „Hij is nu heel wat in dat Australië. Tja, kinde ren gaan nu eenmaal hun eigen weg hè". -Wat ik met een instemmend knikje bevestigde. Hij had „dat Australië" met grote minachting uit gesproken en ik voelde welk een wrok de man moest hebben tegen dat onbekende werelddeel dat zijn kinderen had opgeslokt. Ik dacht aan mijn eigen gezin, mijn twee zonen nu veertien en achttien jaar. Eens zouden zij ook het ouderlijk huis verlaten. Aan de mogelijkheid dat zij eens helemaal uit ons leven zouden kunnen verdwijnen, hadden mijn vrouw en ik nooit gedacht. Mijn gedachten werden onderbroken door ge grinnik. „Tja, weet u, het was bij ons vroeger een ge zellige boel, hè? Vooral met Kerstmis. Met z'n al len gingen we een mooie boom kopen en een feest dat het daarna washet optuigen al, hè". Hij schudde het hoofd om zoveel plezier. Maar ineens werd zijn gezicht weer ernstig. „Nee, dat viel niet mee hoor, toen ze zo vlug achter elkaar weggingen". Wat vrolijker vervolgde hij: „Toen we later sa men waren hebben we de Kerstmis net zo door gebracht als daarvoor. Natuurlijk ook een boom met dezelfde versierselen, we zongen dezelfde lie deren en gingen om dezelfde tijd naar de kerk. Daarna zongen we nog wat bij hun foto's. Zo was het net of ze er nog een beetje bij waren. Maar deze keer zal mijn vrouw er ook niet bij zijn, zij is nu al weer maanden hier. Ik heb een boom gekochtbegrijpt u..... Ik begreep het. Ook de ontzettende tragiek die hierachter stak. En ik nam hem eens beter op. Hij zat met gesloten ogen en was in gepeins verzon ken. Doodsbang was hij na z'n kinderen nu ook zijn vrouw zou verliezen. Op het moment dat ik hem enkele woorden van troost wilde toevoegen keek hij me aan, alsof hij mijn gedachten geraden had. Ik zag een traan in zijn ogen blinken. „Misschien wordt ze wel weer beter, hè", zei hij. Al zijn hoop en geloof voor de toekomst had hij in die woorden gelegd. Op dat moment stak een verpleegster haar hoofd om de hoek van de deur. „U kunt naar uw vrouw, meneer Van Dam". Haastig stond hij op en zei: „Prettige kerstda gen, meneer, enhet was een fijn gesprek". Voor ik iets terug kon zeggen was hij achter de deur verdwenen, op weg naar zijn vrouw. Het was een fijn gesprekhad hjj gezégd. En dan te bedenken wat er in al die tijd over m'n lippen gekomen was. I Ph. E. VAN BENTHEM.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1967 | | pagina 2